Page 81 of 416

79
Van binnenuit
Openen
Selectiviteit van cabine en
laadruimte gedeactiveerd en
auto vergrendeld.
F
B
eweeg deze hendel omlaag om de auto
volledig te ontgrendelen en de rechter deur
te openen.
F
B
eweeg deze hendel omlaag om de
laadruimte te ontgrendelen en de rechter
deur te openen.
F
o
pen de deur tot de gewenste hoek; F
B
eweeg deze hendel omlaag om de rechter
deur te openen.
Auto vergrendeld. Auto vergrendeld en
kinderbeveiliging uitgeschakeld.
F
B
eweeg deze hendel omlaag om de auto
volledig te ontgrendelen en open de
rechter deur.
Auto ontgrendeld en
kinderbeveiliging uitgeschakeld.
F
B
eweeg deze hendel omlaag om de rechter
deur te openen.
Als de kinderbeveiliging is ingeschakeld,
werkt de hendel niet.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
kinderbeveiliging .
Sluiten
F Sluit eerst de rechter achterdeur en
vervolgens de linker achterdeur.
Selectiviteit van cabine
en
laadruimte geactiveerd en auto
vergrendeld.
Deur of auto ontgrendeld.
F
B
eweeg deze hendel omlaag om de auto
volledig te ontgrendelen en de rechter deur
te openen. Auto ontgrendeld.
F
B
eweeg deze hendel omlaag om de rechter
deur te openen.
2
Toegang tot de auto
Page 82 of 416

80
Achterklep
Openen
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Keyless entr y
and star t -systeem, en in het bijzonder het
ontgrendelen van de auto.
Sluiten
Als de achterklep niet goed is
gesloten:
- gaat, bij stilstaande auto en draaiende motor, dit lampje branden in combinatie met een
waarschuwingsmelding die enkele seconden
wordt weergegeven,
-
g
aat, als de auto rijdt (rijsnelheid hoger dan
10
km/h), dit lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding
die enkele seconden wordt weergegeven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Keyless entr y
and star t -systeem, en in het bijzonder het
ontgrendelen van de auto.
Noodontgrendeling
F Trek, als de achterklep is ontgrendeld (afhankelijk van de uitvoering met de sleutel,
met de afstandsbediening of via het Keyless
entry and start-systeem), aan de handgreep en
beweeg de achterklep ver volgens omhoog. F
T
rek de achterklep omlaag met behulp van
de lus aan de binnenzijde en vergrendel de
achterklep. Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing in het systeem van de centrale
vergrendeling de achterklep mechanisch
ontgrendeld worden.
Ontgrendelen
F Klap indien nodig de achterbank (indien
aanwezig) naar voren om van binnenuit bij
het slot te komen,
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten,
wordt deze weer vergrendeld als het probleem
niet is verholpen. F
S
teek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
F
V
erplaats de nok naar links.
Toegang tot de auto
Page 83 of 416

81
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de knop of de kabels van de sirene
uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats alvorens u
werkzaamheden aan het alarmsysteem
uitvoert.
Omtrekbeveiliging
Het systeem controleert of de auto wordt
geopend.
Het alarm gaat af als iemand een van de te
openen carrosseriedelen (waaronder ook de
motorkap) probeert te openen.
Interieurbeveiliging
Dit systeem controleert alleen of er bewegingen
in de cabine worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen of als iets of iemand de cabine
binnendringt.
Het wordt niet geactiveerd als iets of iemand de
laadruimte binnendringt .
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen in
het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand de auto binnendringt of als iets
of iemand in de auto beweegt. Als uw auto is uitgerust met een
programmeerbaar verwarmings-/
ventilatiesysteem en dit systeem is
ingeschakeld, kan de interieurbeveiliging niet
worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het programmeerbare
verwarmings-/ventilatiesysteem .
Volledige beveiliging
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto met de
afstandsbediening.
of
F
V
ergrendel de auto met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje knippert één keer per seconde
en de richtingaanwijzers gaan gedurende
ongeveer 2
seconden branden.
Na het vergrendelverzoek met de
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem wordt de omtrekbeveiliging
na 5
seconden en de interieurbeveiliging na
45
seconden geactiveerd.
Als een van de te openen carrosseriedelen
(portier, achterklep of achterdeur, motorkap
enz.) niet goed is gesloten, kan de auto niet
met de afstandsbediening worden vergrendeld,
maar wordt de beveiliging na 45
seconden wel
ingeschakeld.
2
Toegang tot de auto
Page 84 of 416

82
Uitschakelen
F Druk op deze ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
F
O
ntgrendel de auto met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
verklikkerlampje van de knop gaat uit en
de richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2
seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als 30 seconden zijn
verstreken zonder dat een van de te openen
carrosseriedelen is geopend), wordt het
alarmsysteem automatisch weer ingeschakeld.
Beveiliging – met alleen de
omtrekbeveiliging ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
p
ersonen in de auto aanwezig zijn,
-
e
en ruit op een kier blijft staan,
-
d
e auto wordt gewassen,
-
e
en wiel wordt ver wisseld,
-
d
e auto wordt gesleept,
-
d
e auto op een boot wordt ver voerd.
Interieurbeveiliging
Uitschakelen F
Z
et het contact af en druk binnen
tien seconden op de knop tot het
verklikkerlampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto. F
V
ergrendel de auto onmiddellijk
met de afstandsbediening of
het "Keyless entry and start"-
systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het verklikkerlampje knippert één
keer per seconde.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure
elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Opnieuw activeren
F
S
chakel de omtrekbeveiliging
uit door de auto te ontgrendelen
met de afstandsbediening of met
het "Keyless entry and start"-
systeem.
Het verklikkerlampje gaat uit. F
S
chakel het alarmsysteem
weer volledig in door de
auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het
"Keyless entry and start"-
systeem.
Het verklikkerlampje van de knop zal opnieuw
één keer per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als gevolg treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless
entry and start"-systeem, is het alarm
tijdens uw afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Toegang tot de auto
Page 85 of 416

