Page 81 of 180

79
Wanneer u de auto stilzet, maar de motor
l aat draaien, dient u altijd de selectiehendel
in de stand N te zetten.
Als u
het contac in de stand " OFF" zet
ter wijl de 2e, 3e, 4e of 5e versnelling
is ingeschakeld, klinkt er een continu
geluidssignaal.
Indien dit gebeurt, zet het contact dan
in de stand " ON", zet de selectiehendel
in de stand N , zet de hendel ver volgens
in de stand E , M of R en zet het contact
ver volgens weer in de stand " OFF".
Als de auto op een helling staat, gebruik dan de
rem om de beweging van de auto te stoppen en
zet de selectiehendel in de stand N , E of R.
U moet altijd de parkeerrem aantrekken
om de auto volledig stil te zetten.
Controleer voordat u
werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert altijd of de
selectiehendel in de neutraalstand N staat
en de parkeerrem is aangetrokken.
Grenzen van het systeem
Indien de auto zich op een helling bevindt of Hill
Start Assist geactiveerd is, laat de auto dan niet
stilstaan door bediening van het gaspedaal :
hierdoor kan de koppeling beschadigd raken.
In deze situaties klinkt een geluidssignaal.
F
Z
et de selectiehendel in dat geval in de
stand N .
F
W
acht 15 minuten voordat u verder rijdt om de
koppeling te laten afkoelen.
Storingen
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden,
duidt dit op een storing in de
versnellingsbak.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als N knippert op het instrumentenpaneel en er
lange tijd een geluidssignaal klinkt:
-
c
ontroleer of het contact correct in de stand
'" ON " is gezet,
-
b
eweeg de selectiehendel naar de stand N en
ver volgens naar de stand E , M of R.
Als 1
op het instrumentenpaneel knippert:
-
b
eweeg de selectiehendel naar de stand E of
M en ver volgens naar de stand N .Als R op het instrumentenpaneel knippert:
-
b
eweeg de selectiehendel naar de stand R en
ver volgens naar de stand N .
Schakelindicator
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik te
verminderen.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en
de uitrusting van uw auto kan het systeem
u
adviseren om te schakelen.
Het is niet verplicht om het schakeladvies ook
daadwerkelijk op te volgen. De keuze van de
optimale versnelling hangt namelijk altijd af van
de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de
veiligheid. De bestuurder blijft dan ook altijd zelf
verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen van
het schakeladvies van het systeem.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
Voorbeeld:
-
U r
ijdt in de derde versnelling.
-
U t
rapt het gaspedaal in.
-
H
et systeem kan u adviseren een hogere
versnelling in te schakelen.
6
Rijden
Page 82 of 180

80
De informatie wordt in de vorm van
een pijl op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies aan de
rijomstandigheden (helling, belading van de
auto, …) en de rijstijl van de bestuurder (veel
vermogen nodig, accelereren, remmen, …)
aan.
Het systeem zal u
nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te schakelen.
Bij auto's met een ETG -versnellingsbak werkt
dit systeem alleen in de handbediende stand.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden
op een helling kort (ongeveer 2 seconden) op
zijn plaats. In die tijd kunt u
uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
-
d
e auto volledig stilstaat met het rempedaal
ingetrapt,
-
a
an bepaalde hellingcondities is voldaan,
-
he
t bestuurdersportier is gesloten. De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat
u de Hill Start Assist gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de motor
draait, trek de parkeerrem dan handmatig
aan.
Werking
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat en:
-
b
ij een handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand is
ingeschakeld,
-
b
ij een ETG -versnellingsbak de stand E of M
is ingeschakeld. Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het
rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing in het systeem gaat dit
verklikkerlampje branden. Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Rijden
Page 83 of 180

