Page 81 of 240

79
Kinderslot
Mechanisch kinderslot
Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot
om het openen van binnenuit te verhinderen.
De knop bevindt zich op de zijkant van beide
achterportieren.
Vergrendelen
F Draai de rode knop met de contactsleutel tot de aanslag:
-
n
aar links bij het linker achterportier,
-
n
aar rechts bij het rechter achterportier.
Ontgrendelen
F Draai de rode knop met de contactsleutel tot de aanslag:
-
n
aar rechts bij het linker achterportier,
-
n
aar links het rechter achterportier.
Elektrische kinderbeveiliging
Met behulp van dit systeem kan vanaf de
bestuurdersplaats worden voorkomen dat beide
achterportieren van binnenuit kunnen worden geopend.
Inschakelen
F Druk bij aangezet contact op deze knop.
Ter bevestiging gaat het lampje van de
knop branden en wordt er een melding
weergegeven.
Zolang de kinderbeveiliging actief is, blijft dit
rode lampje branden.
Het blijft mogelijk om de portieren van buitenaf
te openen en de achterportierruiten via het
bedieningspaneel op het bestuurdersportier te
bedienen.
Uitschakelen
F Druk nogmaals bij ingeschakeld contact op deze knop.
Het lampje van de knop gaat uit in combinatie
met een melding die het uitschakelen bevestigt.
Het lampje blijft uit zolang de elektrische
kinderbeveiliging is uitgeschakeld.
Als het lampje een ander signaal geeft, wijst dit
op een storing in de elektrische kinderbeveiliging.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Dit is een op zichzelf staand systeem dat
in geen geval in de plaats komt van de
centrale vergrendeling.
Controleer bij het aanzetten van het contact
altijd de stand van de kinderbeveiliging.
Ver wijder bij het verlaten van de auto altijd
de contactsleutel, zelfs wanneer u
de auto
maar even verlaat.
5
Veiligheid
Page 82 of 240

80
Adviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
o nder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u
snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide.
Dit kan leiden tot een vergiftiging met
dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperaturen lager dan
-23°C) de motor gedurende 4
minuten
stationair draaien alvorens weg te rijden.
Deze handelswijze komt de goede werking
en de duurzaamheid van de mechanische
onderdelen van de auto, motor en
versnellingsbak ten goede.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem –
Kans op over verhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm. Zet uw
auto daarom niet stil (om te parkeren of
met draaiende motor) op een plaats met
brandbaar materiaal (gras, afgevallen
bladeren enz.). Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u
uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de parkeerrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in stand N of P , afhankelijk van het type
versnellingsbak.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.Bij het trekken van een aanhanger
Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en
vergt daarom extra aandacht van de
bestuurder.
Bent u
genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
c
ontroleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15 cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers;
-
s
chakel de functie Stop & Start uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller
dan 10 km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
Page 83 of 240

81
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de windgevoeligheid van de auto groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op
een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is
niet afhankelijk van het motortoerental.
F
P
as uw snelheid aan om het motortoerental
te beperken.
Het maximale aanhangergewicht op een helling
is afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Houd in elk geval de koelvloeistoftemperatuur
in de gaten.
F Als dit lampje gaat branden in combinatie met het lampje STOP ,
stop dan zo snel mogelijk en zet de
motor af.
Nieuwe auto
Gebruik gedurende de eerste 1000 km de
auto niet om een aanhanger te trekken.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te
voorkomen dat de remmen over verhit raken. In dat
geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien
nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen
van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de handmatige
hoogteverstelling van de koplampen .
Sommige rijhulp- of parkeerhulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld
wanneer een goedgekeurde trekhaak
wordt gebruikt.
Starten-afzetten van de
motor
Contactslot
1. Stand Stop .
2. Stand Contact .
3. Stand Starten .
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen in het contactslot
veroorzaken.
Starten
Auto met handgeschakelde versnellingsbak :
zet de versnellingshendel in de neutraalstand
en trap het koppelingspedaal volledig in.
Auto met automatische transmissie : zet
de selectiehendel in stand P of N en trap het
rempedaal stevig in.
6
Rijden
Page 84 of 240

