111
Na het ver wisselen van een wiel
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van
de wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel controleren door een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel deze met het reservewiel.
Rijd met een noodreser vewiel niet sneller
dan 80 km/h.
Bij het rijden met het reser vewiel moet
het Lane Departure Warning System
uitgeschakeld worden.
Een lamp vervangen
1. LED-parkeerlichten*.
2. Richtingaanwijzers (PY21W, amberkleurig).
3. Dimlicht/grootlicht (HiR2-55W)
4. Mistlampen
5. Dagrijverlichting (LED* ). Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een
laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten vormen; dit
verdwijnt enkele minuten na het ontsteken
van de koplampen.
*
L
ED: Light Emitting Diode. De koplampunits zijn voorzien van glas van
polycarbonaat met een speciale vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen er van gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers
te voorkomen.
Verlichting vóór
8
In geval van pech