81
Werking
Overgang naar de STOP-stand van
de motor
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
en de motor wordt automatisch in de
STOP-stand gezet:
-
w
anneer u bij stilstaande auto de
versnellingshendel in de neutraalstand zet en
het koppelingspedaal loslaat.
Tellers Stop & Start
Een deelteller registreert hoe lang de STOP-stand
tijdens een traject is geactiveerd. Voor uw gebruiksgemak tijdens
parkeermanoeuvres zal het systeem
enkele seconden na het schakelen uit de
achteruitversnelling niet werken.
Stop & Start is niet van invloed op de
werking van voertuigsystemen zoals
remmen, stuurbekrachtiging enz.
Tank nooit als de motor din de STOP-stand
is gezet; zet in dat geval altijd het contact af.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk
af (STOP-stand) als u
stopt (bij rood licht,
opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch
opnieuw gestart (START-stand) als u
weer weg
wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke
stoffen en een aangename rust in het interieur
tijdens het wachten. -
d
e klimaatregeling in het interieur laat dit niet
toe,
- d e ruitontwaseming is ingeschakeld,
- b epaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, voeruig gestopt op een
steile helling, grote hoogte enz.) laten dit niet
toe.
Overgang naar de START-stand
Dit verklikkerlampje gaat uit en de
motor wordt automatisch gestart:
-
w
anneer u het koppelingspedaal helemaal
intrapt.
Bijzonderheden: START-stand
wordt automatisch geactiveerd
De START-stand wordt automatisch geactiveerd
wanneer:
-
he
t bestuurdersportier wordt geopend,
-
d
e motorkap wordt geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder wordt
losgemaakt,
-
b
epaalde tijdelijke omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, auto op een helling,
instelling airconditioning…) dit niet toelaten.
Dit wordt weergegeven in de boordcomputer
zodra de Stop & Start geactiveerd wordt.
Druk op een van de "
DISP"-toetsen om naar de
vorige weergave te gaan.
Een algemene teller registreert hoe vaak de
STOP-stand sinds de laatste reset naar nul
geactiveerd is.
Wanneer deze teller wordt weergegeven, drukt
u
om te resetten naar nul langer dan twee
seconden op een van de " DISP"-toetsen.
De belangrijkste redenen waarom de STOP-stand
niet wordt geactiveerd zijn:
-
he
t bestuurdersportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is niet
vastgemaakt,
6
Rijden
Page 84 of 180

82
Storing
Bij een storing in het systeem
gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Onderhoud
Schakel het Stop & Start-systeem altijd uit
als u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te voorkomen.
Auto's met het Stop & Start-systeem zijn
voorzien van een speciale 12 V-accu.
Laat eventuele werkzaamheden aan
deze accu uitsluitend uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12
V-accu. Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u
over een overstroomde weg moet
rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer rijadviezen , met name over het rijden
op overstroomde wegen.
Uitschakelen/Handmatig
inschakelen
Druk op deze knop om het systeem uit te
schakelen.
Het uitschakelen wordt bevestigd door
het branden van het verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel.
Als u
het systeem met de motor in de STOP-
stand uitschakelt, dan wordt de motor direct weer
gestart.
Druk nogmaals op deze knop.
Het systeem is dan weer ingeschakeld; het
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat uit.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra u de motor opnieuw start.
Snelheidslimietherkennings-
en snelheidsadviessysteem
Met dit systeem kunnen bepaalde door de
camera gedetecteerde verkeersborden worden
weergegeven op het het touchscreen (vooral de
maximaal toegestane snelheid).
Voorbeelden van herkende verkeersborden:
Bepaalde snelheidslimieten, zoals voor
vrachtwagens, worden niet weergegeven.
De weergave van de snelheidslimiet in het
touchscreen wordt bijgewerkt als u
een
snelheidslimietbord bedoeld voor auto's (lichte
voertuigen) passeert.
Rijden
Page 85 of 180

