Page 289 of 416
287
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
De aanwezigheid van de hieronder beschreven zekeringen is
afhankelijk van de uitrusting van uw auto.
F
M
aak de twee vergrendelingen A los.
F
V
erwijder het deksel.
F
V
ervang de zekering.
F
S
luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel en zet de twee
vergrendelingen A vast voor een goede
afdichting van de zekeringkast. Zekering
N r.
Stroomsterkte (A)Functies
F12 5Ruitensproeierverwarming.
F14 25Ruitensproeierpomp voor en achter.
F15 5Radar vóór automatisch noodremsysteem, elektrische
stuurbekrachtiging.
F17 10Intelligente servicecentrale (BSI).
F19 30Ruitenwissermotor vóór.
F20 15Ruitensproeierpomp voor en achter.
F21 20Koplampsproeierpomp.
F22 15Claxon.
F23 15Grootlicht rechts.
F24 15Grootlicht links.
8
Storingen verhelpen
Page 290 of 416

288
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege
accu.
12V-loodaccuToegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
F
O pen de motorkap via hendel in het
interieur en gebruik ver volgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken
voor meer informatie over de motorkap
en de motor .
Starten van de motor
met een hulpaccu en
startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12
V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van
de motor (ventilator, aandrijfriemen enz.)
bevinden.
Maak de (+) klem niet los bij draaiende
motor.
F
Be
vestig de motorkapsteun.
F
V
er wijder, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje voor toegang
tot de pluspool (+).
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
In plaats daar van kunt u gebruikmaken van een
massapunt aan de voorzijde van de auto.
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij
een speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Storingen verhelpen
Page 291 of 416

289
F Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen. F
W
acht tot de motor stationair draait.
F
N
eem ver volgens de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Voer het loskoppelen uit in de omgekeerde
volgorde.
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
De accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
8
Storingen verhelpen
Page 292 of 416

290
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
Accu loskoppelen
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
s
luit de ruiten en de portieren voordat u de
accukabels loskoppelt,
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit,
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
Koppel bij de accu alleen de pluspool (+) los.
F
Z
et het contact af.
F
S
chakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
e n z .) .
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
D
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F
Z
et na afloop van het laden eerst acculader
B uit voordat u de kabels losneemt van
accu A . Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12
V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting
van het Stop & Start-systeem ernstig
beschadigd raken.
Storingen verhelpen
Page 293 of 416

291
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)Weer aansluiten van de plusklem (+)
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u
het contact aanzetten en ver volgens 1 minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de volgende rubriek om bepaalde
systemen zelf te resetten, zoals:
-
d
e afstandsbediening of elektronische
sleutel (afhankelijk van de uitvoering),
-
d
e elektrische ruitbediening,
-
de
elektrisch bedienbare schuifdeuren,
-
d
e datum en de tijd,
-
de
voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog
om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen. F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool ( +).
F
D
ruk de accupoolklem B volledig omlaag.
F
B
eweeg de hendel A omlaag om de
accupoolklem B vast te zetten.
8
Storingen verhelpen
Page 294 of 416
292
Accucapaciteit
Lengte autoCapaciteit in Ah
(ampère-uur)
Compact 480
Standard 640
Long 720
/ 800
De accu mag uitsluitend worden
vervangen door een exemplaar met
dezelfde eigenschappen.
Slepen
U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het verwijderbare sleepoog.
Toegang tot het
gereedschap
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gereedschapskist .
Auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: zet de versnellingshendel in
de neutraalstand.
Selecteer bij een automatische transmissie
of elektronisch gestuurde versnellingsbak de
stand N.
Als u dit niet doet, is het mogelijk dat
bepaalde onderdelen van het remsysteem
beschadigd raken en dat de rembekrachtiger
na het starten niet meer werkt.
Het sleepoog bevindt zich in de
gereedschapskist.
Storingen verhelpen
Page 295 of 416

293
Slepen van uw autoSlepen van een andere auto
F Druk met uw vinger op het bovenste deel
van het klepje in de voorbumper (zoals
hierboven aangegeven) om het los te
maken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van uw auto
in.
F
R
ijd voorzichtig weg, rijd met lage snelheid
en houd de afstand waarover de auto wordt
gesleept beperkt. Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de
trekkende auto hoger is dan van de auto
die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van
de gesleepte auto blijven zitten. Deze
persoon moet beschikken over een geldig
rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4
wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem-
en stuurbekrachtiging niet.
Laat uw auto in de volgende gevallen
slepen door een professioneel
bergingsbedrijf:
-
a
ls de auto is gestrand op de
autosnelweg;
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving;
-
a
ls het niet mogelijk is de
versnellingsbak in de neutraalstand te
zetten, het stuurslot te ontgrendelen of
de parkeerrem los te zetten;
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op
de grond;
-
b
ij het ontbreken van een
goedgekeurde sleepstang.
F
D ruk op het klepje in de achterbumper
(zoals hierboven aangegeven) om het los te
maken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.
F
R
ijd voorzichtig weg, rijd met lage snelheid
en houd de afstand waarover de auto wordt
gesleept beperkt.
8
Storingen verhelpen
Page 296 of 416

294
Eigenschappen
van de motoren en
aanhangergewichten
Motoren
De technische gegevens van de motor van uw
auto staan vermeld op het kentekenbewijs en in
de commerciële documentatie.Het maximumvermogen komt overeen
met de op de testbank gehomologeerde
waarde, onder de omstandigheden die zijn
vastgelegd in de Europese regelgeving
(richtlijn 1999/99/CE).
Raadpleeg voor meer informatie het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gewichten en
aanhangergewichten
De gewichten een aanhangergewichten van uw
auto staan vermeld op het kentekenbewijs van
uw auto en in de commerciële documentatie.
U vindt deze waarden ook op het
constructeursplaatje.
Raadpleeg voor meer informatie een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het maximaal toegestane treingewicht en de
aanhangergewichten gelden tot een hoogte
van maximaal 1.000
meter. Het opgegeven
aanhangergewicht dient voor elke extra
1.000
meter met 10% te worden verminderd.
De aanbevolen kogeldruk komt overeen met
het maximale gewicht op de (zonder of met
gereedschap afneembare) trekhaakkogel.
T M T: Toegestaan maximaal treingewicht. Bij hoge buitentemperaturen kunnen de
prestaties van de auto minder worden
om de motor te beschermen. Als de
buitentemperatuur meer dan 37
°C
bedraagt, moet het treingewicht worden
verminderd.
Het trekken van een aanhanger met een
licht beladen auto heeft een negatieve
invloed op het weggedrag.
Met een aangekoppelde aanhanger heeft
de auto een langere remweg.
Rijd bij het trekken van een aanhanger
nooit sneller dan 100
km/h (houd u aan de
ter plaatse geldende regels).
Als de buitentemperatuur hoog is, is het
raadzaam om na het stilzetten van de auto
de motor 1
tot 2 minuten stationair te laten
draaien zodat deze beter kan afkoelen.
Technische gegevens