
27
BinnenspiegelVoorzieningen interieur
1.Dashboardkastje
2. Wegklapbare bekerhouders
Druk op het deksel om de bekerhouder
te openen.
3. 12V-aansluiting (120
W)
Houd u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan uw apparatuur
te voorkomen.
Verstellen van de binnenspiegel: zet de spiegel
in de gewenste positie door deze omhoog,
omlaag, naar links of naar rechts te draaien.
De binnenspiegel kent 2 standen:
-
dag
stand (normaal),
-
na
chtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet
worden met behulp van het hendeltje aan de
onderzijde.
Elektrisch inklappen/uitklappen
van de buitenspiegels
(afhankelijk van de uitvoering).
F
C
ontact in de stand "ON" of "ACC": druk
op de knop C om de buitenspiegels uit te
klappen.
F
C
ontact in de stand "LOCK": druk binnen
30
seconden op de knop C om de
buitenspiegels in te klappen.
De buitenspiegels kunnen ook handmatig
worden ingeklapt.
De buitenspiegels mogen echter nooit
handmatig worden uitgeklapt , omdat
ze anders tijdens het rijden weer kunnen
inklappen.
Gebruik altijd de knop C om de spiegels
uit te klappen.
3
Ergonomie en comfort

34
Ontwasemen – ontdooien
voorruit en voorste zijruiten
Draai de knop voor de regeling van
de luchtverdeling naar deze stand.
De toevoer van buitenlucht wordt geselecteerd
(lampje uit) en, afhankelijk van de uitvoering,
wordt de airconditioning ingeschakeld (lampje
brandt). Zet de knop voor de regeling van de
temperatuur
tussen "●" en "H ".
Zet de knop voor de regeling van
de luchtopbrengst in de gewenste
stand.
Voor snel ontwasemen/ontdooien kunt u
tevens op de toets " MAX" drukken.
Ontwasemen – ontdooien
achterruit
Inschakelen
F Druk op deze toets om de
achterruit en de buitenspiegels
(afhankelijk van de uitvoering)
te ontwasemen. Het
verklikkerlampje van de toets
gaat aan.
Uitschakelen
De achterruitver warming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
F
U k
unt de achterruitver warming
ook eerder uitschakelen
door nogmaals op de toets te
drukken. Het verklikkerlampje
van de toets gaat uit. Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik de actieradius
van de auto vergroot.
Afstandsbediening
(Afhankelijk van de uitvoering).
De afstandsbediening kan worden gebruikt om
de volgende functies op afstand te bedienen:
-
C
ontroleren van de laadtoestand van de
auto.
-
P
rogrammeren van het laden: starttijd en
laadduur.
-
A
ctiveren van de functies ten behoeve
van de klimaatregeling (verwarming,
airconditioning, ontwaseming).
Er moet aan de volgende voor waarden
zijn voldaan om het laden te kunnen
programmeren.
-
Z
et de selectiehendel in de stand P .
-
Z
et het contact in de stand LOCK .
-
S
luit de kabel voor normaal laden op
de auto aan.
Het bereik van de afstandsbediening is
ongeveer 100
meter.
Ergonomie en comfort

