Page 97 of 180
EEN SAMENWERKING IN HET TEKEN
VAN PRESTATIES!
Het PEUGEOTTOTAL-team weet hoe prestatiegrenzen onder
de meest veeleisende omstandigheden verlegd kunnen
worden. Dit werd bevestigd door de drievoudige overwinning
die in 2017 werd behaald.
Voor deze uitzonderlijke prestaties voorzagen de teams van
Peugeot Sport hun Peugeot 3008
DKR van TOTAL QUARTZ,
een hoogwaardig smeermiddel dat onder de meest extreme
omstandigheden de motor optimaal beschermt.
TOTAL QUARTZ beschermt uw motor tegen de tand des
tijds.
TOTAL QUARTZ Ineo First is een uiterst hoogwaardig
smeermiddel dat door de R&D-teams van Peugeot en Total
gezamenlijk is ontwikkeld. De innovatieve technologie van
deze speciaal voor Peugeot-motoren ontwikkelde motorolie
draagt in belangrijke mate bij tot het terugdringen van de CO
2-
uitstoot en beschermt de motor effectief tegen vervuiling.
PEUGEOT & TOTAL
Page 98 of 180

96
Brandstoftank
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ongeveer 35 liter.
Te laag brandstofniveau
Als de brandstof in de tank een laag
niveau bereikt, gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel branden in
combinatie met een geluidssignaal.
Op het display wordt de melding "LO FUEL" (laag
brandstofniveau) weergegeven in plaats van het
rijbereik.
Er zit er nog ongeveer 5
liter brandstof in de tank.
Onder bepaalde rijomstandigheden en afhankelijk
van de motor in uw auto kan het rijbereik minder dan
50
km bedragen.
Als de brandstof opraakt, kan het
waarshuwingslampje van de emissieregeling
op het instrumentenpaneel gaan branden.
Dit gaat automatisch uit na diverse
motorstarts.
Vullen
Er mag alleen worden getankt met de motor
en het contact uitgezet (contactslot in de stand
"LOCK " of "OFF"). Bij het openen van de brandstofvulklep kan een
aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is
normaal en komt doordat de afdichting van het
brandstofcircuit een onderdruk veroorzaakt.
Om veilig te tanken:
F
z
et de motor en het contact af (contactslot
in stand LOCK of OFF) .
F
t
rek aan de hendel aan het onderste deel
van het dashboard (bestuurderszijde) om de
tankklep te ontgrendelen.
F
o
pen de brandstofvulklep.
Een etiket aan de binnenzijde van de tankklep
geeft aan welke brandstof u moet tanken voor het
type motor in uw auto.
Als u
minder dan 5 liter brandstof tankt, wordt de
stijging van het brandstofniveau niet weergegeven
op de brandstofniveaumeter. F
d
raai de vuldop open en plaats deze op de
steun (aan de klep).
F
s
teek het vulpistool tot de aanslag in de
vulopening alvorens het vulpistool te bedienen
(kans op spatten).
F
h
oud het vulpistool tijdens het vullen van de
brandstoftank in deze positie.
Als u klaar bent met tanken:
F
d
raai de vuldop weer vast tot een klik hoorbaar
is. Wanneer u de dop loslaat, draait deze iets
in de tegenovergestelde richting.
F
d
ruk de brandstoftankklep dicht.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de
auto nooit meer dan 3 keer automatisch
uitspringen. Indien dit wel gebeurt kunnen er
storingen optreden.
Uw auto is voorzien van een katalysator die de
schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen
vermindert.
Door de vernauwde vulpijp kan alleen loodvrije
benzine worden getankt.
Praktische informatie
Page 99 of 180

97
Geschikte brandstoffen
Brandstof voor
benzinemotoren
De benzinemotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en die
bij tankstations getankt kunnen worden:
Benzine die voldoet aan de norm
EN228 en is gemengd met een
biobrandstof die voldoet aan de norm
EN15376.
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan
de norm B715001
mogen worden gebruikt.
Reizen naar het buitenland
Sommige brandstoffen kunnen de motor van
uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoor t te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de
tractie en het remgedrag van de
auto.
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreser vewiel mag niet worden voorzien
van een sneeuwketting.
Houd u
altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Montagetips
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het
monteren van de sneeuwkettingen te oefenen;
doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan
de banden en het wegdek te voorkomen.
Als uw auto is voorzien van lichtmetalen
aluminium velgen, controleer dan of de
ketting en de bevestigingen de velg niet
raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
165/65
R14 9
mm
165/60
R15
F
A
ls u
onder weg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van
de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de
aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd voorzichtig weg en rij even met een
snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn. Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij het rijden met sneeuwkettingen moet
het Lane Departure Warning System
uitgeschakeld worden.
7
Praktische informatie
Page 100 of 180

