Page 193 of 416

191
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
Automatische werking
F Selecteer de stand D om automatisch te laten schakelen
tussen de zes versnellingen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen.
De transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profiel van de weg en de belading van de
auto.
Voor een maximale acceleratie
zonder de stand van de
selectiehendel te wijzigen, dient u
het gaspedaal volledig in te trappen
(kickdown). De transmissie schakelt
automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat
de motor het maximumtoerental
bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug voor een betere
motorremwerking. Zet de keuzeschakelaar nooit in
de stand N als de auto rijdt.
Zet de keuzeschakelaar nooit in de
stand P of R als de auto niet volledig
stilstaat.
Tijdelijk handmatig
schakelen
U kunt tijdelijk
het schakelen van de
transmissie overnemen met de flippers "+"
en "-" aan de stuurkolom. Als het toerental
dit toestaat, wordt de door u geselecteerde
versnelling ingeschakeld. Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat. Met deze functie kunt u anticiperen op
bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een
voorligger of het naderen van een bocht.
Als de flippers enige tijd niet meer zijn
gebruikt, gaat de transmissie weer over op de
automatische stand.
Kruipfunctie (rijden zonder
gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage
snelheid soepeler (inparkeren, file rijden enz.).
Als de motor draait, de parkeerrem is vrijgezet
en de stand D
, M of R is geselecteerd, zet de
auto zich langzaam in beweging zodra u
het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het
gaspedaal bedient).
Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen
in de auto) de auto nooit bij draaiende
motor.
6
Rijden
Page 194 of 416

192
F Druk, ter wijl de keuzeschakelaar in stand D staat, op de toets M
om sequentieel te schakelen
tussen de zes versnellingen.
Het lampje van de toets gaat branden. Het lampje van de toets gaat uit.
Bij handmatig schakelen is het niet
noodzakelijk om bij het schakelen het
gaspedaal los te laten.
Het schakelen naar een andere
versnelling kan alleen als de snelheid van
de auto en het toerental van de motor dit
toestaan.
Bij een te laag of te hoog toerental
knippert de geselecteerde versnelling
enkele seconden waarna de werkelijk
ingeschakelde versnelling wordt
weergegeven.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest
de transmissie automatisch de stand M1 .In een steile en/of lange afdaling is het om
de remmen te ontzien raadzaam om af te
remmen op de motor (schakel terug of blijf
in een lage versnelling rijden).
Voortdurend remmen kan leiden tot
over verhitting van de remmen waardoor
het remsysteem beschadigd of buiten
werking kan raken.
Rem alleen als dit noodzakelijk is om
snelheid te minderen of te stoppen.
Op wegen met steile hellingen
(bijvoorbeeld een bergweg) is het
raadzaam handmatig te schakelen.
Het automatische schakelprogramma
werkt onder zulke omstandigheden niet
optimaal en biedt geen mogelijkheid om
op de motor af te remmen.
Ongeldige waarde bij
handmatig schakelen
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de keuzeschakelaar bevindt zich
tussen twee standen in).
F
Z
et de keuzeschakelaar "goed" in de
gewenste stand.
HandbedieningOp het instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding M en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
F U kunt op elk moment terugkeren naar automatisch
schakelen door nogmaals op de
toets M te drukken.
F
B
edien de flipper " +" of " -" aan de
stuurkolom.
Rijden
Page 195 of 416

193
Stilzetten van de auto
U kunt bij het selecteren van de stand P
een zwaar punt voelen.
Als de keuzeschakelaar niet in de
stand P staat, klinkt bij het openen van
het bestuurdersportier of na ongeveer
45 seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
F
S
electeer de stand P ; het
geluidssignaal stopt en de melding
verdwijnt.
Selecteer voordat u de motor afzet de stand P
en trek ver volgens de parkeerrem aan om de
auto te blokkeren.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende
motor (file, enz...) te beperken, de
keuzeschakelaar in de stand N en trek
de parkeerrem aan.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
Wanneer de auto zwaar beladen is en u
deze op een steile helling parkeert, houd
dan het rempedaal ingetrapt
, selecteer
de stand P , trek de parkeerrem aan en laat
vervolgens het rempedaal weer los.
Controleer voordat u uitstapt altijd of de
keuzeschakelaar in de stand P staat.
Storing
Bij aangezet contact wordt een melding
op het display van het instrumentenpaneel
weergegeven die duidt op een storing in de
transmissie.
De transmissie werkt dan met een
noodprogramma en de 3
e versnelling blijft
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
voelen bij het selecteren van R vanuit de stand
P , of R vanuit de stand N . Dit is niet schadelijk
voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats. De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het rempedaal
gelijktijdig intrapt (bedien deze pedalen
uitsluitend met uw rechtervoet),
-
a
ls u, indien de accu geen stroom
levert, de keuzeschakelaar vanuit de
stand P geforceerd naar een andere
stand schakelt.
6
Rijden
Page 196 of 416

