Page 25 of 136

23
Ver wijder bij het verlaten van de auto altijd
de contactsleutel, zelfs wanneer dit voor
korte duur is.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daar voor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde of een ruit achter bedient,
moet hij er van verzekerd zijn dat niets het
correcte sluiten van de ruit hindert.
De bestuurder moet er van verzekerd zijn
dat de passagiers op de juiste manier
gebruik maken van de elektrische
ruitbediening.
Let er goed op dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruiten niet kunnen
bezeren.
Klepjes laadsystemen
Normaal laden
F Trek aan de hendel A aan de onderzijde van het dashboard aan bestuurderszijde
om het klepje te ontgrendelen.
F
O
pen het klepje aan de rechterzijde van de
auto.
F
D
ruk de borglip B opzij om de afdekkap
van de aansluiting te openen.
Snelladen
(Afhankelijk van de uitvoering.) F
T
rek aan de hendel C aan de linkerzijde
onder de bestuurdersstoel om het klepje te
ontgrendelen.
F
O
pen het klepje aan de linkerzijde van de
auto.
F
D
ruk de borglip D opzij om de afdekkap
van de aansluiting te openen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het laden van de
tractiebatterij .
2
Toegang tot de auto
Page 26 of 136

24
Vo or stoelen
Handmatige instellingen
1.De hoogte van de hoofdsteun afstellen.
2. De hoek van de rugleuning verstellen.
Zet met de daar voor bestemde
bediening de rugleuning in de gewenste
hellingshoek.
3. De hoogte van de zitting van de
bestuurdersstoel verstellen.
Beweeg de hendel net zo vaak omhoog
of omlaag tot de gewenste stand is
bereikt.
4. De stoel in lengterichting verstellen.
Beweeg de stang omhoog en schuif de
stoel naar voren of naar achteren.
Hoogteverstelling hoofdsteunGa nooit rijden als de hoofdsteunen
zijn ver wijderd. Dit is gevaarlijk, mede
omdat losliggende hoofdsteunen bij een
noodstop kunnen veranderen in gevaarlijke
projectielen. De hoofdsteunen moeten altijd
zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
Controleer na het aanbrengen van de
hoofdsteun of de verstelknop goed
vergrendeld is.
De stand van de hoofdsteun is juist als
de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter
hoogte van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
Stoelverwarming
Druk op de schakelaar op het dashboard om
de ver warming van de bestuurdersstoel in te
schakelen.
Het lampje van de toets gaat branden.
De temperatuur wordt automatisch geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
verwarming uit te schakelen.
F
T
rek de hoofdsteun omhoog om deze hoger
te zetten.
F
D
uw de hoofdsteun omlaag en druk
tegelijkertijd de verstelknop in om de
hoofdsteun lager te zetten.
F
V
er wijder de hoofdsteun door deze in de
hoogste stand te zetten en omhoog te
trekken ter wijl u de verstelknop indrukt.
F
P
laats de hoofdsteun terug door de pennen
in de opening van de rugleuning te steken
en de verstelknop in te drukken.
Ergonomie en comfort
Page 27 of 136

