Page 17 of 136

15
Bij koud weer wordt er minder energie
teruggewonnen tijdens het vaart minderen.
Kilometerteller Charge-zone
De wijzer slaat naar links uit. Hoe meer de
tractiebatterij tijdens het vaart minderen en
remmen wordt opgeladen, hoe meer de wijzer
naar links uitslaat.
Display op het
instrumentenpaneel
Als het contact in de stand "ON" staat, kunt u,
door een paar keer achter elkaar op de knop
A te drukken, verschillende gegevens op het
display weergeven.
De kilometerteller geeft de totale
kilometerstand van de auto aan. Druk op de toets A
.
De totale kilometerstand wordt weergegeven
op het display.
Eenheid boordcomputer wijzigen
Houd wanneer de kilometerteller wordt
weergegeven toets A enkele seconden
ingedrukt om de eenheid van de
boordcomputer (km/h of mph) te wijzigen.
De actieradiusindicator wordt weergegeven in
de eenheid (km of mijl) die overeenkomt met
die van de boordcomputer (km/h of mph).
Dagteller (traject A of B)
Deze twee waarden geven de afgelegde
afstand aan voor de trajecten A en B sinds de
laatste nulstelling van de teller. Druk op de knop A om het gewenste traject
weer te geven.
Resetten
Houd wanneer bij aangezet contact een van de
trajecten A of B wordt weergegeven de knop
langer dan twee seconden ingedrukt.
1
Instrumentenpaneel
Page 18 of 136

16
Dimmer dashboardverlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.
Druk bij in- of uitgeschakelde koplampen
op de knop A om de functie te selecteren.
Houd de knop ver volgens ingedrukt om de
lichtsterkte van de dashboardverlichting en de
sfeer verlichting in te stellen op "dag" of "nacht".
Elke keer dat u op de knop A drukt, neemt de
lichtsterkte toe.
Wanneer de maximale lichtsterkte is bereikt
en u nogmaals op de knop drukt, gaat de
dashboardverlichting over op de minimale
lichtsterkte.
Laat de knop A los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Zodra u de knop A loslaat wordt de instelling
geregistreerd en opgeslagen wanneer het
contact wordt afgezet.
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator geeft aan
hoever u nog ver wijderd bent van de
eerstvolgende onderhoudsbeurt volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Dit wordt berekend vanaf de laatste nulstelling
van de onderhoudsindicator.
Deze informatie kan op twee manieren worden
aangegeven:
-
d
e resterende afstand (in kilometers of
mijlen),
-
d
e resterende tijd (in maanden) tot de
volgende onderhoudsbeurt.
Druk na het aanzetten van het contact een
paar keer achter elkaar op de knop A tot de
onderhoudsindicator in de gewenste eenheden
wordt aangegeven.
Werking
1. Het display geeft de resterende afstand
of tijd tot de volgende onderhoudsbeurt
w e e r.
2. Het display geeft aan dat de
auto binnenkort toe is aan een
onderhoudsbeurt.
Elke keer dat het contact wordt aangezet,
wordt gedurende enkele seconden de
onderhoudssleutel weergegeven om
u eraan te herinneren dat u op korte
termijn een onderhoudsbeurt moet laten
uitvoeren.
3. Na het uitvoeren van de onderhoudsbeurt
is de indicator gereset en wordt de
resterende afstand/tijd tot de volgende
onderhoudsbeurt weer aangegeven.
Instrumentenpaneel
Page 19 of 136