194
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak
Bij deze elektronisch gestuurde versnellingsbak
kunt u kiezen tussen het comfort van de
automatische bediening en handmatig
schakelen.
Er zijn twee gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatische bediening, waarbij het op-
en terugschakelen volledig automatisch
wordt geregeld, zonder dat de bestuurder
iets hoeft te doen,
-
h
andmatige bediening, waarbij de
bestuurder zelf sequentieel kan schakelen
met de flippers aan het stuur wiel.
Tijdens de automatische bediening kunt u op
elk gewenst moment tijdelijk zelf schakelen.
Keuzeschakelaar
Bij het bedienen van de keuzeschakelaar
is het om veiligheidsredenen raadzaam
om het rempedaal ingetrapt te houden.
Flippers aan de stuurkolom
Het is niet mogelijk om de neutraalstand of
de achteruitversnelling met behulp van de
flippers te selecteren.
F
T
rek de rechter flipper "
+" naar u toe om op
te schakelen.
F
T
rek de linker flipper "
-" naar u toe om terug
te schakelen.
R.
Achteruitversnelling.
F
D
raai de keuzeschakelaar in deze
stand.
N. Neutraalstand.
F
H
oud het rempedaal ingetrapt en
draai de keuzeschakelaar in deze
stand om te kunnen starten.
A. Automatische werking.
F
D
raai de keuzeschakelaar in deze
stand.
M. Zelf sequentieel schakelen tussen de
versnellingen.
F
D
raai de keuzeschakelaar in deze
stand en schakel ver volgens met
behulp van de flippers aan de
stuurkolom.
Rijden
Page 197 of 416

195
Weergave op het
instrumentenpaneelStarten van de auto
F Selecteer de stand N
.
F T rap het rempedaal stevig in.
F
S
tart de motor.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding N .
Als de motor niet kan worden gestar t:
Als de aanduiding N op het display knippert
in combinatie met een geluidssignaal en een
melding, zet dan de keuzeschakelaar in de
stand A en zet hem ver volgens in de stand N .
F
Sel
ecteer de automatische bediening (stand
A ), de handmatige bediening (stand M ) of
de achteruitversnelling (stand R ).
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los, de auto
zet zich direct in beweging.
Automatische werking
F Selecteer bij draaiende motor de stand A om het automatische schakelprogramma in
te schakelen.
Op het instrumentenpaneel
worden de aanduiding AUTO
en de ingeschakelde versnelling
weergegeven.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-
actieve stand, zonder dat u zelf hoeft
te schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte versnelling,
afhankelijk van de volgende parameters:
-
rijstijl.
-
h
et profiel van de weg. Trap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre) het gaspedaal
met kracht in, tot voorbij het
zware punt.
Als u de keuzeschakelaar in een andere stand
zet, wordt dit aangegeven door de indicator op
het instrumentenpaneel.
R.
Achteruitversnelling
N. Neutraalstand
AUTO
of A. Automatische werking
M. Handmatige bediening
1
tot 6. Ingeschakelde versnelling
- Ongeldige waarde Als op het instrumentenpaneel het
pictogram
Voet op het rempedaal
brandt in combinatie met een
geluidssignaal en de melding
" Voet op rempedaal", houd het
rempedaal dan steviger ingetrapt.
6
Rijden
Page 198 of 416

196
Handbediening
F Bedien de flipper "+" of " -" aan de
stuurkolom.
Het schakelen naar een andere
versnelling kan alleen als de rijsnelheid
en het motortoerental dit toestaan anders
wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische modus. Tijdens het schakelen hoeft u het
gaspedaal niet los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak
automatisch terug, zodat de juiste
versnelling is geselecteerd op het moment
dat u het gaspedaal weer intrapt.
Bij krachtig accelereren wordt de hoogste
versnelling niet ingeschakeld als de bestuurder
de flippers achter het stuur niet bedient.
Selecteer de neutraalstand N
nooit tijdens het
rijden.
Selecteer de achteruitversnelling (stand R )
uitsluitend als de auto volledig stilstaat en de
voet op het rempedaal wordt gehouden.
Tijdelijk handmatig schakelen
U kunt tijdelijk het schakelen van de
versnellingsbak overnemen met de flippers
" + " en " -" aan de stuurkolom. Als het toerental
dit toestaat, wordt de door u geselecteerde
versnelling ingeschakeld.
Met deze functie kunt u anticiperen op
bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een
voorligger of het naderen van een bocht.
Als de flippers enige tijd niet meer zijn gebruikt,
gaat de versnellingsbak weer over op de
automatische stand. F
S electeer bij draaiende motor de stand M
om handmatig sequentieel te schakelen.
Op het instrumentenpaneel
worden de aanduiding AUTO
en de ingeschakelde versnelling
weergegeven.
Rijden
Page 199 of 416