83
De eenheden voor de snelheidslimieten
(mph of km/h) hangen af van het land waarin
u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen
dat u
de snelheidslimiet overschrijdt.
Als u
in een ander land bent, moet
de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt aangegeven
gelden voor het land waarin u
rijdt; anders
werkt het systeem niet correct.
Het snelheidslimietherkenningssysteem
is een hulpsysteem; het geeft niet altijd de
juiste snelheidslimiet aan.
De snelheidslimietborden langs of boven de
weg hebben altijd prioriteit boven de door
het systeem weergegeven snelheidslimieten.
Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet
blijven.
De bestuurder moet zich houden aan de
verkeersregels en de snelheid van het
voertuig aanpassen aan het weer en het
verkeer.
Het is mogelijk dat het systeem de
snelheidslimiet niet weergeeft wanneer
binnen een vooraf ingestelde periode geen
snelheidslimietbord wordt gedetecteerd.
Het systeem is ontworpen voor het
detecteren van borden die voldoen aan
de regels van het Verdrag van Wenen
betreffende verkeersborden. Voor een correcte werking van het systeem:
reinig regelmatig het gebied vóór de camera.
De binnenkant van de voorruit kan ook
beslaan ter hoogte van de camera. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u
de voorruit regelmatig ontwasemen.
Inschakelen/uitschakelen
F Selecteer in het touchscreen het menu " Configuratie " en
vervolgens " Algemeen" en
activeer " Configuratie van
verkeersbordherkenning ".
Er wordt na ongeveer 1
seconde rekening
gehouden met activering.
Stel de bijbehorende waarschuwingsmeldingen
( geen waarschuwingsmeldingen , visuele
waarschuwingsmeldingen of visuele en
geluidswaarschuwingsmeldingen ):
F
S
tel in " Waarschuwingsmelding
snelheidsovertreding "
" Waarschuwingsmelding notificatie " en
vervolgens " Niveau van notificatie " in.
F
S
tel in " Waarschuwingsmelding inhalen "
" Waarschuwingsmelding notificatie " in.
Display
Zodra er informatie over de snelheidslimiet wordt
ontvangen, geeft het systeem de waarde weer.
Als deze snelheidslimiet wordt
overschreden, wordt het verkeersbord
rood weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal (afhankelijk van de gekozen
instellingen voor Waarschuwingsmelding
snelheidsovertreding).
Als een bord met een inhaalverbod wordt
gedetecteerd, kan het bord permanent of
knipperend worden weergegeven.
Werkingslimieten
De regelgeving met betrekking tot
snelheidslimieten verschilt per land.
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen van
kracht kunnen zijn:
-
s
lecht weer (regen, sneeuw),
-
l
uchtvervuiling,
6
Rijden
Page 86 of 180

84
- het trekken van een aanhanger,
- r ijden met een noodreser vewiel of
sneeuwkettingen,
-
r
ijden met een band die met een
bandenreparatieset is gerepareerd,
-
b
eginnende bestuurders enz.
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
s
lecht zicht (slecht verlichte weg, sneeuwval,
regen, mist),
-
g
edeelte van de voorruit vóór de camera vuil,
beslagen, bevroren, bedekt door sneeuw,
beschadigd of bedekt door een sticker,
-
s
toring van de camera,
-
a
fgeschermde of onleesbare borden (door
andere voertuigen, vegetatie, sneeuw),
-
s
nelheidslimietborden die niet aan de norm
voldoen, of die beschadigd of ver vormd zijn.
Als een app op uw smartphone wordt
gebruikt via Mirror Screen, kan het door het
systeem weergegeven bord wellicht tijdelijk
worden verborgen. Het bord wordt opnieuw
weergegeven als een ander bord wordt
gepasseerd.Snelheidsbegrenzer
Dit systeem voorkomt dat de auto
de door de bestuurder ingestelde
maximumsnelheid overschrijdt.
De begrenzer wordt handmatig ingeschakeld : dit
kan bij elke rijsnelheid worden gedaan, maar als
u
met een snelheid van minder dan 30 km/h) rijdt,
zal de waarde voor de snelheid worden ingesteld
op 30
km/h.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de hendel.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om de
ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Om weer terug te keren naar de ingestelde
snelheid is het voldoende het gaspedaal los te
laten tot de ingestelde snelheid weer is bereikt.
De ingestelde maximumsnelheid wordt na
het afzetten van het contact gewist.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de
bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Stuurkolomschakelaars
De bediening van dit systeem is ondergebracht in
de hendel.
1.Inschakelen/uitschakelen van de begrenzer:
door het uiteinde van de hendel in te
drukken.
2. Instellen van de snelheid/verlagen van de
waarde: door de hendel omlaag te duwen.
3. Hervatten van de begrenzing/verhogen
van de waarde: door de hendel omhoog te
duwen.
4. Werking begrenzing onderbreken: door de
hendel naar u
toe te trekken.
Rijden
Page 87 of 180

