Page 137 of 240
135
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die door PEUGEOT noch
aanbevolen noch geleverd worden en die
bovendien niet volgens haar specificaties
zijn gemonteerd. Dit geldt met name
als het gezamenlijke stroomverbruik
van de extra accessoires meer dan
10
milliampère bedraagt.
Linkerzijde
Zekeringnr.StroomsterkteFuncties
F2 5
A
Buitenspiegels,
koplampen,
diagnoseaansluiting.
F9 5 AAlarm.
F10 5
A
Afzonderlijke telematica-
eenheid, servicecentrale
trekhaak.
F115 AElektrochromatische
binnenspiegel, extra
verwarming.
F135 AHifi-versterker,
parkeerhulp.
F16 15
A
12V-aansluiting vóór.
F1715 AAudiosysteem,
audiosysteem
(montage achteraf).
F18 20
ATouchscreen.
Zekeringnr.StroomsterkteFuncties
F23 5
A Make-upspiegels,
kaartleeslampen.
F26 15
A Claxon.
F27 15
A
Ruitensproeierpomp.
F28 5 AStuurslot.
F29 15
AAircocompressor.
F30 15
ARuitenwisser achter.
8
In geval van pech
Page 138 of 240
136
Zekeringnr.StroomsterkteFuncties
F01 40
A
Achterruitverwarming.
F02 10 AVer war mde
buitenspiegels.
F03 30
AImpulsruitbediening
vó ó r.
F05 30
AImpulsruitbediening
a c h t e r.
F06 10
AInklapbare
buitenspiegels.
F07 10
AInklapbare
buitenspiegels.
F09 15
AStoelverwarming
vó ó r.
F10 20
AHifi-versterker.
Onder de motorkap
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, bij de accu.
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F
V ervang de zekering.
F
S
luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
Rechterzijde
In geval van pech
Page 139 of 240

137
Zekeringnr.StroomsterkteFuncties
F16 15
A Mistlampen vóór.
F18 10
A Grootlicht rechts.
F19 10
A Grootlicht links.
F25 30
A Relais
koplampsproeiers
(montage achteraf).
F29 40
A Ruitenwissermotor
vó ó r.
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege
accu.
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in een
goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of
vonken veroorzakende bronnen, om elk risico
van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Toegang:
F
O
pen de motorkap met de hendel in
het interieur en gebruik ver volgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F
Be
vestig de motorkapsteun.
8
In geval van pech
Page 140 of 240

138
F Verwijder de kunststof afdekkap voor toegang tot de pluspool ( +).
De minpool ( -) van de accu is niet bereikbaar.
Op de motor is een afzonderlijk massapunt
aangebracht.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels, of met een startbooster. Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12 V heeft en de
capaciteit ervan minimaal gelijk is aan die
van de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van
de motor (ventilator, aandrijfriemen enz.)
bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
F Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog.
F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op
de pluspool (+) van hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op massapunt C van de
auto met de lege accu.
F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait en neem
dan de kabels in omgekeerde volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
In geval van pech
Page 141 of 240

139
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als u
zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de
acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
Z
et het contact af.
F
S
chakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
e n z .) . F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen lader B uit alvorens de kabels
op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op massapunt C
van de auto.
F
Zet na afloop van het laden eerst acculader B
uit voordat u
de kabels losneemt van accu A .
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is. Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur). Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting
van het Stop & Start-systeem ernstig
beschadigd raken.
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet
g aat gebruiken, koppel dan de accu los.
Op deze manier blijft het laadniveau van de
accu voldoende om de motor weer te kunnen
starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, enz.),
8
In geval van pech
Page 142 of 240