197
Achteruitversnelling
Selecteer de achteruitversnelling uitsluitend
als de auto volledig stilstaat en de voet op het
rempedaal wordt gehouden.Als op lage snelheid de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, knippert het lampje N
en wordt automatisch de neutraalstand
ingeschakeld. Om de achteruit in te
schakelen, trapt u het rempedaal in en zet u
de keuzeschakelaar in N en dan in R.
Stilzetten van de auto
Selecteer wanneer u de auto met
draaiende motor stilzet altijd de
neutraalstand N .
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert altijd of de
keuzeschakelaar in de neutraalstand N
staat en de parkeerrem is aangetrokken.
Storing
Als de aanduiding A of AUTO bij het aanzetten
van het contact gaat knipperen, in combinatie
met een geluidssignaal en een melding, duidt
dit op een storing in de versnellingsbak.
Laat dit zo snel mogelijk controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Houd bij het starten van de motor altijd het
rempedaal ingetrapt.
Trek bij het parkeren de parkeerrem altijd
aan om de auto volledig te blokkeren.
F
S
electeer de stand R .
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling
klinkt een geluidssignaal. Voordat u de motor afzet, kunt u:
-
d
e keuzeschakelaar in de stand N zetten om
de neutraalstand te selecteren,
of
-
d
e versnellingsbak in de ingeschakelde
versnelling laten staan. In dat geval kan de
auto niet worden verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de parkeerrem aan
om de auto volledig stil te zetten.
6
Rijden
Page 200 of 416

198
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch opnieuw gestart (START-stand)
als u weer weg wilt rijden.
Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
Overgang naar de
STOP- stand
Voor uw comfort tijdens
parkeermanoeuvres zal het systeem
enkele seconden na het schakelen uit de
achteruitversnelling niet werken.
Tijdens de werking van het Stop & Start-
systeem blijven alle andere componenten
zoals de remmen en de stuurbekrachtiging
normaal functioneren.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen,
kan het een ogenblik duren voordat de
motor wordt afgezet.Tank nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem in de STOP-stand is gezet;
zet in dat geval altijd het contact af.
Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak
:
wanneer de rijsnelheid lager is dan 20 km/h of wanneer
de auto stilstaat (afhankelijk van de motor, gaat het Stop
& Start-verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
branden en wordt de motor automatisch afgezet als de
versnellingsbak in de neutraalstand wordt gezet en het
koppelingspedaal wordt losgelaten.
Bij een auto met een automatische
transmissie : wanneer de auto stilstaat, gaat
het Stop & Start-verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel branden en wordt de motor
automatisch afgezet als u het rempedaal intrapt
of de stand N selecteert.
Bij een auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak : wanneer de rijsnelheid lager is
dan 8
km/h, gaat het Stop & Start-verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel branden en wordt de
motor automatisch afgezet als u het rempedaal
intrapt of de stand N selecteert.
Teller Stop & Start
of(minuten/seconden of uren/minuten)
Bijzonderheden: STOP-
stand niet beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd onder
bepaalde bijzondere omstandigheden (met
betrekking tot bijvoorbeeld de laadtoestand
van de accu, de koelvloeistoftemperatuur,
de werking van de rembekrachtiging of de
buitentemperatuur) en in de volgende gevallen:
-
d
e auto staat op een steile helling
(bergopwaarts of bergafwaarts),
-
he
t bestuurdersportier is geopend,
-
e
en schuifdeur is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt,
-
d
e auto heeft sinds de laatste start door
de bestuurder niet sneller dan 10
km/h
gereden,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-
h
et draaien van de motor is nodig om het
interieur op een aangename temperatuur te
houden,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld.
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-
systeem, houdt een teller bij hoelang de STOP-
stand tijdens een rit is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet.
Rijden