Page 41 of 136

39
Programmeren van het laden
IndicatorenStatus OorzakenActies/Opmerkingen
Knipperen enkele seconden. De laadkabel is niet juist aangesloten.Controleer de kabel.
Er is een storing in uw elektrische
installatie. Laat de installatie controleren door een
professionele installateur.
Knippert enkele seconden. De selectiehendel staat niet in de stand P. Zet de selectiehendel in de stand P.
Programmeren van het thermische comfort
IndicatorenStatus OorzakenActies/Opmerkingen
Knipperen enkele seconden. De laadkabel is niet juist aangesloten.Controleer de kabel.
Er is een storing in uw elektrische
installatie. Laat de installatie controleren door een
professionele installateur.
Knipperen enkele seconden. De tractiebatterij is onvoldoende geladen.Zorg dat de tractiebatterij wordt opgeladen
en begin opnieuw met de programmering.
Knippert enkele seconden. Een portier is niet goed gesloten.Sluit alle portieren en begin opnieuw met
de programmering.
De selectiehendel staat niet in de stand P . Zet de selectiehendel in de stand P.
3
Ergonomie en comfort
Page 42 of 136

40
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
De lichtschakelaar heeft verschillende standen
om de zichtbaarheid van de auto en het zicht
van de bestuurder geleidelijk aan te passen
aan de omstandigheden:
-
p
arkeerlicht: om gezien te worden,
-
d
imlicht: voor een optimaal zicht zonder
medeweggebruikers te verblinden,
-
g
rootlicht: voor een optimaal zicht op wegen
zonder ander verkeer.
Aanvullende verlichting
Er is aanvullende verlichting voor specifieke
rijomstandigheden:
-
e
en mistachterlicht om van afstand gezien
te worden,
-
m
istlampen vóór voor nog beter zicht,
-
d
agrijverlichting: voor een betere
zichtbaarheid van uw auto overdag.
Ring voor de selectie van de
stand van de hoofdverlichting
Draai aan ring om het symbool van de
gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.
Dimlicht of grootlicht.
Parkeerlicht.
Automatische verlichting.
Uit.
Grootlichtschakelaar
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Verlichting en zicht
Page 43 of 136

41
Mistlampen vóór en
mistachterlichten
Ring voor de selectie van de mistverlichting
Deze verlichting werkt in combinatie met
parkeerlicht, dimlicht en grootlicht.Mistlampen vóór en mistachterlicht:
F
D
raai de ring één keer naar voren om de
mistlampen vóór in te schakelen.
F
D
raai de ring twee keer naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.
F
D
raai de ring één keer naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen.
F
D
raai de ring twee keer naar achteren om
de mistlampen vóór uit te schakelen. Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik van
de mistlampen vóór en het mistachterlicht
niet toegestaan. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend
voor medeweggebruikers.
Vergeet niet de mistlampen vóór en het
mistachterlicht uit te zetten zodra ze niet
meer nodig zijn.
Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet en het
bestuurdersportier wordt geopend, klinkt
een geluidssignaal om aan te geven dat
de verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.
Richtingaanwijzers De ring springt automatisch terug in zijn
oorspronkelijke positie.
Het mistachterlicht wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer u het dimlicht /grootlicht
uitschakelt.
F
L
inks: duw de hendel omlaag, voorbij het
zware punt.
F
R
echts: duw de hendel omhoog, voorbij het
zware punt.
Dagrijverlichting
Specifieke dagrijverlichting voor een betere
zichtbaarheid van uw auto.
De dagrijverlichting wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart en
geen andere verlichting ingeschakeld is.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
Hoewel deze verlichting in dezelfde
behuizing als de mistlampen vóór is
ondergebracht, werkt de verlichting met
een specifieke lamp.
Het gebruik van deze verlichting is
conform de verkeersregels.
4
Verlichting en zicht
Page 44 of 136

42
Automatische verlichting
Automatische verlichting
Als de ring van de lichtschakelaar in de stand
AUTO staat, worden het parkeerlicht en het
dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende
is.
De sensor bevindt zich onderaan de voorruit.
Dek de lichtsensor niet af. De aan de
sensor gekoppelde functies worden dan
niet meer geregeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Automatisch uitschakelen
Als de lichtschakelaar in de stand "AUTO"
staat, ter wijl het contact in de stand "LOCK"
of "ACC" staat of als de sleutel uit het contact
wordt ver wijderd, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld wanneer het
bestuurdersportier wordt geopend .
Koplampen in hoogte
verstellen
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.
0.Alleen bestuurder of bestuurder +
1
passagier voorin.
1 of 2. 4 personen (inclusief bestuurder).
3. 4 personen (inclusief bestuurder) +
maximaal toegestane belading.
4. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
De stand " 0" is de basisinstelling.
Ruitenwisserschakelaar
De ruitenwisserschakelaar bestaat uit de
hendel A en de ring B .
Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het
gebied rondom de ruitenwisserarmen en
-bladen en van de voorruitrand alvorens
de ruitenwissers in te schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
Verlichting en zicht
Page 45 of 136

