211
De waarde verschijnt onmiddellijk op het
instrumentenpaneel.Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
snelheidslimietherkenning .
Werking onderbreken
Het onderbreken van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de toets, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of
om veiligheidsredenen, door activering van
h e t E S P.
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
gaat de weergegeven snelheid knipperen.
Het knipperen stopt als de snelheid weer is
gedaald tot de ingestelde snelheid.
Uitschakelen
F druk nogmaals op toets 5 om de
snelheid op te slaan.
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt
de werking ervan tijdelijk onderbreken door
op de toets 4
te drukken: het display toont de
onderbreking (Pause).
Storing
F Draai knop 1 in stand 0 . De informatie
van de snelheidsregelaar wordt niet meer
weergegeven.
Als de streepjes knipperen wijst dit op een
storing in de snelheidsregelaar.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Adaptieve snelheidsregelaar
("CRUISE")
Dit systeem zorgt er voor dat de
auto automatisch de door de
bestuurder ingestelde snelheid
aanhoudt.
Bovendien kan dit systeem (wanneer de
situatie dit toelaat) een bepaalde afstand,
die u zelf kunt selecteren, tussen uw auto
en de voorligger aanhouden.
Inschakelen/uitschakelen
De rolknop voor de selectie
van de snelheidsregelaar
moet in de stand "CRUISE"
staan, anders wordt uw
commando niet uitgevoerd.
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld via
het configuratiemenu van
de auto.
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
" Rijden/Auto " de functie "Actieve
snelheidsregelaar ".
Bij het afzetten van het contact wordt de
status van de functie opgeslagen.
6
Rijden