Page 78 of 136

76
F Pak de laadkabel uit de hier voor bestemde meegeleverde tas. Deze kabel is uitgerust
met een controle-eenheid.
F
S
luit de laadkabel aan op een compatibele
laadaansluiting die voldoet aan de vereiste
normen. Bij het aansluiten lichten de 3
lampjes POWER , FA U LT en CHARGING
van de controle-eenheid gelijktijdig even op,
waarna alleen het groene lampje POWER
blijft branden.
Als de buitentemperatuur lager is dan
-25
°C, is laden wellicht niet mogelijk.Gebruik geen verlengsnoer,
stekkerblok, adapter of tijdklok.
Gebruik het meegeleverde koord voor het
ophangen van de controle-eenheid, zodat
het niet aan de stekker hangt (hierdoor
kunnen de laadkabel en het stopcontact
beschadigd raken). F
D
ruk op de vergrendeling 2 om het deksel
van de aansluiting te openen.
F
C
ontroleer of er geen vuil in de
laadaansluiting van de auto zit.
F
V
erwijder de beschermkap van de
laadkabel.
F
S
teek de speciale laadstekker in de
laadaansluiting tot deze vastklikt , raak
daarbij de knop niet aan. Raak de metalen uiteinden van de
aansluiting voor normaal laden en de
kabel niet aan. Anders bestaat kans op
elektrocutie en/of storingen.
Voer het aansluiten of loskoppelen van de
kabel of de speciale laadstekker nooit
uit
met natte handen (kans op elektrocutie).
F
C
ontroleer of het
lampje "laden" op het
instrumentenpaneel en het
groene lampje CHARGING
van de controle-eenheid
blijven branden.
Als dit niet het geval is, is het laden niet
begonnen. Herhaal de procedure en controleer
daarbij of u alles goed hebt aangesloten.
De indicator van de laadtoestand van de
tractiebatterij wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven; het aantal brandende streepjes
neemt toe tijdens laden van de tractiebatterij.
Het starten van het laden kan worden
vergezeld van het geluid van pulserende
lucht. Dit is volkomen normaal.
Het laden kan op elk moment worden
onderbroken door de speciale laadstekker
te ver wijderen uit de laadaansluiting van
de auto.
Praktische informatie
Page 79 of 136

77
In het uitzonderlijke geval dat u zich
genoodzaakt ziet om tijdens het laden
de stekker van de laadkabel uit het
stopcontact te ver wijderen, moet u eerst
op de knop Manual Stop van de controle-
eenheid drukken.
Controle-eenheid
- POWER : groen lampje.
Dit lampje geeft aan dat de elektrische
aansluiting is vergrendeld. Als het lampje niet
brandt, controleer dan of de aansluitingen
correct zijn. Als het probleem zich blijft
voordoen, raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
-
F
A U LT : rood lampje.
Dit lampje geeft een storing aan. Controleer of
de aansluitingen correct zijn. Als dit lampje niet
uitgaat, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
-
C
HARGING : groen lampje.
Dit lampje geeft aan dat het laden bezig is. Als
het lampje niet brandt, controleer dan of de
aansluitingen correct zijn. Als het probleem zich
blijft voordoen, raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dit type controle-eenheid is voorzien van
een herkenningssysteem van het stopcontact
(afhankelijk van het betreffende land). Het Het doven van het lampje "laden" op het
instrumentenpaneel en het knipperen van het
groene CHARGING
-lampje duiden erop dat het
laden is voltooid.
F
D
ruk op de knop om de speciale
laadstekker los te nemen.
F
P
laats de beschermkap op de laadkabel.
F
S
luit het deksel van de laadaansluiting en
vervolgens de klep.
F
H
aal de laadkabel uit het stopcontact.
F
L
eg de laadkabel in de hier voor bestemde
meegeleverde tas.
De controle-eenheid is voorzien van vier lampjes:
- S TOP: rood lampje.
Dit lampje geeft aan dat het laden is
onderbroken doordat op de knop Manual Stop
is gedrukt. Het is raadzaam op deze knop te
drukken alvorens de stekker van de laadkabel
tijdens het laden uit het stopcontact te halen.
detecteert de stroomsterkte van uw lichtnet
thuis en kan de beste sterkte selecteren om de
tractiebatterij veilig op te laden:
-
14
A (SNEL): als uw stroomtoevoer dit
ondersteunt.
-
8 A
(NORMA AL): als uw stroomtoevoer
standaard is.
7
Praktische informatie
Page 81 of 136

79
Statussen van de controle-eenheid
Branden van het lampje in de
desbetreffende kleur.
POWER FA U LTCHARGING
Normale werking
Zodra de laadkabel is aangesloten op het stopcontact, lichten alle lampjes gedurende ongeveer 0,5 seconde op.
Nadat het initialisatieproces is voltooid:
•
a ls de laadkabel niet is aangesloten op de laadaansluiting van de auto,
•
a
ls de laadkabel is aangesloten op de laadaansluiting van de auto, maar de tractiebatterij niet wordt
geladen.
Ter wijl de tractiebatterij wordt geladen.
Als het laden is voltooid.
POWER FA U LTCHARGING
Storingen en oplossingen
Als lekstroom is geconstateerd of als er iets mis is met de laadkabel.
-
S top onmiddellijk met de laadprocedure en neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als er iets mis is met de laadkabel.
-
S
top onmiddellijk met de laadprocedure en neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als het lampje van de controle-eenheid niet gaat branden wanneer de laadkabel op het stopcontact wordt
aangesloten, controleer dan de desbetreffende stroomonderbreker in de meterkast:
•
a
ls de stroomonderbreker is geactiveerd, is uw elektrische installatie mogelijk niet berekend op het
gebruik van de laadkabel:
-
n
eem contact op met een specialist om uw elektrische installatie te laten controleren en repareren.
•
a
ls de stroomonderbreker niet is geactiveerd:
-
g
ebruik de laadkabel niet meer en neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Knipperen van het lampje in de
desbetreffende kleur.
Uit.
7
Praktische informatie