Page 105 of 240

103
De geassisteerde uitparkeermanoeuvre is nu
begonnen.
Rijd stapvoets (max. 5 km/h) en ga door met de
manoeuvre op basis van de aanwijzingen van de
functie "Parkeerhulp" tot er een melding wordt
weergegeven die aangeeft dat de manoeuvre is
voltooid.
De manoeuvre is voltooid zodra de voor wielen
van de auto zich buiten de parkeerplek bevinden.
Het lampje van de toets dooft en er klinkt een
geluidssignaal.
De bestuurder moet nu het stuur weer
overnemen.
Deactiveren
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
- a ls het contact wordt afgezet,
-
a
ls de motor afslaat,
-
a
ls er binnen 5 minuten na het selecteren
van het type manoeuvre niet wordt gestart
met een manoeuvre,
-
a
ls de auto tijdens de manoeuvre langdurig
blijft stilstaan,
-
a
ls de antispinregeling (ASR) in werking
treedt,
-
a
ls de maximaal toegestane snelheid wordt
overschreden,
-
a
ls de bestuurder het stuur wiel tegenhoudt,
-
a
ls de bestuurder de toets van het Park
Assist-systeem indrukt,
-
a
ls het niet mogelijk is om de auto correct in
of uit te parkeren (te veel manoeuvres nodig
voor het in- of uitparkeren),
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
a
ls één van de voor wielen op een obstakel
stuit.
Er wordt een melding weergegeven op het
scherm. De bestuurder moet dan het stuur weer
overnemen.
Als het systeem tijdens een manoeuvre
wordt gedeactiveerd, moet de bestuurder
het systeem handmatig weer activeren om
de manoeuvre voort te zetten.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
- b ij het trekken van een aanhanger,
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
b
ij een wagensnelheid van meer dan
70
km/h.
Raadpleeg om het systeem voor langere duur
te laten uitschakelen het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden
Page 106 of 240

104
Storingen
Als er een storing in het systeem
optreedt, gaat dit lampje op het
instrumentenpaneel branden en/of
verschijnt een melding op het scherm
in combinatie met een geluidssignaal
(kort piepsignaal).
Het lampje knippert enkele
seconden. Als de storing optreedt
tijdens het gebruik van het systeem,
gaat het lampje uit.
In het geval van een storing in de
stuurbekrachtiging worden deze pictogrammen
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de ruimte tussen uw auto en de
parkeerplek te groot is, kan het systeem
mogelijk de beschikbare ruimte niet meten.
Tijdens een manoeuvre houdt het Park Assist-
systeem geen rekening met onderdelen of
voor werpen die buiten de carrosserie (in de
lengte of breedte) van de auto uitsteken.
Controleer bij slecht weer en bij winterse
omstandigheden of de sensoren niet zijn
bedekt met vuil, ijs of sneeuw.
Laat in het geval van een storing het
systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Rijden
Page 107 of 240
PEUGEOT & TOTAL
EEN SAMENWERKING IN HET
TEKEN VAN PRESTATIES!
TOTAL QUARTZ beschermt uw motor tegen de
tand des tijds.
TOTAL QUARTZ Ineo First is een uiterst hoogwaardig
smeermiddel dat door de R&D-teams van Peugeot
en Total gezamenlijk is ontwikkeld. De innovatieve
technologie van deze speciaal voor Peugeot-motoren
ontwikkelde motorolie draagt in belangrijke mate bij
tot het terugdringen van de CO
2-uitstoot en beschermt
de motor effectief tegen vervuiling.
Het PEUGEOT TOTAL-team weet hoe prestatiegrenzen
onder de meest veeleisende omstandigheden
verlegd kunnen worden. Dit werd bevestigd door de
drievoudige overwinning die in 2017
werd behaald.
Voor deze uitzonderlijke prestaties voorzagen de
teams van Peugeot Sport hun Peugeot 3008
DKR van
TOTAL QUARTZ, een hoogwaardig smeermiddel dat
onder de meest extreme omstandigheden de motor
optimaal beschermt.
Page 108 of 240

