
30
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van de
verwarming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
A
ls de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het interieur
hoog is opgelopen, laat dan voordat u
instapt de ruiten even openstaan om het
interieur te ventileren.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ver verst wordt.
F
C
ondensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
K
ies onder normale omstandigheden
altijd voor de toevoer van buitenlucht; bij
langdurig gebruik van de luchtrecirculatie
in het interieur kunnen de voorruit en de
zijruiten beslaan. De ver warming en ventilatie worden
gevoed door de tractiebatterij. Het
gebruik er van verhoogt het elektrische
verbruik van de auto en vermindert de
actieradius.
Schakel de ver warming of de
airconditioning uit als u dat noodzakelijk
lijkt.
Tijdens het normaal laden van de auto
kunnen de ventilatie, de ver warming en de
airconditioning worden geactiveerd als het
contact in de stand ACC staat.
Tijdens het snelladen van de auto
kunnen de ventilatie, de ver warming en de
airconditioning niet worden geactiveerd.
F
Z et de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10
minuten aan om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
F
L
aat de airconditioning regelmatig
controleren om het systeem in per fecte
staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt. Neem in dat geval contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Ergonomie en comfort

86
Achtercompartiment
Koelvloeistofniveau
Het vloeistofniveau moet tussen de
merktekens MINI "L" en MA XI "F"
staan.
Het koelsysteem staat onder druk. Wacht
daarom na het afzetten van het contact
ten minste één uur alvorens werkzaamheden
aan het koelsysteem uit te voeren.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop
eerst twee omwentelingen los om de druk te
laten dalen. Ver wijder, als de druk eenmaal
gedaald is, de dop en vul koelvloeistof bij voor
zover noodzakelijk.
Vloeistof verversen
Deze vloeistof hoeft niet ver verst te worden.
Controles
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet
het twee keer zo vaak worden
vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudsbeurten door, te
laten controleren.
Elektrolytniveau 12V-accu
Ver wijder de afdekplaat van de 12 V-accu om
het niveau te kunnen controleren.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12 V-accu .
Het elektrolytniveau moet tussen de
merktekens MINI (minimumniveau) en MA XI
(maximumniveau) staan.
Ver wijder, indien noodzakelijk, de dopjes van
de verschillende cellen en vul de accu bij met
gedestilleerd water.
Controleer het elektrolytniveau minimaal
één keer per maand. Controleer, tenzij anders aangegeven,
de onderdelen aan de hand van het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Laat anders de controles uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Slijtage van remschijven/
remtrommels
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
voor informatie over het controleren
van de slijtage van de remschijven
en -trommels.
Praktische informatie

111
12V- ac c u ....................................... 85-86, 88-89
AAansluiting 12V .......................................... 27-2 8
ABS ........ ......................................................... 48
ABS met elektronische remdrukregelaar
....... 48
A
ccessoires ..................................................... 45
Accu
.................................................................. 9
Achtercompartiment
....................................... 84
Achterklep sluiten
......................................21-22
Achterlichten
...............................
....................99
Achterruitverwarming
..................................... 34
Achteruitrijlicht
.............................................. 10 0
Actieradius
................................................ 15, 18
Afmetingen
.................................................... 108
Afstandsbediening
.............................. 20,
34-39
Airbags
...............................
.............9, 54 , 58-59
Airbags vóór
........................................ 54-56, 59
Airconditioning
.......................................... 30-33
Alarmknipperlichten
........................................ 46
A
ntiblokkeersysteem (ABS)
............................48
Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
...... 49
A
utomatisch branden remlichten
.................... 46
A
utomatisch inschakelen verlichting
..............42
Automatisch uitschakelen van de verlichting ......42
BBanden ................ .............................. 70 -72, 109
Bandenreparatieset .................................. 90-93
Bandenspanning
............................... 70 -72, 109
Bandenspanningscontrole (met set)
......... 9
0-93
Bandenspanning te laag (detectie)
...........70 -72
Bekerhouder
..............................
.....................27
Binnenspiegel ................................................. 27
Bluetooth (handsfree set) .................................6
Buitenspiegels ................................................. 26
CCD MP3 ......................................................... 3- 4
CD-/MP3-speler ............................... .............3-4
Claxon
............................................................. 46
Controle-eenheid
...............................
.............77
Controles
............................................. 84,
86 - 87
DDerde remlicht ............................................... 10 0
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
......12, 17-18 , 70 -72
Dimlicht
........................................................... 98
Dimmer dashboardverlichting ~ Dashboardverlichting (dimmer)
............15 -16
Display
....................................................... 15 -16
EElectronic Stability Program (ESP) ................49
E lektromotor .................................................. 10 6
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~ Electronic Brake
Force Distribution (EBD)
..............................48
Elektronische startblokkering ~ Startblokkering, elektronische
............ 19
-20
GGeluidssignaal voor voetgangers ...................46
Gewichten ..................................................... 10
7
Grootlicht
................................................... 13,
97
HHandsfree set .................................................... 6
Hoofdsteunen ............................................ 24-26
Hoofdsteunen verstellen
.................................24
Hulpoproep
................................................ 47- 4 8
IIdentificatie (stickers) .................................... 109
Identificatiegegevens .................................... 109
Indeling interieur ~ Interieurindeling
...............27
Inklappen/uitklappen buitenspiegels ~
Buitenspiegels, in- en uitklappen
.................27
Instrumentenpaneel
.......................................... 7
Interieurfilter
.................................................... 86
Interieurfilter (vervangen)
...............................86
ISOFIX
............................................................ 64
ISOFIX (bevestigingen) .............................63, 65
ISOFIX-bevestigingen
..............................63, 65
ISOFIX-kinderzitjes ................................... 63-65
KKentekenplaatverlichting ..............................10 0
Kilometerteller ................................................. 15
Kinderbeveiliging
...................................... 65, 67
Kinderen
.................................................... 62- 65
.
Trefwoordenregister