17
Onderhoudsindicator op nul
zetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Doe dit als volgt:
F
Z
et het contact af (contact in de stand
LOCK of ACC).
F
D
ruk herhaaldelijk op de knop voor het
resetten A tot de onderhoudsindicator
verschijnt.
F
H
oud de knop voor het resetten enkele
seconden ingedrukt tot de sleutel
knippert .
F
D
ruk ter wijl de sleutel knippert op de knop
voor het resetten waarna " CLEAR" wordt
weergegeven in plaats van " ---".
De afstand (of tijd) tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt wordt weergegeven. De weergave "
---" die aangeeft dat de
auto toe is aan een onderhoudsbeurt
wordt automatisch gereset nadat er
een bepaalde tijd is verstreken of een
bepaalde afstand is afgelegd. Het display
toont dan de reseterende tijd tot de
volgende onderhoudsbeurt.
Bandenspanningscontrole
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het
bandenspanningscontrolesysteem resetten.
Voer dit als volgt uit:
F
d
ruk op de knop A om het systeem te
selecteren.
F
h
oud de knop A gedurende ten minste
3
seconden ingedrukt.
Er klinkt een geluidssignaal en het lampje
van de bandenspanningscontrole knippert
langzaam tot het systeem is gereset.
1
Instrumentenpaneel
Page 20 of 136
18
Selecteren van de gemonteerde
set banden
Als u een tweede bandenset met sensor hebt
geregistreerd, selecteer dan elke keer dat de
banden gewisseld worden de desbetreffende
set op het display van het instrumentenpaneel.
Voer dit als volgt uit:
F
d
ruk op de knop A om het systeem te
selecteren.
F
h
oud knop A meer dan 10 seconden
ingedrukt om achtereenvolgens te wisselen
van bandenset 1 naar bandenset 2 of vice
versa.
Actieradiusindicator
Deze functie geeft een schatting van het
aantal kilometers dat u nog kunt rijden tot de
tractiebatterij leeg is, daarbij rekening houdend
met de omstandigheden (rijstijl, gebruik van
verwarming, airconditioning…).
Als de actieradius te klein is geworden,
wordt er " ---" op het display aangegeven.
De actieradius kan in kilometers of mijlen
worden weergegeven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de kilometerteller
en het wijzigen van de eenheden.
Instrumentenpaneel
Page 21 of 136

19
Sleutel met afstandsbediening
Voor het centraal vergrendelen of
ontgrendelen van de auto met de sleutel
of de afstandsbediening. De sleutel met
afstandsbediening dient tevens voor het
starten van de auto en maakt deel uit van de
diefstalbeveiliging.
Uitklappen/inklappen van
de sleutel
F Druk op de knop A om de sleutel uit of in te klappen.
Ontgrendelen van de auto
Ontgrendelen met de
afstandsbediening
F Druk op de knop met het geopende hangslot om de auto
te ontgrendelen.
Na het ontgrendelen van de auto knipperen
de richtingaanwijzers tweemaal en gaat de
interieurverlichting gedurende 15
seconden
branden.
Ontgrendelen met de sleutel
F Draai de sleutel rechtsom in het slot van het bestuurdersportier om de auto te
ontgrendelen.
Na het ontgrendelen van de auto knipperen
de richtingaanwijzers tweemaal en gaat de
interieurverlichting gedurende 15
seconden
branden.
In dit geval worden de buitenspiegels niet
uitgeklapt.
Met het slot aan passagierszijde kunnen
de overige portieren en/of de achterklep
niet vergrendeld of ontgrendeld worden.
Als de auto is vergrendeld en per ongeluk
wordt ontgrendeld zonder dat binnen
30
seconden een portier of de achterklep
wordt geopend, wordt de auto automatisch
weer vergrendeld.
Vergrendelen van de auto
Tegelijkertijd worden de buitenspiegels
uitgeklapt (afhankelijk van de uitvoering).
Normale vergrendeling met de
afstandsbediening
F Druk op de knop met het gesloten hangslot om de auto te
vergrendelen. Na het vergrendelen van de auto knipperen de
richtingaanwijzers eenmaal
.
Tegelijkertijd worden de buitenspiegels
ingeklapt (afhankelijk van de uitvoering).
Normale vergrendeling met de sleutel
F Draai de sleutel in het slot van het bestuurdersportier linksom om de auto te
vergrendelen.
Na het vergrendelen van de auto knipperen de
richtingaanwijzers eenmaal .
In dit geval worden de buitenspiegels niet
ingeklapt.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die
over een geheime code beschikt. Om te
kunnen starten moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het voertuigmanagementsysteem kort nadat
het contact is afgezet en voorkomt zo dat de
auto zonder sleutel kan worden gestart.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk als uw auto niet start door
een storing in dit systeem.
2
Toegang tot de auto
Page 22 of 136