140
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
Weer aansluiten van de plusklem (+)
De hendel tijdens het vergrendelen niet
forceren omdat de klem dan mogelijk
verkeerd zit; start de procedure opnieuw.
Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten van het
c ontact.
Sluit de ruiten en de voorportieren voordat u
de
accukabels loskoppelt.
Na het opnieuw aansluiten van de
accu
Wacht na het opnieuw aansluiten van de accu
en het aanzetten van het contact 1 minuut voor
u
de auto start, hierdoor kunnen de elektrische
systemen geïnitialiseerd worden. Mochten er
zich hierna kleine storingen blijven voordoen,
raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van:
-
d
e sleutel met afstandsbediening,
-
d
e datum en de tijd,
-
de
voorkeuzezenders.
F
T
rek hendel A zo ver mogelijk omhoog om
accupoolklem B te ontgrendelen.
F
Be
weeg accupoolklem B omhoog om hem
te verwijderen.
F Trek hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F P laats de geopende accupoolklem B op de pluspool (+) .
F
D
ruk accupoolklem B volledig omlaag.
F
B
eweeg hendel A omlaag om accupoolklem B te
vergrendelen.
Slepen
U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het sleepoog.
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit;
F
z
et het contact af en wacht 4
minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
In geval van pech
Page 143 of 240

141
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de regels die gelden in het
land waar u
zich bevindt.
Controleer of het gewicht van de trekkende
auto hoger is dan van de auto die wordt
gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van
de gesleepte auto blijven zitten. Deze
persoon moet beschikken over een geldig
rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4
wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
kabels, touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem-
en stuurbekrachtiging niet.
Schakel in de volgende gevallen een
professioneel bergingsbedrijf in:
-
a
ls de auto is gestrand op de
autosnelweg of autoweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de
versnellingsbak in de neutraalstand te
zetten, het stuurslot te ontgrendelen of
de parkeerrem los te zetten,
-
a
ls het bij een auto met automatische
transmissie niet mogelijk is om deze te
slepen met draaiende motor,
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op
de grond,
-
b
ij het ontbreken van een
goedgekeurde sleepstang.Toegang tot het gereedschap
Slepen van uw auto
Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat
van de bagageruimte.
Voor toegang:
F
o
pen de achterklep,
F
t
il de vloerplaat op en ver wijder deze,
F
n
eem het sleepoog uit de houder.
F
M
aak het klepje in de voorbumper los door
het rechts onder in te drukken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.
H
et niet opvolgen van dit voorschrift kan
er toe leiden dat bepaalde componenten
(remsysteem, transmissie…) beschadigd
raken en dat de rembekrachtiger na het
opnieuw starten niet meer werkt.
F Ontgrendel het stuurslot door de contactsleutel één stand naar rechts te
draaien en zet de parkeerrem vrij.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de twee
auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als het af te leggen traject beperkt.
Slepen van een andere auto
F Maak het klepje in de achterbumper los door op de onderkant er van te drukken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de twee
auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als het af te leggen traject beperkt.
8
In geval van pech
Page 144 of 240

142
Technische gegevens
motoren en
aanhangergewichten
Motor
De technische gegevens van de motor van uw
auto staan vermeld op het kentekenbewijs en in
de commerciële documentatie.
Het maximumvermogen komt overeen met de
op de testbank gehomologeerde waarde, onder
de omstandigheden die zijn vastgelegd in de
Europese regelgeving (richtlijn 1999/99/EG).
Raadpleeg voor meer informatie het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gewichten en
aanhangergewichten
De gewichten een aanhangergewichten van uw
auto staan vermeld op het kentekenbewijs van
uw auto en in de commerciële documentatie.
U vindt deze waarden ook op het
constructeursplaatje.
Raadpleeg voor meer informatie het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.Het maximaal toelaatbare treingewicht en de
aanhangergewichten gelden tot een hoogte
van maximaal 1000
meter. Het opgegeven
aanhangergewicht dient voor elke extra
1000 meter met 10% te worden verminderd.
De aanbevolen kogeldruk is het gewicht dat op
de trekhaakkogel mag rusten.
Bij hoge buitentemperaturen kunnen de
prestaties van de auto minder worden
om de motor te beschermen. Als de
buitentemperatuur meer dan 37°C
bedraagt, moet het treingewicht worden
verminderd.
Het trekken van een aanhanger met een
licht beladen auto heeft een negatieve
invloed op het rijgedrag.
Met een aangekoppelde aanhanger heeft
de auto een langere remweg.
Rijd bij het trekken van een aanhanger
nooit sneller dan 100 km/h (houd u aan de
ter plaatse geldende regels).
Als de buitentemperatuur hoog is, is het
raadzaam om na het stilzetten van de auto
de motor 1
tot 2 minuten stationair te laten
draaien zodat deze beter kan afkoelen.
Technische gegevens