83
Storing in
afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F O ntgrendel de auto met de sleutel (in de
afstandsbediening bij uitvoeringen met
Keyless entry and start) in het slot van het
bestuurdersportier.
F
o
pen het portier; het alarm gaat af,
F
Z
et het contact aan; het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de super vergrendeling in met de sleutel (in
de afstandsbediening bij uitvoeringen met
Keyless entry and start) in het slot van het
bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact
het verklikkerlampje van de knop blijft
branden, duidt dit op een storing in
het systeem.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Automatisch inschakelen
Deze functie is niet beschikbaar, optioneel of
standaard.
Het systeem wordt 2
minuten nadat het
laatste te openen carrosseriedeel is gesloten,
automatisch ingeschakeld.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet u eerst op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
drukken of moet u de auto ontgrendelen met
het Keyless entry and start-systeem.
Elektrische ruitbediening
1 Schakelaar ruitbediening links
2 S chakelaar ruitbediening rechts
Handbediening
Duw of trek aan de schakelaar zonder het
zware punt te passeren. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Automatische bediening
Duw of trek de schakelaar tot voorbij het zware
punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten,
opent of sluit de ruit volledig. Bedien de
schakelaar opnieuw om het openen of sluiten
te stoppen.
De elektrische ruitbediening wordt
uitgeschakeld:
-
o
ngeveer 45 seconden na het afzetten van
het contact.
-
a
ls bij afgezet contact een voorportier wordt
geopend.
2
Toegang tot de auto
Page 86 of 416

84
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de
schakelaar tot de ruit volledig wordt geopend.
Trek ver volgens binnen 4 seconden de
schakelaar omhoog tot de ruit wordt gesloten.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Resetten
Als de accu losgekoppeld is geweest, moet de
antiklemvoorziening worden gereset.
F
O
pen de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens
als de schakelaar omhoog wordt bewogen,
sluit de ruit enkele centimeters.
F
L
aat de schakelaar los en trek deze
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is
gesloten.
F
B
lijf de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde vasthouden. Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor
een korte periode, altijd de sleutel mee.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets
tussen de ruit en de sponning bekneld raakt,
moet de ruit weer worden geopend. Druk
daarvoor op de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze ervan
verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten
van de ruit hindert.
De bestuurder moet er van verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruikmaken van de elektrische
ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het
bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.
Toegang tot de auto
Page 87 of 416

85
Stuurwielverstelling
F Zorg dat de auto stilstaat en duw de hendel omlaag om het stuur wiel te
ontgrendelen.
F
V
erstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding.
F
T
rek aan de hendel om het stuur wiel te
vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Spiegels
Buitenspiegels
Handmatig verstellen
Duw de knop in een van de vier richtingen om
de spiegel af te stellen.
Wanneer de auto is geparkeerd, kunnen de
buitenspiegels handmatig worden ingeklapt.
Als de spiegel uit de oorspronkelijke stand is
gekomen, duw deze dan bij stilstaande auto,
handmatig op zijn plaats terug of gebruik de
knop.
Er is geen risico op breken, zelfs niet in
vriesweer.
Elektrische verstelling
F Beweeg de schakelaar A naar rechts of links om de desbetreffende buitenspiegel te
selecteren.
F
B
eweeg de schakelaar B in de vier
richtingen om de spiegel af te stellen.
F
Ze
t de schakelaar A weer in de
middenstand.
Elektrisch inklappen
Bij stilstaande auto en aangezet contact
kunnen de buitenspiegels van binnenuit
elektrisch worden ingeklapt:
F
Ze
t de schakelaar A in de
middelste stand.
F
T
rek de schakelaar A naar
achteren.
Vergrendel om de spiegels van buitenaf in
te klappen met de afstandsbediening of de
sleutel.
3
Ergonomie en comfort
Page 88 of 416

86
Buitenspiegels met
ver warming
Als uw auto hiermee is uitgerust:of
F
D
ruk op de toets van de
buitenspiegelverwarming.
Stel om veiligheidsredenen de spiegels zo
af dat de dode hoek zo klein mogelijk is.
De waargenomen objecten in de
buitenspiegels lijken verder af dan ze in
werkelijkheid zijn.
Houd hier rekening mee bij het inschatten
van de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer.
F
D
ruk op de toets van de
achterruitverwarming.
Elektrisch uitklappen
De buitenspiegels worden elektrisch uitgeklapt
met de afstandsbediening of sleutel wanneer
de auto wordt ontgrendeld, behalve als de
spiegels zijn ingeklapt door de schakelaar A
te bedienen. Trek in dat geval de schakelaar A
(deze moet in de middelste stand staan) naar
achteren.
Het inklappen/uitklappen tijdens het
vergrendelen/ontgrendelen kan worden
uitgeschakeld. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Indien nodig kunnen de buitenspiegels
handmatig worden ingeklapt. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het ontwasemen en
ontdooien van de achterruit
.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder
hinder onder vindt van bijvoorbeeld de zon
en van de koplampen van achteropkomend
verkeer.
Handbediende binnenspiegel
Verstellen
F
S tel de spiegel af als deze in de dagstand
staat.
Dag-/nachtstand
F
T
rek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
F
D
uw het hendeltje naar voren om de spiegel
terug te zetten in de dagstand.
Ergonomie en comfort