106
Geschikte brandstoffen
Brandstof voor
benzinemotoren
De benzinemotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die bij tankstations getankt kunnen worden:Benzine die voldoet aan de norm
EN228
en is gemengd met een
biobrandstof die voldoet aan de
norm EN15376.
Alleen brandstofadditieven die voldoen
aan de norm B715001
mogen worden
gebruikt.
Brandstof voor
dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die aan de pomp getankt kunnen worden:Raadpleeg voor meer informatie het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie …)
is nadrukkelijk verboden (kans op schade
aan de motor en het brandstofcircuit). Alleen het gebruik van dieseladditieven
die voldoen aan de norm B715000
is
toegestaan.
Diesel bij lage buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in het brandstofsysteem van uw
auto veroorzaken. Om dit te voorkomen is het
raadzaam winterdiesel te tanken en de tank
voor minimaal 50% gevuld te houden.
Als desondanks de motor bij een temperatuur
lager dan -15°C moeilijk aanslaat, laat dan
de auto even in een garage of ver warmde
werkplaats staan.
Reizen naar het buitenland
Sommige brandstoffen kunnen de motor
van uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoor t te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN590
gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN14214
(met
een gehalte aan methyl-ester vetzuren
van 0
tot 7%), Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN16734
gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN14214
(met
een gehalte aan methyl-ester vetzuren
van 0
tot 10%),
Paraffinehoudende diesel die voldoet
aan de richtlijn EN15940
gemengd met
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN14214
(met een gehalte aan methyl-
ester vetzuren van 0
tot 7%).
De brandstof B20
of B30
die voldoet
aan de richtlijn EN16709
is ook geschikt
voor de dieselmotor van uw auto. Maar
als deze brandstof, ook al is het slechts
incidenteel, wordt gebruikt, moeten de
bijzondere onderhoudsvoorschriften
(voor "Zware rijomstandigheden") strikt
worden nageleefd.
Praktische informatie
Page 109 of 240

107
Brandstoftank
Inhoud van de tank:
- ongeveer 50
liter (benzine).
-
ongeveer 50
liter (diesel).
-
ongeveer 45
liter (BlueHDi-diesel).
Tank nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem is afgezet; zet in dat geval
altijd het contact af met de sleutel.
Laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau
is bereikt, gaat dit lampje op het
instrumentenpaneel branden. Er
zit nog ongeveer 5
liter brandstof
in de tank. Als het lampje knippert,
zit er nog maar een minimale
hoeveelheid brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u
zonder brandstof komt te staan.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over een lege brandstoftank
(diesel) .
Vullen
Een sticker aan de binnenzijde van de tankklep
geeft aan welke brandstof u
moet tanken voor
het type motor in uw auto.
Zolang de tankdop niet is vastgedraaid,
kan de sleutel niet uit de dop worden
verwijderd.
Bij het opendraaien van de tankdop kan
een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar
zijn. Dit is volkomen normaal en wordt
veroorzaakt door de onderdruk die ontstaat
door de afdichting van het brandstofcircuit.
Om veilig te tanken:
F
Z
et altijd eerst de motor af.
F
O
pen de brandstofvulklep door met een
vinger bij uitsparing 1
hieraan te trekken.
F
S
teek de sleutel in de dop en draai de
sleutel linksom 2 . F
V er wijder de dop en bevestig deze aan de
haak aan de binnenzijde van klep 3 .
F
V
ul de tank volledig, maar laat het
vulpistool niet meer dan 3
keer afslaan;
anders kunnen er storingen optreden.
Als u
klaar bent met tanken:
F
D
raai de tankdop dicht.
F
D
raai de sleutel naar rechts en ver wijder
deze ver volgens uit de dop.
F
S
luit de brandstofvulklep.
Indien u
per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet de
tank beslist worden afgetapt voordat
de motor kan worden gestar t.
Als er minder dan 5
liter brandstof
getankt wordt, wordt deze stijging van het
brandstofniveau niet weergegeven op de
brandstofmeter.
7
Praktische informatie
Page 110 of 240

