Page 265 of 416

263
Als na 5 tot 7 minuten de gewenste
b andenspanning niet is bereikt, is
de band niet te repareren met de
bandenreparatieset; neem contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder
te helpen.
F
S
chakel de compressor in door de
schakelaar B in de stand I te zetten tot de
bandenspanning is opgelopen tot 2,0 bar.
Het afdichtmiddel wordt onder druk in de
band gespoten; maak de slang niet los van
het ventiel tijdens deze handeling (kans op
wegspuiten van het middel). F
V
er wijder de set en draai de dop van de
witte slang vast. Zorg er voor dat restanten
van de vloeistof niet op of in de auto
terecht kunnen komen. Houd de set binnen
handbereik.2. Op spanning brengen
F Zet de schakelaar A in de stand "Op spanning brengen".
F
R
ol de witte slang G volledig uit.
F
S
luit de witte slang aan op het ventiel van
de gerepareerde band.
Ga zo snel mogelijk naar een ser vicepunt
van het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vergeet niet de technicus te vertellen dat u
de set hebt gebruikt. Na nadere inspectie
kan de technicus u vertellen of de band
gerepareerd kan worden of moet worden
vervangen.
F
S
luit de stekker van de compressor weer
aan op de 12V-aansluiting in de auto.
F
S
tart de motor opnieuw en laat de motor
draaien.
F
R
ijd onmiddellijk ongeveer vijf kilometer met
een lage snelheid (tussen 20
en 60
km/h)
om het gat te dichten.
F
Z
et de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
8
Storingen verhelpen
Page 266 of 416

264
Verwijderen van de slang
en de flacon
Let op dat er geen vloeistof uit de flacon
stroomt.
De uiterste gebruiksdatum staat op de
patroon vermeld.
De patroon met afdichtmiddel kan slechts
één keer gebruikt worden en moet daarna
worden ver vangen, ook als hij niet leeg is.
Werp de patroon na gebruik niet weg,
maar lever deze in bij een PEUGEOT-
dealer of een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats een
nieuwe flacon met afdichtmiddel te kopen.
F
B
eweeg de slang 2
naar links tot deze
contact maakt met de behuizing.
F
M
aak aansluiting 1
van de flacon los door
hem een kwartslag linksom te draaien.
F
T
rek de middelste slang 2
voorzichtig
naar buiten en koppel aansluiting 3
van
de luchtinlaatslang los door deze een
kwartslag linksom te draaien.
F
B
reng de band met behulp van de
compressor op de voorgeschreven
spanning (spanning verhogen: schakelaar B
in stand I; spanning verlagen: schakelaar B
in stand O en knop C indrukken), zoals
vermeld op de bandenspanningssticker in
de portieropening aan bestuurderszijde. A
ls de bandenspanning sterk daalt, is
het lek niet goed gedicht; neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder te
helpen.
F
V
er wijder de set en berg deze op.
F
R
ijd niet harder dan 80
km/h en niet verder
dan 200
km. F
V
erwijder slang 2
.
F
H
oud de compressor verticaal.
F
D
raai de flacon 4 aan de onderzijde los.
Voer deze handelingen in omgekeerde
volgorde uit om de nieuwe flacon en de nieuwe
slang te plaatsen.
Storingen verhelpen
Page 267 of 416
265
Bandenspanning
controleren/aanpassen
F Zet de schakelaar A in de stand "Reparatie".
F
R
ol de witte slang G volledig uit.
F
S
luit de witte slang aan op het
ventiel van de band.
U kunt de compressor, zonder inspuiting
van het afdichtmiddel, ook gebruiken om de
bandenspanning te controleren of de banden
op spanning te brengen.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
F
S
tart de motor en laat de motor draaien.
F
B
reng de band met behulp van de
compressor op de voorgeschreven
spanning (spanning verhogen: schakelaar
B in stand I; spanning verlagen: schakelaar
B in stand O en knop C indrukken), zoals
vermeld op de bandenspanningssticker.
F V er wijder de set en berg deze op. Als de spanning van één of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Zie de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
Bandenspanningscontrolesysteem
.
8
Storingen verhelpen
Page 268 of 416

266
Reservewiel
Toegang tot het
gereedschap
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gereedschapskist.
Overzicht gereedschapZie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over slepen .
Deze gereedschappen zijn specifiek voor
uw auto en kunnen, afhankelijk van de
uitvoering van uw auto, verschillen.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het ver wisselen van een wiel met een
beschadigde of lekke band.
Gebruik niet een andere krik dan de door
de fabrikant geleverde krik.
Als de auto niet is voorzien van de
originele krik, neem dan contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, om de door de fabrikant
voorgeschreven krik aan te schaffen.
De krik voldoet aan de Europese
regelgeving zoals deze is vastgelegd in de
Richtlijn 2006/42/CE over machines.
De krik is onderhoudsvrij.
Het gereedschap bevindt zich in een
gereedschapskist.
1.
Wielsleutel.
Hiermee kunnen de wielbouten worden
ver wijderd en kan de krik worden uit- en
ingedraaid.
2. Krik.
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
3. Gereedschap voor het ver wijderen van
sierdoppen/-delen.
Hiermee kunnen, indien aanwezig, de
sierdoppen van de wielbouten van een
lichtmetalen velg of het sierdeel van een
stalen velg worden verwijderd.
4. Dop voor slotbouten.
Hiermee kunnen met behulp van de
wielsleutel de speciale slotbouten worden
verwijderd.
5. Sleepoog.
Storingen verhelpen
Page 269 of 416