98
Eco-modus
(energiespaarstand)
(Alleen voor auto's met Keyless entry and start-
sy s t e e m .)
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur
van een aantal functies om te voorkomen dat de
accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals audiosysteem,
ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, enz. nog in
totaal maximaal 20
minuten gebruiken.
Deze tijdsduur kan sterk worden beperkt als de
accuspanning laag is.
Inschakelen van de eco-
mode
Na deze tijd worden de actieve functies op
standby gezet.
Uitschakelen van de eco-
mode
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze gedurende ten
minste 5
minuten draaien. Neem de tijd die nodig is voor het starten
van de motor in acht om een juiste lading
van de accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten
van de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12
V-accu
.
Allesdragers monteren
Max. toegestane daklast op de allesdragers,
bij een maximale laadhoogte van 40
cm (m.u.v.
fietsendrager):
pas bij een belading hoger dan 40
cm de
rijsnelheid aan de rijomstandigheden aan om
schade aan de allesdragers te voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land met
betrekking tot het vervoeren van voorwerpen
die langer zijn dan de auto.
Gebruik de accessoires die door PEUGEOT
aanbevolen worden om de allesdagers te
monteren en volg hierbij de voorschriften van de
fabrikant op.
Raadpleeg voor meer informatie het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Onder de motorkap
Openen
F Trek de hendel aan de onderzijde van het dashboard naar u toe.
Praktische informatie
Page 101 of 180

99
F Duw de veiligheidshaak naar links en til de motorkap op.
F
N
eem de motorkapsteun uit de houder.
F
B
evestig de motorkapsteun in de uitsparing
om de motorkap geopend te houden.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van
de ventilator.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische componenten in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan
water (regen, wassen, …) te beperken.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of deze
goed is vergrendeld.
Gebruik nooit een hogedrukreiniger voor
het reinigen van de motorruimte in verband
met de kans op beschadiging van het
elektrisch systeem.
Onder de motorkap
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. Koelvloeistofreservoir.
3. Luchtfilter.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Zekeringkast.
7. Oliepeilstok.
8. Olievuldop.
9. Afzonderlijk massapunt.
Maak voor toegang tot het
remvloeistofreservoir en/of de
zekeringenkast de kunststof afdekking
onderaan de voorruit los door op de twee
borglippen te drukken.
Niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en
respecteer de voor waarden zoals vermeld in het
onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien
nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau
het desbetreffende circuit controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
De vloeistof moet voldoen aan de
aanbevelingen van de fabrikant en met die
van de motor van de auto.
7
Praktische informatie
Page 102 of 180

100
Let bij werkzaamheden onder de motorkap
goed op, want bepaalde delen van de
motor kunnen zeer heet zijn (kans op
brandwonden) en de koelventilator kan ieder
moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend
en schadelijk voor de gezondheid.Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water of
op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daar voor
bestemde containers bij het PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd via
de motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel (bij auto's met
een motorolieniveaumeter) of met de
oliepeilstok. De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de motor
ten minste 30
minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
PEUGEOT adviseert u om elke 5000 km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie bij
te vullen.
Controle met de peilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven op de
desbetreffende afbeelding van de motorruimte.
F
T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde
helemaal naar buiten.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek deze er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt. A = MA X
B = MIN
Als u ziet dat het peil boven het merkteken A of
onder het merkteken B ligt, star t dan de motor
niet .
- A ls het oliepeil boven het merkteken MAX
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken
MIN , vul dan altijd motorolie bij.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst of de
m otorolie die u wilt gebruiken overeenkomt met
de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor
uw auto en motoruitvoering.
Praktische informatie
Page 103 of 180

101
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie is
aangegeven op de desbetreffende afbeelding van
de motorruimte.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit
kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
ver volgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Olie ver versen
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
Remvloeistofniveau
Het vloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MA X" te
bevinden. Controleer indien dit niet het
geval is of de remblokken van uw auto
zijn versleten.
Toegang tot de tank
F Maak de kunststof afdekking onderaan de voorruit los door op beide borglippen te
drukken.
Zorg bij het losmaken van de kunststof
afdekking dat u
de afdichting niet verwijdert.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Koelvloeistofniveau
Het koelvloeistofniveau moet tussen
de merkstreepjes "FULL" of "F" en
" LOW " of "L" liggen. De motor moet koud zijn als u
het niveau
controleert en koelvloeistof bijvult.
De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk.
Wacht na het afzetten van de motor daarom ten
minste één uur alvorens werkzaamheden aan het
koelsysteem uit te voeren.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop
eerst twee omwentelingen los om de druk te laten
dalen. Ver wijder de dop als de druk eenmaal
gedaald is en vul koelvloeistof bij.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van
de ventilator.
Niveau
ruitensproeiervloeistof
Vul het reser voir bij wanneer dit
nodig is.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
7
Praktische informatie
Page 104 of 180

102
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12 V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen)
en of de aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
u itvoert aan de 12 V -accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof…) en het
gebruik (veel stadsverkeer…) daar toe
aanleiding geven, moeten het twee
keer zo vaak worden ver vangen .
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof…) en het
gebruik (veel stadsverkeer…) daar toe
aanleiding geven, moeten het twee
keer zo vaak worden ver vangen.Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Handgeschakelde versnellingsbak
De automatische transmissie is
onderhoudsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Koppeling
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12
V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
De koppeling wordt mechanisch bedient en
vereist regelmatige afstelling.Neem bij een storing (bijv. moeilijkheden
bij het wegrijden) contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers uitsluitend gebruik
van kant-en-klare ruitensproeiervloeistof.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet voor de omstandigheden
geschikte ruitensproeiervloeistof met antivries
worden gebruikt om de onderdelen van het
systeem (pomp, reser voir, leidingen enz.) te
beschermen.
Vul het reser voir nooit bij met kraanwater (kans
op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Praktische informatie