Page 129 of 240

127
Verwijderen van het wiel
Stilzetten van de auto
Parkeer de auto op een plaats waar u het
verkeer niet hindert en zorg er voor dat deze
op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Trek de parkeerrem aan.
Zet het contact af.
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak: schakel de eerste
versnelling in om de wielen te blokkeren.
Bij een auto met automatische transmissie:
zet de selectiehendel in stand P om de
wielen te blokkeren.
Controleer of de lampjes van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel blijven branden.
De inzittenden moeten de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats
bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt; gebruik een bok.
Procedure
F Plaats het voetstuk van krik 2 op de grond en
zorg er voor dat het voetstuk loodrecht onder één
van de twee steunpunten A (voor) of B (ac hter)
is geplaatst. Gebruik het steunpunt dat zich het
dichtste bij het te ver wisselen wiel bevindt.
F Ver wijder de sierdop van de wielbouten met gereedschap 3 (afhankelijk van de
uitvoering).
F
Be
vestig dop 4 op wielsleutel 1 en draai de
slotbout (indien aanwezig) iets los.
F
D
raai de overige wielbouten iets los met
alleen wielsleutel 1 .
Zorg er voor dat de krik stabiel staat op
een stroeve en harde ondergrond. Plaats
de krik uitsluitend onder de steunpunten
A of B onder de auto en controleer of het
contactvlak van het steunpunt correct in
de kop van de krik steekt. Zo niet, dan kan
de auto beschadigd raken en/of de krik
wegzakken of zelfs wegschuiven: kans op
letsel! F
D
raai krik 2 uit tot de kop van de krik
krikpunt A of B raakt; het contactvlak van
krikpunt A of B moet goed in het middelste
deel van de kop van de krik steken.
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het
reservewiel te monteren.
F
V
er wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel.
8
In geval van pech
Page 130 of 240

128
Monteren van een wielProcedure
Bevestiging van het stalen reser vewiel of
het noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen is het normaal dat bij het monteren van
het reser vewiel de ringen van de bouten de
stalen velg of het noodreser vewiel niet raken.
Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt
het conische draagvlak van de bouten dat het
reservewiel stevig vastzit.
F Plaats het wiel op de naaf.
F D raai de bouten met de hand vast.
F
D
raai de slotbout met wielsleutel 1 en dop
4
(afhankelijk van de uitvoering) handvast.
F
D
raai de overige wielbouten handvast met
alleen wielsleutel 1 .
F
L
aat de auto weer volledig zakken.
F
V
ouw krik 2 op en ver wijder deze. F
D
raai de slotbout vast met wielsleutel 1 en
dop 4 (afhankelijk van de uitvoering).
F D raai de overige wielbouten vast met alleen
wielsleutel 1 .
F
B
evestig de sierdoppen op de de wielbouten
(afhankelijk van de uitvoering).
F
B
erg het gereedschap op in de houder.
In geval van pech
Page 131 of 240

129
Na het ver wisselen van een wiel
Ver wijder de naafdop van het wiel om het
op de juiste manier in de bagageruimte op
te bergen.
Rijd met een auto die is voorzien van een
"normaal" 15 inch reser vewiel niet sneller
dan 80
km/h.
Een auto met 16
inch of 17 inch velgen is
uitgerust met een noodreser vewiel; rijd
hiermee niet sneller dan 80
km/h.
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspanning
van het reservewiel controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na
nadere inspectie kan de technicus
u
vertellen of de band gerepareerd kan
worden of moet worden vervangen.Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen er van gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers
te voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet
het contact en de verlichting minstens
enkele minuten zijn uitgeschakeld – om
brandwonden te voorkomen!
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u
uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties. Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Leds (light-emitting diodes)
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
lampen te laten vervangen.
Halogeenlampen
Controleer ten behoeve van een goede
kwaliteit van de verlichting of de lamp op
juiste wijze in de behuizing is geplaatst.
8
In geval van pech
Page 132 of 240

130
Verlichting vóór
A. Uitvoering met led-verlichting
B. Uitvoering zonder led-verlichting
1.Grootlicht (H7-55W).
2. Dimlicht (H7-55W).
3. Dagrijverlichting/parkeerlicht (led of
W5-5W).
4. Richtingaanwijzers (PWY-24W).
5. Mistlampen (H11-55W).
(afhankelijk van de uitvoering voorzien van
de functie statische bochtverlichting)
Led: light-emitting diode.
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één van de lampen aan die
zijde defect is.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
F
V
erwijder en vervang de lamp.
Voer het terugplaatsen uit in de omgekeerde
volgorde van verwijderen.
De oranje gloeilampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties.
Sluit bij montage de beschermkap
zorgvuldig om zo de lamp lekdicht te
maken.
Dimlicht
F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
T
rek de stekker van de lamp los.
F
D
ruk de veer uit elkaar om de lamp te
kunnen verwijderen (uitvoering A ).
F
V
er wijder de lamp en ver vang deze.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde; richt daarbij de pasnok van de lamp
naar beneden (uitvoering A ) of naar boven
(uitvoering B ).
In geval van pech
Page 133 of 240

