Page 57 of 240

55
Statische bochtverlichting
Activering
Geen activeringTijdens het rijden met dim- of grootlicht
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40 km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) .
Zonder statische bochtverlichting Met statische bochtverlichting
Deze functie wordt geactiveerd:
-
b
ij het inschakelen van een
richtingaanwijzer,
of
-
a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt
verdraaid.
De verlichting wordt in de volgende gevallen
niet geactiveerd:
-
b
ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
al
s de achteruitversnelling is ingeschakeld.
Programmeren
Via menu Rijden/Auto kan de
bochtverlichting worden in- en
uitgeschakeld.
Deze functie is standaard
ingeschakeld.
Ruitenwisserschakelaar
Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het gebied
rondom de ruitenwisserarmen en -bladen en van
de voorruitrand alvorens de ruitenwissers in te
schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u
bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
4
Verlichting en zicht
Page 58 of 240

56
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden
automatisch ingeschakeld als de
sensor achter de binnenspiegel
regen detecteert. De snelheid van
de ruitenwissers wordt aangepast
aan de hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Dit lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden en er wordt een
melding weergegeven.
Duw de hendel kort omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het
inschakelen te bevestigen.
Uitschakelen
Dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er
wordt een melding weergegeven.
Duw de hendel kort omlaag of zet de hendel in
een andere stand (Int., 1
of 2).
Als in stand AUTO de ruitenwissers in de
inter valstand werken, laat het systeem dan
controleren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regensensor, die zich gecombineerd
met de lichtsensor boven aan de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Ruitensproeiers voor
Trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers
t reden in werking en na enige tijd worden ook
de ruitenwissers ingeschakeld.
Ruitenwissers vóór
Hoge snelheid (hevige neerslag).
Normale snelheid (matige regenval).
Interval (wissnelheid aangepast aan
de wagensnelheid).
Uit.
Eén keer wissen (duw de hendel
even omlaag). Elke keer als het contact meer
dan 1
minuut is afgezet, moet
u de automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw activeren door de
hendel één keer omlaag te duwen.
Verlichting en zicht
Page 59 of 240

57
Ruitenwisserbladen
ver vangen
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of vervangen. De stand
kan tevens 's winters worden gebruikt om de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In de verticale stand zetten:
F A ls de ruitenwisserschakelaar binnen een minuut
nadat het contact is afgezet wordt bediend, worden
de ruitenwissers in de verticale stand gezet.
In de ruststand zetten:
F
Z
et als de ruitenwissers weer op de voorruit zijn
gelegd het contact aan en bedien de schakelaar.
Demonteren van een wisserblad
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F M aak het ruitenwisserblad los en verwijder
het.
Monteren van een wisserblad
F Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast.
F
Z
et de ruitenwisserarm voorzichtig terug. Om een goede werking van de ruitenwissers te
behouden adviseren wij u:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers om te
gaan,
-
d
e wisserbladen regelmatig te reinigen met
zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken om een
stuk karton tegen de voorruit te houden,
-
d
e wisserbladen te ver vangen zodra ze
tekenen van slijtage vertonen.
Ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Schakel de automatische werking van
de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval
of strenge vorst en bij montage van
een fietsendrager op de achterklep. Dit
kunt u doen via het touchscreen, in het
configuratiemenu van de auto.
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Via het menu Rijden/Auto kan de
werking van de achterruitenwisser
tijdens het achteruitrijden worden in-
en uitgeschakeld.
4
Verlichting en zicht
Page 60 of 240