25
U kunt de functie uitschakelen zodra
de temperatuur van de stoelen en
in het interieur op een aangenaam
niveau is gekomen. Dit vermindert
het stroomverbruik waardoor ook het
brandstofverbruik lager wordt.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Langdurig gebruik in de hoogste instelling
wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen waar van de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.)
kunnen brandwonden krijgen.
Het systeem kan over verhit raken als
materiaal met isolerende eigenschappen
zoals kussens of stoelhoezen wordt
gebruikt.
Gebruik het systeem niet:
-
a
ls vochtige kleding wordt gedragen,
-
al
s kinderzitjes zijn aangebracht.
Om breken van het verwarmingselement
in de stoel te voorkomen:
-
p
laats geen zware voor werpen op de
stoel,
-
k
niel of sta niet op de stoel,
-
p
laats geen scherpe voor werpen op de
stoel,
-
m
ors geen vloeistoffen op de stoel.
Voorkomen van de kans op kortsluiting:
-
g
ebruik geen vloeibare producten om
de stoel te reinigen,
-
g
ebruik de ver warmingsfunctie nooit
wanneer de stoel vochtig is.Achterbank
De achterbank bestaat uit twee verstelbare en
neerklapbare rugleuningen en een vaste zitting.
Hoofdsteunen achter
Ga nooit rijden met passagiers op de
achterbank als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en in de hoge stand staan.
De hoek van de rugleuning
verstellen
Controleer altijd of de rugleuning goed is
vergrendeld.
De hoofdsteunen hebben twee standen, een
hoge stand (comfort en meer veiligheid) en een
lage stand (beter zicht naar achteren voor de
bestuurder).
De hoofdsteunen kunnen ook worden verwijderd.
Verwijderen van een hoofdsteun:
F
t
rek de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag,
F
d
ruk ver volgens de pal in.
Verstellen van de rugleuning:
F t rek de hendel naar voren om de rugleuning
te ontgrendelen.
F
v
erstel de rugleuning en laat de hendel los
zodra de rugleuning in de gewenste stand
staat.
Er zijn zeven mogelijke posities voor het
verstellen van de hoek van de rugleuning.
3
Ergonomie en comfort
Page 28 of 136
26
Neerklappen van de rugleuning van de achterbank
1.Zet de hoofdsteunen in de laagste stand
of ver wijder ze indien nodig.
2. Trek de hendel naar voren om de
rugleuning te ontgrendelen.
3. Kantel de rugleuning naar voren.
Rechtop zetten van de rugleuning
Let erop dat bij het terugplaatsen van de
rugleuningen de veiligheidsgordels niet
klem komen te zitten.
Spiegels
Buitenspiegels
Instellen
Instellen is mogelijk wanneer het contact in de
stand "ON" of "ACC" staat.
F
B
eweeg de schakelaar A naar rechts of
links om de desbetreffende buitenspiegel te
selecteren.
F
B
eweeg de schakelaar B in de vier
richtingen om de spiegel goed af te stellen.
Zet de schakelaar A weer in de middenstand
na het instellen.
F Zet de rugleuning rechtop en vergrendel hem.
F Z et de hoofdsteunen weer in de hoogste stand
of plaats ze terug.
Ergonomie en comfort
Page 29 of 136

27
BinnenspiegelVoorzieningen interieur
1.Dashboardkastje
2. Wegklapbare bekerhouders
Druk op het deksel om de bekerhouder
te openen.
3. 12V-aansluiting (120
W)
Houd u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan uw apparatuur
te voorkomen.
Verstellen van de binnenspiegel: zet de spiegel
in de gewenste positie door deze omhoog,
omlaag, naar links of naar rechts te draaien.
De binnenspiegel kent 2 standen:
-
dag
stand (normaal),
-
na
chtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet
worden met behulp van het hendeltje aan de
onderzijde.
Elektrisch inklappen/uitklappen
van de buitenspiegels
(afhankelijk van de uitvoering).
F
C
ontact in de stand "ON" of "ACC": druk
op de knop C om de buitenspiegels uit te
klappen.
F
C
ontact in de stand "LOCK": druk binnen
30
seconden op de knop C om de
buitenspiegels in te klappen.
De buitenspiegels kunnen ook handmatig
worden ingeklapt.
De buitenspiegels mogen echter nooit
handmatig worden uitgeklapt , omdat
ze anders tijdens het rijden weer kunnen
inklappen.
Gebruik altijd de knop C om de spiegels
uit te klappen.
3
Ergonomie en comfort
Page 30 of 136

