Page 73 of 180

71
Kinderzitje achterin
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende
ruimte tussen de voorstoel en:
-
e
en kinderzitje dat met de rug in de
rijrichting wordt geplaatst,
-
d
e voeten van het kind wanneer het
kinderzitje in de rijrichting wordt geplaatst.
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet
de rugleuning er van, indien nodig, rechter op.
Voor een optimale bevestiging van het
kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting"
is het noodzakelijk dat de afstand tussen
de rugleuning van het kinderzitje en de
rugleuning van de stoel van de auto zo klein
mogelijk is.
Kinderen voorin
De regelgeving met betrekking tot
het ver voer van kinderen op de
voorpassagiersstoel verschilt per land. Houd
u
aan de regels die gelden in het land waar
u
zich bevindt.
Schakel de airbag vóór aan passagierszijde
uit zodra een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorpassagiersstoelen
wordt geplaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken. Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de
veiligheidsgordel moet over de schouder van
het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
Er wordt aanbevolen een stoelverhoger met
rugleuning te gebruiken voorzien van een
gordelgeleider ter hoogte van de schouder.
Extra beveiliging
Gebruik de kinderbeveiliging om te
voorkomen dat de portieren en de
portierruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg er voor dat de achterzijruiten niet verder
dan voor 1/3
deel worden geopend.
Plaats zonneschermen op de achterste
zijruiten om jonge kinderen tegen de zon te
beschermen.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
-
g
een kinderen zonder toezicht achter in
een auto,
-
n
ooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn
en de auto in de zon staat,
-
d
e sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Kinderbeveiliging
Als de kinderbeveiliging is ingeschakeld, kunnen
de achterportieren niet meer van binnenuit
geopend worden.
De knop bevindt zich op de zijkant van beide
achterportieren.
F
D
uw de hendel omlaag.
Controleer bij het aanzetten van het contact altijd
de stand van de kinderbeveiliging.
Dit systeem werkt onafhankelijk van de centrale
vergrendeling.
5
Veiligheid
Page 74 of 180

72
Adviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder
a lle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u
snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de bestuurder
handelingen die veel aandacht vergen altijd bij
stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Dit
kan leiden tot een vergiftiging met dodelijke
afloop!
Laat onder extreem koude omstandigheden
(temperaturen lager dan -23°C) de motor
gedurende 4
minuten stationair draaien
alvorens weg te rijden. Deze handelswijze
komt de goede werking en de duurzaamheid
van de mechanische onderdelen van de
auto, motor en versnellingsbak ten goede.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem –
Kans op over verhitting en beschadiging van
het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm. Zet uw
auto daarom niet stil (om te parkeren of
met draaiende motor) op een plaats met
brandbaar materiaal (gras, afgevallen
bladeren enz.). Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u
uw auto met
draaiende motor moet verlaten, trek dan de
parkeerrem aan en zet de versnellingsbak
in de neutraalstand of in de stand N of P ,
afhankelijk van het type versnellingsbak.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan de
motor, versnellingsbak en het elektrische systeem
van uw auto ernstig beschadigen. Bent u
genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
c
ontroleer dat de diepte van het water nergens
meer is dan 15 cm en houd daarbij rekening
met de golven die kunnen worden veroorzaakt
door andere gebruikers;
-
s
chakel de functie Stop & Start uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te
laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10
km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter
u hebt gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie
dat toelaat, meerdere keren licht af om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
Page 75 of 180

73
Starten/afzetten van de
motor met de sleutel
Contactslot
1.Stand LOCK. Het stuurslot wordt
vergrendeld.
2. Stand ACC. De accessoires (audiosysteem,
12
V-aansluiting, enz.) kunnen gebruikt
worden.
3. Stand ON. Contact aanzetten.
4. Stand START. Starten van de motor.
Als u
langere tijd accessoires gebruikt (met
de sleutel in stand 2
of 3), dan loopt u
het
risico dat de accu ontladen raakt. Starten
van uw auto is dan niet meer mogelijk. Let
hierop.
Starten van de motor
F Steek de sleutel in het contactslot.
F Z et de sleutel in de stand 2.
F
o
ntgrendel het stuurslot door licht aan het
stuurwiel te draaien.
In bepaalde gevallen is veel kracht nodig bij
het draaien aan het stuurwiel (bijvoorbeeld
als de wielen niet rechtuit staan).
F
T
rap bij uitvoeringen met een
handgeschakelde versnellingsbak het
koppelingspedaal volledig in en zet de
versnellingshendel vervolgens in neutraal.
F
T
rap bij uitvoeringen met een ETG -
versnellingsbak het rempedaal stevig in
en zet de selectiehendel vervolgens in de
stand N .
F
B
edien de startmotor door de sleutel in de
stand 4 (S TA R T ) te draaien.
F
L
aat de sleutel los zodra de motor is
aangeslagen. Het contactslot keert
automatisch terug naar de stand 3 (ON) .
Afzetten van de motor
F Breng de auto tot stilstand.
F
Z
et bij uitvoeringen met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand.
F
Z
et bij uitvoeringen met een ETG -
versnellingsbak de selectiehendel in de
stand N . F
Z
et de sleutel in de stand 2 (ACC)
.
F
D
uw de sleutel naar binnen en zet de sleutel in
de stand 1 (LOCK) .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai het stuur wiel tot het stuurslot wordt
vergrendeld.
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel: dit kan namelijk storingen aan het
contactslot veroorzaken.
Starten/afzetten van de
motor met het systeem
Keyless entry and start
Stand van het contact
wijzigen
6
Rijden
Page 76 of 180