58
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto
zijn labels aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie
over de identificatie van uw auto.
Ver wijder ze niet: ze horen namelijk bij de
auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in
staat u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto, enz.
Belangrijke informatie:
- H et monteren van elektrische uitrustingen
of accessoires die niet onder een
artikelnummer in het assortiment van
PEUGEOT voorkomen, kan tot een
hoger verbruik leiden en storingen in
het elektronische systeem van uw auto
veroorzaken. Neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk voor meer informatie
over het aanbod aan accessoires met een
artikelnummer.
-
U
it veiligheidsoverwegingen is toegang
tot de diagnose-aansluiting, die is
gekoppeld aan de elektronische systemen
in de auto, uitsluitend voorbehouden
aan het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats waar de
beschikking is over geschikt gereedschap
(kans op storingen in de elektronische
systemen die kunnen leiden tot pech of
ernstige ongevallen). De fabrikant kan niet
aansprakelijk worden gesteld als deze
aanwijzing niet wordt opgevolgd.
-
W
ijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan,
of die niet volgens de technische
voorschriften van de fabrikant zijn
uitgevoerd, leiden tot het ver vallen van de
wettelijke en contractuele garanties.Monteren van als accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u
een radiocommunicatiezender
monteert, moet u
bij het PEUGEOT-
netwerk de technische gegevens
van compatibele zenders opvragen
(frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften),
conform de Richtlijn Elektromagnetische
Compatibiliteit (2004/104/EG).
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode knop indrukt, knipperen
alle vier de richtingaanwijzers tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten,
afhankelijk van de mate van remvertraging,
automatisch ingeschakeld.
Veiligheid
Page 61 of 240

59
Noodoproep of
pechhulpoproep
Peugeot Connect SOS** Afhankelijk van de geografische dekking van de functies "Peugeot Connect SOS" en
"Peugeot Connect Assistance", en van de
officiële landstaal die door de eigenaar van
de auto is gekozen.
D
e lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
diensten PEUGEOT CONNECT kunt
u
bij uw verkooppunt opvragen of op de
internetsite voor uw land bekijken.
Druk in geval van nood langer
dan 2
seconden op deze toets.
Het knipperen van de led en het
gesproken bericht bevestigen dat
de oproep is verstuurd naar de
alarmcentrale "Peugeot Connect
SO S " *.
Door nogmaals op deze knop te drukken wordt
de oproep geannuleerd en gaat de led uit.
De led blijft branden (zonder te knipperen)
wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat de led uit.
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem
de bevoegde hulpdiensten**. In landen waar de
alarmcentrale niet operationeel is of wanneer
de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt
de oproep meteen doorgestuurd naar de
hulpdiensten (112), zonder lokalisatie van de
auto.
Als onafhankelijk van de activering van
de airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact gaat het lampje 3 seconden
b randen. Dit duidt op een goede werking van het systeem.
Het lampje blijft rood branden: er is een storing in het
systeem.
Het lampje knippert rood: de noodbatterij moet worden
vervangen.
Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Peugeot Connect Assistance
Druk langer dan 2 seconden op
d eze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de oproep geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.
Zodra u weer gas geeft, gaan de
alar mknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door op de schakelaar te drukken.
"Peugeot Connect SOS" lokaliseert
onmiddellijk uw auto, spreekt u toe in uw
landstaal** en roept indien nodig de hulp in van In beide gevallen is het mogelijk dat de
noodoproep of pechhulpoproep niet meer
werkt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats.
**
A
fhankelijk van de geografische dekking
van de functies "Peugeot Connect SOS" en
"Peugeot Connect Assistance", en van de
officiële landstaal die door de eigenaar van
de auto is gekozen.
D
e lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
diensten PEUGEOT CONNECT kunt
u
bij uw verkooppunt opvragen of op de
internetsite voor uw land bekijken.
5
Veiligheid
Page 62 of 240