85
5.Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
6. Ingestelde snelheid.
Als u
andere gegevens kiest om weer te geven
(bijvoorbeeld traject A van de boordcomputer),
zal de weergave van de snelheidsbegrenzer na
ongeveer 6
seconden worden hervat.
Inschakelen
F Druk op het uiteinde van de hendel: de begrenzer wordt ingeschakeld
Op het instrumentenpaneel gaat dit
lampje branden.
F
A
ccelereer of decelereer tot de gewenste
snelheid is bereikt.
F
D
uw de hendel omlaag om de snelheid in
te stellen. De rijsnelheid op het moment dat
u
de hendel loslaat, is de snelheid die wordt
ingesteld.
Werking onderbreken
F U kunt de werking van de snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken door de hendel naar u toe
te trekken.
F
D
uw de hendel naar boven om de begrenzer
weer te activeren met dezelfde ingestelde
snelheid.
Instellen van de
snelheidslimiet (ingestelde
snelheid)
Nadat de snelheid is ingesteld, kunt u deze
w ijzigen door de hendel:
-
o
mhoog te duwen om deze te verhogen,
-
o
mlaag te duwen om deze te verlagen.
Duw kort tegen de hendel om de snelheid in
stappen van 1
km/h te verhogen of verlagen.
Duw lang tegen de hendel om de snelheid in
stappen van 5
km/h te verhogen of verlagen.
Weergave op het instrumentenpaneel
De informatie wordt gegroepeerd op het display
van het instrumentenpaneel getoond.
6
Rijden
Page 88 of 180

86
Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
F Trap het gaspedaal met kracht in tot voorbij
het zware punt om de ingestelde snelheid te
overschrijden.
De werking van de snelheidsregelaar wordt
tijdelijk onderbroken en de weergegeven
ingestelde snelheid knippert.
Als de ingestelde snelheid zonder ingreep
van de bestuurder wordt overschreden
(bijvoorbeeld in een steile afdaling),
knippert de snelheid in combinatie met een
geluidssignaal.
Zodra de rijsnelheid weer is gedaald tot
beneden de ingestelde snelheid, werkt de
snelheidsbegrenzer weer en stopt het knipperen
van de snelheid.
Uitschakelen
F Druk op het uiteinde van de hendel: de informatie over de snelheidsbegrenzer wordt
niet meer weergegeven.
Storing
Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden, dan
duidt dit op een storing van de begrenzer.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van matten die niet door
PEUGEOT zijn goedgekeurd, kan de werking
van de snelheidsbegrenzer hinderen.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed is bevestigd,
-
l
eg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Active City Brake
Active City Brake is een rijhulpfunctie die
beoogt een frontale aanrijding te voorkomen
of de snelheid van een frontale aanrijding te
verminderen wanneer de bestuurder niet of
onvoldoende ingrijpt (onvoldoende intrappen van
het rempedaal).
Dit systeem is ontworpen om de veiligheid tijdens
het rijden te vergroten.
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer in
de gaten blijven houden en de afstand tot en
de snelheid van andere weggebruikers blijven
inschatten.
Active City Brake is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.
Bekijk de lasersensor nooit met een optisch
instrument (vergrootglas, microscoop enz.)
op een afstand van minder dan 10
cm: kans
op oogletsel.
Werkingsprincipe
Dit systeem detecteert met een lasersensor en
een camera boven aan de voorruit voertuigen
die in dezelfde richting rijden of die vóór de auto
stilstaan.
Indien noodzakelijk remt de auto automatisch af
om de snelheid van de aanrijding te verminderen
of een aanrijding met de voorligger te voorkomen.
Dit automatische noodremsysteem remt later
af dan de bestuurder normaal gesproken
zou doen. Het systeem grijpt dus alleen in
als de kans op een aanrijding groot is.
Rijden