82
F Steek de sleutel in het contactslot.
Het systeem herkent de code van de startblokkering.
F
O
ntgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan
het stuur wiel en aan de contactsleutel te draaien.
In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld als
de wielen tegen een trottoirband zijn
gedraaid) moet veel kracht worden gezet
bij het draaien aan het stuur wiel.
F
D
raai de sleutel rechtsom naar stand
3
(Star ten) .
F
L
aat de sleutel los zodra de motor draait.
Bij een benzinemotor kan, na een
koude start, het voor ver warmen van
de katalysator 2
minuten lang duidelijk
voelbare motortrillingen veroorzaken
wanneer de motor stationair draait (bij
verhoogd stationair toerental).
Elektronische startblokkering
In de originele sleutel is een gecodeerde chip aangebracht.
Als het contact wordt aangezet, kan alleen worden gestart
als de code van de chip wordt gedetecteerd en herkend.
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet
en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt
u gewaarschuwd door dit lampje
op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg
zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk.
Afzetten van de motor
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai de sleutel maximaal linksom in stand
1
(Stop) .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Neutraalstand
Rijd uit veiligheidsover wegingen nooit met
de versnellingsbak in de neutraalstand.
Bepaalde functies van de auto kunnen
dan namelijk zijn uitgeschakeld. Zet de wielen in de rechtuitstand voordat
u
de motor afzet: dit vergemakkelijkt het
ontgrendelen van het stuurslot.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in stand
2
(Contact) van het contactslot blijft staan,
zal het contact na een uur automatisch
worden afgezet.
Draai de sleutel in stand 1
(Stop) en
ver volgens opnieuw in stand 2
(Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Parkeerrem
Vrijzetten
Rijden
Page 85 of 240

83
F Trek de parkeerremhefboom licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de
hefboom geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit lampje en het
lampje STOP branden in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het display, geeft dit aan dat de
parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Zorg er voor dat u
de hendel van de
parkeerrem volledig omlaag zet.
Aantrekken
F Trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten. Draai bij het parkeren van de auto op een
steile helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan, schakel
een versnelling in (de achteruitversnelling
als de auto bergafwaarts is geparkeerd)
en zet het contact af.
Vergeet bij vertrek voordat u
de auto start
niet dat de auto in de versnelling staat.
Als de parkeerrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat dit veiligheidssysteem controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Handgeschakelde
versnellingsbak
5 versnellingen
F Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e versnelling in
te schakelen.
Inschakelen van de achteruitversnelling
F Beweeg de versnellingshendel naar rechts en vervolgens naar achteren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
6 versnellingen
F Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of 6e
versnelling in te schakelen.
Inschakelen van de achteruitversnelling
6
Rijden
Page 86 of 240

84
F Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar links en ver volgens naar
voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te
vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Op het display van het instrumentenpaneel
wordt de schakelindicator weergegeven.
Automatische transmissie
( E AT 6)
P.Parkeerstand.
R. Achteruitversnelling.
N. Neutraalstand
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u een stand selecteert met de
se lectiehendel, wordt de desbetreffende stand
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Lampje " Voet op rempedaal "
Trap het rempedaal in als dit
lampje gaat branden op het
instrumentenpaneel.
Automatische stand
In deze stand wordt automatisch geschakeld,
zonder tussenkomst van de bestuurder.
Starten en wegrijden
Parkeerrem aangetrokken.
F
S tart de motor.
F
S
electiehendel in stand P of N .
F
H
oud het rempedaal stevig ingetrapt.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
Z
et de selectiehendel in stand D (vooruit) of
R (ac hter uit). Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
F
Sel
ecteer stand D om de transmissie
automatisch te laten schakelen.
D.
Rijden (automatisch schakelen).
M. Handbediende stand.
S. Sport – voor een meer dynamische rijstijl.
T Sneeuw – voor het rijden op besneeuwde
wegen (afhankelijk van de motoruitvoering).
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand; u hoeft zelf niet te schakelen. De
transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profiel van de weg en de belading van de
auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand
van de selectiehendel te wijzigen, dient u het
gaspedaal volledig in te trappen (kickdown).
De transmissie schakelt automatisch terug of
handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat
de motor het maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Handbediende stand
In deze sequentiële stand kunt u zelf
s chakelen.
F
L
aat het rempedaal los en geef voorzichtig
gas.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Rijden
Page 87 of 240