60
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie weer inschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Peugeot Connect SOS"
en "Peugeot Connect Assistance" te drukken
en ver volgens op de toets "Peugeot Connect
Assistance" te drukken om te bevestigen.
Wanneer u uw auto buiten het PEUGEOT-
n etwerk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het
netwerk te laten controleren en eventueel
configureren. In een meertalig land kunt
u
het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenen, zoals het
verbeteren van de diensten PEUGEOT
CONNECT voor de klant, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk
willekeurig moment het telematicasysteem
in de auto te wijzigen.
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Peugeot Connect SOS"
en "Peugeot Connect Assistance" te drukken
en ver volgens op de toets "Peugeot Connect
Assistance" te drukken om te bevestigen.
Indien u gebruikmaakt van de dienst
Pe ugeot Connect Packs met SOS-pakket
en pechhulpser vice, beschikt u
over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina op de landelijke website.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP)
omvat de volgende systemen:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (EBD),
-
d
e noodremassistentie (NR A),
-
d
e antispinregeling (ASR),
-
d
e dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en dragen bij tot een betere
controle in bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (NRA)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remweg korter wordt.
Het systeem wordt geactiveerd als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde. Dit is voelbaar
door een afname van de benodigde
bedieningskracht en een toename van de
remeffectiviteit.
Antispinregeling (ASR)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te beperken via
de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(DSC)
De dynamische stabiliteitscontrole houdt de
vier wielen in de gaten en grijpt, als de koers
van de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting, automatisch in via de
remmen van een of meerdere wielen en het
motorkoppel om de auto voor zover mogelijk
weer in de juiste koers te brengen.
Veiligheid
Page 63 of 240

61
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS-systeem.
De normale remwerking blijft behouden. Rijd
wel voorzichtig en matig uw snelheid. Als deze lampjes gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding, duidt dit op
een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden
en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd
die voor uw auto zijn gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig in en laat het niet los.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Laat in beide gevallen zo snel mogelijk uw auto
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Antispinregeling
(ASR)/Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
Werking
Deze systemen worden automatisch
geactiveerd zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen treden in werking zodra de
wielen te weinig grip hebben of de auto de
opgelegde koers niet kan aanhouden. In dat geval gaat dit lampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond
enz.) kan het nuttig zijn deze systemen uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
Schakel deze systemen weer in zodra er weer
voldoende grip is.
Uitschakelen van de ASR en DSC met de toets
F Druk op deze toets.
Het oranje lampje van de toets gaat branden.
De systemen ASR en DSC grijpen niet meer in
op de werking van de motor en het remsysteem
als de auto uit de koers raakt.
Uitschakelen van de ASR via het
touchscreenHet systeem kan worden
uitgeschakeld via het menu Rijden/
Auto.
Dit wordt bevestigd door de weergave van een
melding.
Opnieuw inschakelen
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.
Bij snelheden tot 50
km/h kunt u de systemen
handmatig weer inschakelen.
5
Veiligheid
Page 64 of 240

62
Veiligheidsgordels
Voor in
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra bescherming van
de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse
aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen
de pyrotechnische gordelspanners er voor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de
inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra
het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee
de gordel tegen het lichaam van de inzittenden
getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.
Inschakelen van de ASR en DSC met de toets
F Druk nogmaals op de toets om de systemen handmatig weer in te schakelen.
Het lampje van de toets gaat uit.
Inschakelen van de ASR via het
touchscreen
Het systeem kan worden
ingeschakeld via het menu Rijden/
Auto.
Dit wordt bevestigd door de weergave van een melding.
Storing
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een melding en
een geluidssignaal, duidt dit op een
storing in de systemen.
Raadpleeg een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen te
laten controleren.
ASR/DSC
Deze systemen zorgen voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot
het nemen van meer risico's of te hard
rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen leiden
(regen, sneeuw, ijzel) wordt de kans dat
de wielen hun grip verliezen groter. Het
is voor uw veiligheid dus van het grootste
belang dat de systemen altijd ingeschakeld
zijn, zeker als de omstandigheden
gevaarlijker worden.
De goede werking van deze systemen
wordt verzekerd door de naleving van de
voorschriften van de fabrikant, niet alleen
met betrekking tot de wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem
en elektronische onderdelen, maar ook
wat betreft de montageprocedures die
door het PEUGEOT-netwerk worden
toegepast.
Voor een maximale effectiviteit van deze
systemen onder winterse omstandigheden
adviseren wij u
winterbanden te gebruiken.
Zorg er dan voor dat alle vier de wielen zijn
voorzien van hetzelfde type winterband dat
voor uw auto is gehomologeerd.
Veiligheid