131
Grootlicht
F Neem de hoofdstekker los van de koplamp.
F T rek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
T
rek de stekker van de lamp los.
F
V
er wijder de lamp en ver vang deze.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde; richt daarbij de pasnok van de lamp
naar beneden.
Dagrijverlichting/parkeerlichten
F Draai de lamphouder een kwartslag en verwijder deze.
F
V
erwijder en vervang de lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Dagrijverlichting/parkeerlichten (led)
Raadpleeg voor het ver vangen van dit type
led-lampen het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Mistlampen/bochtverlichting
F Via de opening onder de voorbumper kunt u de mistlampen vóór bereiken.
F
N
eem de stekker van de lamphouder los
door aan de bovenkant op de borglip te
drukken.
F
V
er wijder de lamphouder door op de twee
klemmen te drukken (boven en onder).
F
V
er vang de unit.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Een nieuw exemplaar is verkrijgbaar bij het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
U kunt voor het ver vangen van deze lampen ook het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
raadplegen.
8
In geval van pech
Page 134 of 240

132
F Steek een platte schroevendraaier tussen het spiegelglas en de houder van de
buitenspiegel.
F
W
ip het spiegelglas met de
schroevendraaier los en verwijder het.
F
M
aak de kap van de buitenspiegel los door
de twee bevestigingsclips in te drukken.
F Duw de middelste lip in en ver wijder het zijknipperlicht.
F T rek de lamp uit de lamphouder en ver vang de defecte
lamp.
Voer voor de montage dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Voor het ver vangen van dit type lampen
kunt u
ook het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Achterlichten
1. Remlichten (led).
2. Achteruitrijlichten (P21W).
3. Richtingaanwijzers (PY21W oranje).
4. Parkeerlichten (led).
5. Mistachterlicht (P21W).
Led: light-emitting diode.
Achteruitrijlichten en
richtingaanwijzers
Deze twee lampen kunnen vanuit de
bagageruimte worden vervangen:
F
O
pen de achterklep. F
V
er wijder het rooster in de bekleding aan de
desbetreffende zijkant.
F
D
raai de moer los en ver wijder deze.
F
N
eem de stekker van de lampunit los.
F
M
aak de lampunit los en ver wijder deze
voorzichtig door de unit in een rechte
beweging naar u toe te trekken.
Geïntegreerde zijknipperlichten
F Duw de vier borglippen in en trek de fitting
los.
F
D
raai de gloeilamp een kwartslag, ver wijder
hem en plaats een nieuwe.
Voer het terugplaatsen uit in de omgekeerde
volgorde van verwijderen.
In geval van pech
Page 135 of 240

133
Derde remlicht
F Draai de borgpennen aan weerszijden van het derde remlicht los zonder deze helemaal
te verwijderen.
F
D
uw op de bouten om de lampunit los te
maken.
F
N
eem de stekker van de lampunit los.
F
T
rek het derde remlicht naar buiten.
F
D
raai de lamphouder van de defecte lamp
een kwart omwenteling en verwijder hem.
F
T
rek de lamp los en ver vang hem.
Voer het terugplaatsen uit in de omgekeerde
volgorde van verwijderen.
Kentekenplaatverlichting
Open de achterklep tot halver wege om het
vervangen te vergemakkelijken.
F
S
teek een kleine schroevendraaier in
de opening aan de buitenzijde van het
lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten.
F
V
erwijder het lampglas.
F
V
er vang de defecte lamp.
Druk het lampglas vast in de houder.
Mistachterlicht
Druk de lichtunit goed in de richting van de lengteas
van de auto in de geleiders.
Draai de moer zodanig vast dat een goede afdichting
is gewaarborgd. Draai de moer echter niet al te vast,
om te voorkomen dat de lichtunit beschadigd raakt.
Steek uw hand onder de bumper (voor
toegang).
F
D
raai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder hem. F
T
rek de stekker van de lamp los.
F
V
er wijder de lamp en ver vang deze.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Voor het ver vangen van dit type lampen
kunt u ook het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Een zekering vervangen
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast in het dashboard of in het
dashboardkastje.
Dashboard
8
In geval van pech
Page 136 of 240

134
F Trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los.
F
M
aak het deksel volledig los en keer het om.
F
V
er wijder de steun waarop de tang is
bevestigd.
Dashboardkastje
F Open het dashboardkastje.
F T rek het deksel van de zekeringkast
rechtsboven los.
F
M
aak het deksel volledig los en keer het om.
F
V
er wijder de steun waarop de tang is
bevestigd. F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
t
e bepalen welke zekering defect is met
behulp van de zekeringtabellen en de
schema's op de volgende bladzijden,
Bij het ver vangen van een zekering moet u:
F
d
e speciale tang gebruiken om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleren of het smeltdraadje van de
zekering intact is.
F
e
en defecte zekering altijd vervangen door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur): een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (kans op brand).
Mocht de storing kort na het ver vangen van de
zekering terugkeren, laat dan de elektrische
uitrusting controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Informatie voor professionele reparateurs: raadpleeg
het schema van de "Methoden" voor uitgebreide
informatie over de zekeringen en relais. Dit schema
kunt u
opvragen bij het PEUGEOT-netwerk.
De zekeringtabellen en de bijbehorende
schema's zijn verkrijgbaar bij het
PEUGEOT-netwerk of bij een
gekwalificeerde werkplaats.
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in deze zekeringtabellen
genoemd, kan tot ernstige storingen leiden.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Elektrische accessoires
monteren
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto
is reeds rekening gehouden met de montage van
zowel de standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u
andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
Goed Defect
Ta n g
Voordat u
een zekering ver vangt, dient u:
F
d
e auto stil te zetten en het contact af te
zetten,
In geval van pech