108
Onderbreking
brandstoftoevoer
Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij
een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer
afsluit.
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het verkoopland.)
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met
een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is
om benzine te tanken. Hiermee wordt schade
aan de motor, ontstaan door het tanken van de
verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening
is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de
brandstoftankdop verwijdert.
Werking
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Druk met de tuit van de jerrycan niet tegen
de klep van de tankbeveiliging en giet
voorzichtig om er voor te zorgen dat de
brandstof netjes in de vulopening stroomt.
Rijden in het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken
van diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Niet alle auto's met een dieselmotor
zijn voorzien van een tankbeveiliging.
Daarom adviseren wij u
voordat u naar het
buitenland afreist om bij het PEUGEOT-
netwerk te informeren of uw auto geschikt
is om in het desbetreffende land te kunnen
tanken.
Wanneer u
bij een uitvoering met dieselmotor
een benzinetankpistool in de tankopening
probeert te plaatsen, wordt dit tegengehouden
door een klep. Daardoor blijft het pistool
vergrendeld en kan er dus niet getankt worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de
tractie en het remgedrag van de
auto.
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreser vewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u
altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
185/65
R15 9
mm
195/55
R16
2 0 5 /4 5
R17 7
mm
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie
Page 111 of 240

109
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd voorzichtig weg en rij even met een
snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het
monteren van de sneeuwkettingen te oefenen;
doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan
de banden en het wegdek te voorkomen.
Als uw auto is voorzien van lichtmetalen
aluminium velgen, controleer dan of de
ketting en de bevestigingen de velg niet
raken.
Trekhaak
Gewichtsverdeling
F V erdeel het gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voor werpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarom
voor elke 1000
m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af.
Maak gebruik van een trekhaak en
de bijbehorende bedrading die door
PEUGEOT zijn goedgekeurd, Wij adviseren
het monteren te laten uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door een
bedrijf dat niet tot het PEUGEOT-netwerk
behoort, moet de montage altijd volgens
de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Sommige rijhulp- of parkeerhulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld wanneer
een goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Houd u aan het maximale
a anhangergewicht dat is vermeld op
het kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek
Technische gegevens van dit boekje.
De maximale kogeldruk geldt ook
voor de montage op de trekhaak van
accessoires als een fietsendrager of
een bagageplateau.
Houd u
aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming, …)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
7
Praktische informatie
Page 112 of 240

110
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, het
dimlicht en de plafonniers nog in totaal
maximaal 40
minuten gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en de actieve functies worden
in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld
a an het telefoneren bent, kan het gesprek nog gedurende
ongeveer 10
minuten worden voortgezet via het
Bluetooth-systeem van het audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5
minuten te kunnen gebruiken, Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu.
Allesdragers monteren
Houd u bij het monteren van de allesdragers
a an hun montageplaats, deze zijn
herkenbaar aan de bevestigingspennen in de
portiersponningen.
Neem voor meer informatie contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Pas bij een belading hoger dan 40
cm uw
snelheid aan de rijomstandigheden aan
om schade aan de allesdragers en de
bevestigingspunten op de auto te voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land met
betrekking tot het vervoeren van voorwerpen
die langer zijn dan de auto.
Uit veiligheidsoverwegingen en om te voorkomen
dat het dak van uw auto beschadigd raakt, is het
raadzaam uitsluitend voor uw auto goedgekeurde
allesdragers te gebruiken.
Houd u
aan de montagevoorschriften en de
gebruiksvoor waarden die zijn vermeld in de
handleiding die met de allesdragers is meegeleverd.
- meer dan 10 minuten om de functies
ongeveer 30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Praktische informatie