20
Als de afstandbediening niet werkt, kan de
auto niet meer met de afstandsbediening
ontgrendeld of vergrendeld worden.
F
O
ntgrendel of vergrendel de auto
eerst met de sleutel in het slot van het
bestuurdersportier.
F
R
aadpleeg vervolgens het PEUGEOT-
netwerk om de werking van de
afstandsbediening te laten controleren en
de batterij te laten ver vangen voor zover
noodzakelijk. Sleutels verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto en
uw legitimatiebewijs naar het PEUGEOT-
netwerk.
Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale
code van de sleutel en de transponder
opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.
Probleem met de afstandsbedieningDiefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering; dit kan tot
storingen leiden.
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is
een systeem met een groot bereik. Het
is raadzaam om niet met de knop van
de afstandsbediening te spelen, om te
voorkomen dat de portieren per ongeluk
ontgrendeld worden.
Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik en het
zicht van uw auto. De afstandsbediening
kan dan onbruikbaar worden.
De afstandsbediening werkt niet als de
sleutel in het contactslot zit, zelfs als het
contact uitstaat.
Sluiten van de auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan
bij een noodgeval de toegang tot de auto
voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Neem uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel met
afstandsbediening mee als u de auto
verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Bij het aanschaffen van een gebruikte
auto
Laat uw sleutels door het PEUGEOT-
netwerk in het elektronische geheugen
van de auto opslaan, zodat u er zeker van
kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels
de enige zijn waarmee de auto kan worden
gestart.
Toegang tot de auto
Page 23 of 136

21
Portieren
Openen
Van buitenaf
F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep.
Van binnenuit
F Trek aan de hendel van het voor- of achterportier om dit te openen.
Als de portieren vergrendeld zijn:
-
b
ij het openen van het bestuurdersportier
worden de andere portieren ontgrendeld,
-
he
t passagiersportier en de achterportieren
moeten eerst handmatig ontgrendeld
worden voordat ze geopend kunnen
worden.
Sluiten
Als een portier of de achterklep niet
goed gesloten is, brandt het lampje
op het instrumentenpaneel totdat het
desbetreffende portier of de achterklep
gesloten wordt.
Vergrendelen/ontgrendelen
van binnenuit
F Druk de knop op het bestuurdersportier naar voren om de portieren en de
achterklep te vergrendelen en naar
achteren om ze te ontgrendelen. Met de vergrendelknopjes op het
passagiersportier en de achterportieren
kunnen alleen de desbetreffende portieren
vergrendeld/ontgrendeld worden.
Achterklep
Openen
F Ontgrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel, druk op
de handgreep A en beweeg de achterklep
omhoog.
2
Toegang tot de auto
Page 24 of 136

22
Sluiten
F Trek aan de handgreep B om de achterklep te sluiten.
F
L
aat de handgreep los en druk licht op de
achterklep om deze te sluiten.
Ruitbediening
Systeem ontworpen voor handmatig of
automatisch openen en sluiten van een
ruit. Uitgerust met een blokkeersysteem om
misbruik van de bediening van de ruiten achter
te voorkomen. 1.
Ruitbediening bestuurderszijde.
2. Ruitbediening passagierszijde
3. Ruitbediening rechts achter.
4. Ruitbediening links achter.
5. Blokkeerschakelaar ruitbediening
passagierszijde en achter.
Werking
Contact AAN:
F
D uw of trek de schakelaar tot aan het
zware punt om de ruit te openen of te
sluiten. De ruit stopt zodra u de schakelaar
loslaat.
Na het afzetten van het contact kunnen de
ruiten nog gedurende ongeveer 30 seconden
worden bediend. Zet het contact aan om de
ruiten weer te kunnen bedienen.
Nadat het bestuurdersportier is gesloten
kunnen de ruiten niet meer worden geopend
of gesloten.
Blokkering van de ruitbediening
aan passagierszijde en achter
F Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op de schakelaar 5 om de ruitbediening
aan passagierszijde en achter, ongeacht
de stand van de ruiten, te blokkeren.
Als de schakelaar omlaag staat, is de
ruitbediening geblokkeerd.
Als de schakelaar omhoog staat, is de
ruitbediening niet geblokkeerd. Automatische bediening (bestuurderszijde)
F
D
ruk de schakelaar tot voorbij het
zware punt in. Zodra u de schakelaar
hebt losgelaten, gaat de ruit aan
bestuurderszijde volledig open.
F
B
edien de schakelaar opnieuw om het
openen of sluiten te stoppen.
Toegang tot de auto