74
Door op de knop "START/STOP" te drukken met
de elektronische sleutel in de auto, kunt u zonder
een pedaal in te trappen de stand van het
contact wijzigen.
F
D
ruk eenmaal op (stand " ACC"). De
accessoires (autoradio, 12
V-aansluiting, enz.)
kunnen worden gebruikt.
F
D
ruk een tweede maal op (stand " ON").
Contact aan.
F
D
ruk een derde maal op (stand " OFF").
Als u
langere tijd accessoires gebruikt,
keert het voertuig na ongeveerd 20
minuten
automatisch terug naar de stand " OFF".
Let op dat de accu niet ontladen raakt.
Starten van de motor
Wanneer de knop " START/STOP"
voor het eerst wordt ingedrukt,
knippert dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel langzaam. Elektronische sleutel in de auto
F
Z
et bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en houd het koppelingspedaal
volledig ingetrapt.
F
Z
et bij auto's met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak de selectiehendel in de stand
N en trap het rempedaal stevig in.
Op het instrumentenpaneel gaat dit
lampje branden.
Afhankelijk van de buitentemperatuur kan
elke startpoging circa 30 seconden duren.
Druk gedurende die tijd niet nogmaals
op de knop " START/STOP " en laat het
koppelingspedaal of rempedaal (afhankelijk
van het versnellingsbaktype) niet los.
Als de motor hierna niet is gestart, druk dan
nogmaals op de knop " START/STOP" voor
een nieuwe poging.
F
D
ruk op de knop "
START/STOP" en laat de
knop vervolgens los. Als aan een van de voor waarden voor het
starten niet wordt voldaan, dan knippert de
"Keyless entrée and start" systeemindicator
snel op het instrumentenpaneel. In sommige
gevallen moet het stuur wiel heen en weer
worden bewogen ter wijl de knop "
S TA R T/
STOP " wordt ingedrukt om het stuurslot te
ontgrendelen.
Voor het inschakelen van het contact en het
starten van de motor moet de elektronische
sleutel zich in de detectiezone bevinden.
Zorg er na het starten van de motor voor dat
de elektronische sleutel zich tot het einde
van de rit in de auto bevindt. U kunt het
voertuig anders niet vergrendelen.
Afzetten van de motor
F Breng de auto tot stilstand.
F Z et bij uitvoeringen met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand.
F
Z
et bij uitvoeringen met een ETG -
versnellingsbak de selectiehendel in de
stand N .
Druk, ter wijl de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt, op de knop " START/STOP".
De motor wordt afgezet.
Het stuurslot wordt vergrendeld wanneer een
portier geopend wordt of de auto vergrendeld
wordt.
Rijden
Page 77 of 180