267
Toegang tot het reservewiel
F Het reser vewiel is bereikbaar vanaf de achterzijde van de auto.
F
O
pen de achterdeuren of de achterklep
(afhankelijk van de uitvoering).
Om te voorkomen dat de elektrisch
bedienbare schuifdeur(en) ongewild wordt
(worden) geopend, moet u de functie
" Handsfree toegang " uitschakelen via
het configuratiemenu van de auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de schuifdeur met
handsfree-functie . F
A
ls uw auto is uitgerust met een trekhaak,
krik de auto dan aan de achterzijde op
(uitsluitend bij punt B ) tot er voldoende
ruimte is om het reser vewiel te kunnen
verwijderen.
Verwijderen
F Open de achterdeuren (of achterklep) om bij de in de dorpel geplaatste bout van de
reservewielhouder te komen. F
D
raai de bout los met behulp van de
wielsleutel (ongeveer 14
omwentelingen),
tot de reservewielhouder laag genoeg hangt
om de haak van de reser vewielhouder los te
maken.
F
H
aal de reser vewielhouder los van de haak
en plaats het reser vewiel in de nabijheid
van het te ver vangen wiel.
8
Storingen verhelpen
Page 270 of 416
268
TerugplaatsenBand in de reservewielhouder
Als u de maat wilt wijzigen van de band op het reser vewiel, volg dan onderstaande instructies.In de reser vewielhouder kan een wiel met
een lekke band in de bandenmaat 215
of
225
worden geplaatst.
F
P
laats het wiel voor de reservewielhouder.
F
B
eweeg het reser vewiel geleidelijk in de
reservewielhouder door hem heen en weer
(van links naar rechts) te bewegen tot het
bevestigingsgedeelte van de haak vrij komt.
F
B
evestig de reser vewielhouder aan de haak
en draai de bout weer volledig vast met de
wielsleutel. Oorspronkelijke
bandenmaat Compact-Standard Long
215/65
R16 Het plaatsen van een wiel
met een 225 -band in de
reservewielhouder is verboden.
Er is geen beperking.
215/60
R17
215/60
R17 M&S
2 2 5 / 5 5
R17 Het plaatsen van een wiel
met een 215 -band in de
reservewielhouder wordt
niet aanbevolen (kans op bijgeluiden).
Storingen verhelpen
Page 271 of 416

269
Een wiel verwijderen
Stilzetten van de auto
Zet de auto stil op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg
er voor dat de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond staat.
Schakel bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak de
eerste versnelling in en zet ver volgens het
contact uit om de wielen te blokkeren.
Selecteer bij een auto met automatische
transmissie de stand P en zet ver volgens
het contact uit om de wielen te blokkeren.
Selecteer bij een auto met elektronisch
gestuurde versnellingsbak de stand P
en zet ver volgens het contact uit om de
wielen te blokkeren.
Trek de parkeerrem aan en controleer
of het lampje op het instrumentenpaneel
brandt.
Controleer of de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt; gebruik een bok.F
P
laats het voetstuk van de krik op de grond,
recht onder een van de twee steunpunten
A of B . Gebruik het steunpunt dat zich het
dichtste bij het te ver wisselen wiel bevindt.
Gebruik niet:
-
d
e krik voor andere werkzaamheden
dan het opkrikken van de auto,
-
e
en andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
F
A
ls uw auto is uitgerust met stalen
velgen, ver wijder dan de naafdop met het
gereedschap 3 .
F
A
ls uw auto is uitgerust met lichtmetalen
velgen, ver wijder dan de sierdoppen van de
wielbouten met het gereedschap 3 .
F
A
ls uw auto is uitgerust met slotbouten,
zet dan de dop 4
op de wielsleutel 1 om de
slotbout los te draaien.
F
D
raai de andere bouten los (zonder ze te
verwijderen) met uitsluitend de wielsleutel 1 .
8
Storingen verhelpen
Page 272 of 416

270
F Krik met behulp van de wielsleutel 1 de
auto op tot er voldoende ruimte tussen
het wiel en de grond is om het (niet lekke)
reservewiel te monteren. Zorg er voor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of losse ondergrond kan de
krik wegglijden of wegzakken – Kans op
letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder de
steunpunten A of B onder de auto en
zorg er voor dat het contactvlak van het
steunpunt goed in het middelste deel van
de kop van de krik steekt. Zo niet, dan kan
de auto beschadigd raken en/of de krik
wegzakken – Kans op letsel!
F
V
er wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F V erwijder het wiel.
Een wiel monteren
F Plaats het wiel op de naaf.
F
D raai de bouten met de hand vast tot tegen
de aanslag.
F
D
raai de slotbout (indien aanwezig) met de
wielsleutel 1
en de dop 4 handvast.
F
D
raai de overige wielbouten handvast met
alleen wielsleutel 1 .
F
D
raai de krik 2
met de draaiknop uit tot de
kop van de krik het steunpunt A of B raakt;
het contactvlak van het steunpunt A of B
moet goed in het middelste deel van de kop
van de krik steken.
Storingen verhelpen