85
F Zet de selectiehendel in stand M.
F
B
eweeg de selectiehendel kort
naar voren om op te schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel
kort naar achteren om terug te
schakelen.
Ongeldige waarde
Dit symbool verschijnt als een versnelling
niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel
bevindt zich tussen twee standen in).
U kunt op elk gewenst moment overschakelen
van stand D naar M en van M naar D .
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en stand R, D of
M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs
al in beweging als het gaspedaal niet is
ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor. Zet de selectiehendel nooit in stand N als
de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in stand P of R
als de auto niet volledig stilstaat.
Als tijdens het rijden per ongeluk
stand N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in stand D
en trap het gaspedaal weer in.
Laat bij temperaturen onder -23°C de
motor gedurende 4
minuten stationair
draaien. Dit is belangrijk voor de goede
werking en de levensduur van de motor en
transmissie.
Programma's Sport en Sneeuw
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
Programma Sport " S"
F Druk op toets " S" als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
S wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Programma Sneeuw T
(Afhankelijk van de motor).
F D ruk bij draaiende motor op toets " T".
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Dit schakelprogramma zorgt er voor dat
u
gemakkelijker weg kunt rijden en rijden op
een ondergrond met weinig grip.
T wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Om terug te keren naar de auto-adaptieve
stand kunt u het geselecteerde programma
op elk gewenst moment uitschakelen door
opnieuw op de desbetreffende toets te drukken.
Terugkeren naar de
automatische werking
F Om terug te keren naar de auto-adaptieve stand kunt u het programma op elk gewenst
moment uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets S of T te drukken.
Stilzetten/parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet:
F Z et de selectiehendel in stand P of N .
F
T
rek de parkeerrem aan.
F
B
eveilig de auto eventueel tegen wegrollen.
6
Rijden
Page 88 of 240

86
Als de selectiehendel niet in stand
P staat, wordt bij het openen van
het bestuurdersportier of ongeveer
45 seconden nadat het contact is afgezet
een melding weergegeven op het display.
F
Z
et de selectiehendel in stand P ; de
melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u
op een
ondergelopen weg rijdt of een beek
doorkruist.
Als bij aangezet contact dit lampje
gaat branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het display, duidt dit op een storing
in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
voelen bij het selecteren van stand R vanuit
stand P of stand N . Dit is niet schadelijk voor
de transmissie.
Rijd niet harder dan 100
km/h (als de geldende
snelheidslimiet dat toelaat).
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. De transmissie kan beschadigd raken:
F
a ls u het gaspedaal en het rempedaal
gelijktijdig intrapt,
F
a
ls u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit stand
P geforceerd naar een andere stand
beweegt.
Als u
langere tijd stilstaat met draaiende
motor (file enz.), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in stand N
zetten en de parkeerrem aantrekken.
Schakelindicator
(Afhankelijk van de motoruitvoering.)
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik
te reduceren.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en
de uitrusting van uw auto kan het systeem
u
adviseren één of meer versnellingen over
te slaan. U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve Bij auto's met een automatische
transmissie werkt dit systeem alleen in de
handbediende stand.
De informatie wordt in de vorm van een pijl
omhoog of omlaag op het instrumentenpaneel
weergegeven. Daarnaast kan de aanbevolen
versnelling worden weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto enz.) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen nodig,
accelereren, remmen enz.) aan.
Het systeem zal u
nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te schakelen.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan naast de pijl ook
de geadviseerde versnelling worden
weergegeven. Het systeem raadt u
op het
moment dat dit nodig is altijd aan om op te
schakelen. Afhankelijk van de motor kan
het systeem op het moment dat dit nodig
is ook aanraden om terug te schakelen.
altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakeladvies van het
systeem.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
Rijden