36
Als de starttijd wordt geprogrammeerd
zonder de laadduur te programmeren,
wordt de tractiebatterij volledig opgeladen.
Programmeren van de
laadduur
Deze functie wordt gebruikt om de laadduur
voor uw auto in te stellen.
Schakel de afstandsbediening in.
Druk op de toets MODE om het programmeren
van de laadduur te selecteren.Op het display verschijnt dit
symbool.
Stel de laadduur in door de pijltoetsen in te
drukken: dit gaat in stappen van 0,5 uur per
keer dat de toets wordt ingedrukt.
Druk kort op de A AN/UIT-toets om de
gegevens naar de auto te versturen.
U kunt een laadduur van 0,5 tot 19,5 uur
instellen. U kunt echter ook de duur "-h"
selecteren: in dit geval stopt het laden,
zodra de tractiebatterij volledig opgeladen
is. Deze duur is standaard ingesteld. Als de laadduur wordt geprogrammeerd
zonder de starttijd voor het laden te
programmeren, begint het laden van de
tractiebatterij onmiddellijk en duurt het
laden voort tot de geprogrammeerde
laadduur is verstreken.
Annuleren van de
geprogrammeerde waarden
Met de afstandsbediening
Druk op de toets voor het direct
beginnen met laden en druk
ver volgens kort op de A AN/UIT-
toets om de gegevens naar de auto
te versturen.
Met het contactslot
Zet het contact in de stand ON
en ver volgens in
de stand LOCK .
De met de afstandsbediening
geprogrammeerde waarden, worden
elke keer dat de auto wordt gestart
automatisch geannuleerd.
Programmeren van het
thermische comfort
Deze functie wordt gebruikt voor het
programmeren van de werking van de:
-
verwarming,
-
airconditioning,
-
ontwaseming.Er moet aan de volgende voor waarden
zijn voldaan om de werking van
de verwarming, airconditioning en
ontwaseming te programmeren.
-
D
e selectiehendel staat in de stand P .
-
H
et contact staat in de stand LOCK .
-
D
e kabel voor normaal laden is
aangesloten op de auto.
-
A
lle portieren zijn goed gesloten.
-
D
e laadtoestand van de tractiebatterij
is voldoende (minimaal 1 streepje).
Voor maximale efficiëntie van de
programmering van het thermische
comfort moeten alle ruiten van de auto
gesloten zijn.
Ergonomie en comfort

38
Storingen
Afstandsbediening
IndicatorenStatus OorzakenActies/Opmerkingen
Knippert binnen circa tien seconden na
inschakelen van de afstandsbediening. Er is een storing.
Schakel de afstandsbediening uit en
vervolgens weer in.
Knipperen binnen circa één seconde na
inschakelen van de afstandsbediening. De werking van de afstandsbediening
of de overdracht van gegevens wordt
verstoord door elektrische interferentie.Ga op een plaats staan waar dit probleem
zich niet voordoet.
Knipperen binnen circa tien seconden na
inschakelen van de afstandsbediening. De antenne is niet uitgeschoven.
Schuif de antenne uit.
De afstandsbediening bevindt zich te ver
van de auto. Ga dichter bij de auto staan.
Het contact staat niet in de stand LOCK . Zet het contact in de stand LOCK.
Ergonomie en comfort

68
Rijadviezen
Houd u aan de verkeersregels en let onder alle
omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem
– kans op over verhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
bij draaiende motor moet verlaten,
trek dan de parkeerrem aan en zet de
selectiehendel in de stand N of P.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
k
ijk of het water niet dieper is dan 15 cm,
houd daarbij rekening met golven die door
andere weggebruikers kunnen worden
veroorzaakt,
-
R
ijd zo langzaam mogelijk. Rijd in elk geval
niet sneller dan 10
km/h,
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Starten – afzetten van de
auto
Contactslot
- Stand 1: LOCK .
De stuurinrichting wordt vergrendeld.
-
S
tand 2: ACC .
De accessoires (autoradio, 12V-aansluiting,
enz.) kunnen worden gebruikt.
-
S
tand 3: ON .
Contact AAN.
-
S
tand 4: S TA R T .
Lampje "Ready" gaat branden.
Elektromotor ingeschakeld.
Als u langere tijd accessoires gebruikt
(met het contactslot in de stand ACC ),
dan loopt u het risico dat de 12V-accu
ontladen raakt. Starten van uw auto is dan
niet meer mogelijk. Wees voorzichtig.
Rijden