43
Ruitenwissers vóór
A.Selecteren van de wissnelheid: zet
de hendel in de gewenste stand.
Enkele wisslag.
Uit.
Interval (handmatig verstelbare
frequentie).
Langzaam.
Snel.
B. Ring voor aanpassing intervalstand
F
D
raai aan deze ring om de
wisfrequentie in de intervalstand
te verhogen of verlagen.
Ruitensproeiers voor
Trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers
treden in werking en na enige tijd worden ook
de ruitenwissers ingeschakeld.
Ruitenwisser achter
C. Ring voor de selectie van de
ruitenwisser achter:
Uit.
Intervalstand.
De ruitenwisser wist tweemaal en schakelt
ver volgens naar de inter valstand met een
interval van enkele seconden. Sproeien en wissen.
Houd de ring in deze stand om de
ruitensproeier te activeren en verschillende
keren te wissen met de ruitenwissers.
Plafonnier
Stand 1 "AAN"
De plafonnier is permanent ingeschakeld.
Stand 2 "●"
De plafonnier gaat branden wanneer een
portier of de achterklep geopend wordt;
wanneer het portier of de achterklep weer
gesloten wordt, wordt de verlichting gedurende
enkele seconden geleidelijk gedimd voordat
deze uitgaat.
De plafonnier gaat echter direct uit wanneer de
portieren en de achterklep gesloten zijn en u de
auto van binnenuit of via de afstandsbediening
vergrendelt.
4
Verlichting en zicht
Page 46 of 136
44
Controleer alvorens de auto te verlaten of
de plafonnier niet blijft branden.
Als deze permanent blijft branden, wordt
de 12V-accu ontladen (ook al is de
tractiebatterij opgeladen of wordt deze
geladen).
In dat geval kan de auto niet meer worden
gestart.
Stand 3 "UIT"
De plafonnier is permanent uitgeschakeld.
Verlichting en zicht
Page 47 of 136

45
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto
zijn labels aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie
over de identificatie van uw auto.
Ver wijder ze niet: ze horen namelijk bij de
auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in
staat u dit te bieden.Belangrijke informatie:
-
H
et monteren van elektrische
uitrustingen of accessoires die
niet onder een artikelnummer in
het assortiment van PEUGEOT
voorkomen, kan tot een hoger verbruik
leiden en storingen in het elektronische
systeem van uw auto veroorzaken.
Ga naar het PEUGEOT-netwerk voor
meer informatie over het aanbod aan
accessoires met een artikelnummer.
-
U
it veiligheidsoverwegingen is
toegang tot de diagnoseaansluiting,
die is gekoppeld aan de elektronische
systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is
over geschikt gereedschap (kans op
storingen in de elektronische systemen
die kunnen leiden tot pech of ernstige
ongevallen). De fabrikant kan niet
aansprakelijk worden gesteld als deze
aanwijzing niet wordt opgevolgd.
-
W
ijzigingen of aanpassingen die
niet door PEUGEOT zijn voorzien
of toegestaan, of die niet volgens
de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot
het ver vallen van de wettelijke en
contractuele garanties. Monteren van als accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van
de voor montage geschikte zenders
opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG).
Afhankelijk van de landelijke wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto enz.
5
Veiligheid
Page 48 of 136

46
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode knop indrukt, knipperen alle vier de richtingaanwijzers tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de remlichten
De remlichten gaan in bepaalde gevallen
automatisch branden als u het gaspedaal
loslaat.
Dit is afhankelijk van de mate van deceleratie.
Geluidssignaal voor
voetgangers
(Afhankelijk van de uitvoering.)
Met dit systeem worden voetgangers
geattendeerd op het naderen van de auto.
Als de auto wordt gestart, gaat het lampje van de
toets gedurende enkele seconden branden om
aan te geven dat het systeem is geactiveerd.
Werking
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel. Het geluidssignaal voor voetgangers is te horen
bij een wagensnelheid van 0 tot 35
km/h.
Uitschakelen
Bij bepaalde rijomstandigheden kunt u het
systeem uitschakelen.
Druk op deze toets.
Het lampje van de toets gaat branden en het
geluidssignaal stopt.
Wanneer u hier nog een keer op drukt, wordt
het systeem weer ingeschakeld.
Het lampje van de toets gaat uit. Schakel het systeem alleen uit als u in een
gebied rijdt waar weinig voetgangers zijn.
Het systeem wordt automatisch opnieuw
ingeschakeld bij iedere nieuwe start.
Storing
Bij een storing in het systeem gaat het lampje
van de toets branden. Neem contact op met
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren.
Veiligheid