28
Matten
Om de mat aan de bestuurderszijde te
verwijderen: schuif de bestuurdersstoel
zo ver mogelijk naar achteren en neem de
bevestigingen los.
Leg de mat om deze weer aan te brengen weer
terug op de pennen en klem de bevestigingen
vast. Controleer of de mat goed vastzit.Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
G
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht.
-
L
eg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
12V-accessoireaansluiting
F Open, wanneer u een 12V-accessoire (maximaal vermogen: 120 W) wilt
aansluiten, het kapje en sluit een geschikte
adapter aan.
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Zonneklep
Dashboardkastje
Rijd nooit met een geopend dashboardkastje
als er iemand op de voorpassagiersstoel zit
– bij een noodstop of een aanrijding kan dit
leiden tot ernstig letsel!
De zonnekleppen kunnen worden gebruikt door
ze naar voren te klappen of, nadat ze uit de
haak zijn ver wijderd, opzij te klappen.
Ze zijn voorzien van een make-upspiegel en
een houder voor pasjes. 4. Open opbergvak
5. Peugeot Connect USB – USB-speler
6. Portiervak
Ergonomie en comfort
Page 31 of 136

29
Peugeot Connect USB – USB-speler
Op deze USB-aansluiting kunt u draagbare
apparatuur, zoals een digitale audiospeler
(iPod
®) of een USB-stick aansluiten.
Via deze aansluiting kunt u de audiobestanden
op uw draagbare apparatuur beluisteren via de
luidsprekers van het audiosysteem.
U kunt deze bestanden beheren met de toetsen
van het audiosysteem.
Het draagbare apparaat kan tijdens het gebruik
via de USB-aansluiting automatisch worden
opgeladen.
Raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van deze voorziening de rubriek
Audio en telematica .
Ventilatie
De ventilatie zorgt voor een optimaal comfort
en zicht in het interieur.
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd
en wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur
gerecirculeerd.
Instellingen
De lucht kan afhankelijk van de instellingen van
de bestuurder via verschillende circuits worden
toegevoerd:
Met behulp van de temperatuurregeling kunt u
de lucht van de verschillende circuits mengen
om het gewenste comfortniveau te bereiken.
Via de regeling van de luchtverdeling kunnen
de uitstroomopeningen worden geselecteerd.
Door de regeling van de luchtopbrengst kunt u
de aanjagersnelheid verhogen of verlagen.
Het systeem wordt bediend met het
bedieningspaneel A van de middenconsole.
Luchtverdeling
1.Uitstroomopeningen voor het ontdooien
of ontwasemen van de voorruit.
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien
of ontwasemen van de zijruiten vóór.
3. Verstelbare en afsluitbare
zijventilatieroosters.
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5. Uitstroomopeningen voetenruimte
voorste inzittenden.
3
Ergonomie en comfort
Page 32 of 136

30
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van de
verwarming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
A
ls de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het interieur
hoog is opgelopen, laat dan voordat u
instapt de ruiten even openstaan om het
interieur te ventileren.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ver verst wordt.
F
C
ondensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
K
ies onder normale omstandigheden
altijd voor de toevoer van buitenlucht; bij
langdurig gebruik van de luchtrecirculatie
in het interieur kunnen de voorruit en de
zijruiten beslaan. De ver warming en ventilatie worden
gevoed door de tractiebatterij. Het
gebruik er van verhoogt het elektrische
verbruik van de auto en vermindert de
actieradius.
Schakel de ver warming of de
airconditioning uit als u dat noodzakelijk
lijkt.
Tijdens het normaal laden van de auto
kunnen de ventilatie, de ver warming en de
airconditioning worden geactiveerd als het
contact in de stand ACC staat.
Tijdens het snelladen van de auto
kunnen de ventilatie, de ver warming en de
airconditioning niet worden geactiveerd.
F
Z et de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10
minuten aan om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
F
L
aat de airconditioning regelmatig
controleren om het systeem in per fecte
staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt. Neem in dat geval contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Ergonomie en comfort