69
Starten
F Controleer of de selectiehendel in de stand P staat.
F
S
teek de sleutel in het contactslot.
F
Z
et de sleutel in de stand 4 (S TA R T ) .
F
H
oud de sleutel enkele
seconden in deze stand tot het
" RE ADY "-lampje gaat branden
en een geluidssignaal klinkt.
F
L
aat de sleutel los.
Het contactslot keert automatisch terug
naar de stand 3 (ON) .
AfzettenF Breng de auto tot stilstand.
F
H oud uw voet op het rempedaal.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P .
F
T
rek de parkeerrem aan.
F
Z
et de sleutel in de stand 1 (LOCK) .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel: dit kan namelijk storingen aan het
contactslot veroorzaken.
Parkeerrem
Aantrekken
F Trek de parkeerremhendel volledig aan om uw auto tegen wegrollen te beschermen.
Vrijzetten
F Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw
de hefboom geheel omlaag.
Als dit lampje tijdens het rijden brandt,
geeft dit aan dat de parkeerrem nog
(iets) is aangetrokken.
Blokkeer bij het parkeren op een helling
de voor wielen tegen het trottoir, trek de
parkeerrem aan, zet de selectiehendel in
de stand P en zet het contact uit.
Selectiehendel
Te selecteren standen
P. Park (Parkeerstand).
In deze stand kunt u de auto altijd starten.
U moet uw voet op het rempedaal hebben
om de selectiehendel uit de stand P te
halen.
R. Reverse (Achteruitversnelling).
N. Neutral (Neutraalstand).
D. Drive (Rijstand).
Weergave op het
instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
6
Rijden

75
Laden van de
tractiebatterij
U hebt de keuze uit twee laadtypen: normaal
of snel.
Normaal laden is de voorkeursprocedure; dit
wordt uitgevoerd via een lichtnet thuis.
Snel laden wordt uitgevoerd via een compatibel
snellaadpunt.
Normaal laden
* (bijvoorbeeld voor Frankrijk: Norm NF C 15 -100)
Tijdens het laden: als u
een pacemaker of ander
elektronisch medisch apparaat
draagt, moet u niet in de auto
of in de buurt van de auto, de
laadkabel, de laadeenheid of
het laadpunt blijven (ook niet
gedurende een korte periode).
Raadpleeg een arts,
vraag naar de te nemen
voorzorgsmaatregelen en neem
deze in acht. Controleer alvorens een aansluiting te
maken of de elektrische installatie die u
wilt gebruiken voldoet aan de normen* en
compatibel is met de stroomsterkte van
uw controle-eenheid.
Neem bij twijfel contact op met een
professionele installateur.
Er zijn stopcontacten verkrijgbaar die
speciaal zijn ontworpen voor het laden
van elektrische auto's.
Raadpleeg de desbetreffende installatie-
aanbevelingen voor laadaansluitingen die
speciaal zijn ontworpen voor het laden
van een elektrische auto.
In alle gevallen wordt een eerste
controle en vervolgens regelmatige
controles van uw installatie
aanbevolen door een professionele
installateur.
In de meeste Europese landen heeft
PEUGEOT een overeenkomst gesloten
met een bedrijf dat uw elektrische
installatie kan controleren en aanpassen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk voor
meer informatie.
Gebruik uitsluitend de originele
PEUGEOT-laadkabel.
F
T
rek de parkeerrem aan en zet de
selectiehendel in de stand P .
F
S
chakel de elektrische verbruikers uit en
draai het contactslot naar de stand " LOCK".
Bij beschadiging van de laadkabel of de
controle-eenheid moet gebruik onmiddellijk
worden gestopt. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk voor ver vangingen of bij twijfel.
F Trek aan hendel 1 onder aan het dashboard
(bestuurderszijde) om de klep van de
normale laadaansluiting (rechterzijde van
de auto) te openen.
7
Praktische informatie

101
Een zekering vervangen
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast in het dashboard.
Om deze te bereiken:
F
K
lik het deksel los en ver wijder het door het
in zijn geheel naar u toe te trekken.
F
N
eem de tang los.
Zekering vervangen
Goed Defect
Ta n g
Voordat u een zekering ver vangt, dient u eerst
de oorzaak van de storing op te sporen en te
(laten) verhelpen.
F
C
ontroleer of het contact in de stand
" LOCK " staat.
F
U k
unt aan de draad van een zekering zien
of deze defect is.
F
G
ebruik de speciale tang om de zekering uit
de zekeringkast te verwijderen.
F
V
er vang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte.
F
S
electeer de zekering aan de hand van
het nummer op de zekeringkast, de op de
zekering aangegeven stroomsterkte en de
onderstaande overzichten.
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van
uw auto is reeds rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduitrusting
als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door PEUGEOT
aanbevolen of geleverd worden, en
niet volgens haar specificaties zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10
milliampère
bedraagt.
F
D
raai de lamphouder en verwijder deze.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
8
Storingen verhelpen