75
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet
afgezet.
Als u
het bestuurdersportier opent en de auto in
de stand " ACC" staat, klinkt een geluidssignaal.
F
D
ruk nogmaals op de knop " START/STOP"
om naar de stand " OFF" te gaan.
Noodprocedure voor het starten
Als de elektronische sleutel zich
in het detectiegebied bevindt en
uw auto niet start als u
op de knop
" START/STOP " drukt, knippert
deze waarschuwingslamp op het
instrumentenpaneel. F
R
aak de knop "
START/STOP " met de hoek
van de elektronische sleutel aan die zich het
dichtst bij het lampje bevindt. Er klinkt een
pieptoon wanneer de elektronische selutel
herkend wordt en de auto wordt in de stand
" ON " gezet.
F
T
rap bij uitvoeringen met een
handgeschakelde versnellingsbak het
koppelingspedaal volledig in.
F
T
rap bij uitvoeringen met een ETG -
versnellingsbak het rempedaal in.
F
C
ontroleer of het verklikkerlampje van het
"Keyless entry and start"-systeem op het
instrumentenpaneel groen wordt.
F
D
ruk op de toets "
START/STOP". De motor
wordt gestart.
Neem als de motor niet start contact op met
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.Noodprocedure voor het
afzetten van de motor
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor
geforceerd worden afgezet. Hier voor moet u de
knop " START/STOP " langer dan twee seconden
ingedrukt houden of de knop minstens 3
keer
achter elkaar indrukken.
In dit geval wordt het stuurslot vergrendeld zodra
de auto stilstaat.
Als de elektronische sleutel
niet wordt herkend
Als de elektronische sleutel zich niet meer in
het detectiegebied bevindt tijdens het rijden of
wanneer u (op een later moment) de motor wilt
afzetten, klinkt er een geluidsignaal om u
te
waarschuwen.
F
H
oud de knop " START/STOP " langer dan
twee seconden ingedrukt of druk de knop
minstens 3
keer achter elkaar in als u de
motor geforceerd wilt afzetten (let op: zonder
de sleutel kan de motor niet meer gestar t
worden) .
F Zet bij uitvoeringen met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand.
F
Z
et bij uitvoeringen met een ETG -
versnellingsbak de selectiehendel in de stand N .
Elektronische
startblokkering
Blokkeert het motormanagementsysteem zodra
het contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht die over
een specifieke code beschikt. Om te kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
Bij een storing zal de auto niet starten.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
6
Rijden
Page 78 of 180

76
Handbediende parkeerrem
Vergrendelen
F Trek de parkeerremhendel aan zodat de auto stil blijft staan.
Ontgrendelen
F Trek de parkeerremhendel licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de hendel
geheel omlaag. Als de auto beweegt en het
verklikkerlampje brandt in combinatie
met een geluidssignaal, geeft dit
aan dat de parkeerrem nog (iets) is
aangetrokken.
Draai bij het parkeren van de auto op een
helling de wielen vast tegen het trottoir,
trek de parkeerrem aan, zet de motor af en
schakel een versnelling in (uitvoeringen met
handgeschakelde versnellingsbak).
Handgeschakelde
5-versnellingsbak
Inschakelen van de
achteruitversnelling
F Trap het koppelingspedaal volledig in.
F B eweeg de versnellingshendel zo ver mogelijk
naar rechts en ver volgens naar achteren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
ETG-versnellingsbak
Bij de ETG-versnellingsbak met vijf versnellingen
kunt u kiezen tussen het gemak van
automatische bediening en het plezier van
handmatig schakelen .
Selectiehendel
R.Achteruit: trap het rempedaal in en beweeg
de selectiehendel naar rechts en vervolgens
naar voren om deze stand te selecteren.
N. Neutraal: trap het rempedaal in en selecteer
deze stand om de motor te kunnen starten.
E. Easy (automatische stand): duw de
selectiehendel naar achteren om deze stand
te selecteren.
Rijden
Page 79 of 180

77
M.Handmatige stand om zelf te schakelen:
beweeg de selectiehendel naar achteren
en ver volgens naar links om deze stand te
selecteren.
Bedieningselementen op de
stuurkolom
Beweeg de flipper + naar u toe om op
t e schakelen.
Beweeg de flipper - naar u
toe om
terug te schakelen.
Het selecteren van de neutraalstand
en het in- en uitschakelen van de
achteruitversnelling is niet mogelijk met de
flippers.
Weergave op het instrumentenpaneel
Starten van de auto
F Trap met aangetrokken parkeerrem het rempedaal in en selecteer ver volgens de
stand N .
F
S
tart de motor.
Als u
het rempedaal loslaat ter wijl de
selectiehendel niet in de stand D staat, dan
is het starten van de motor niet mogelijk. F
T
rap het rempedaal in en selecteer de stand
R , E of M .
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los; de auto zet
zich direct in beweging.
Kruipfunctie
Door deze functie is de auto wendbaarder bij lage
snelheden (inparkeren, files, enz.).
Nadat u
de selectiehendel in de stand E , M
of R hebt gezet, begint de auto zodra u
het
rempedaal loslaat traag te rijden , waarbij de
motor stationair draait.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen achter in de auto.
De kruipfunctie kan tijdelijk niet beschikbaar
zijn als de koppeling te warm is geworden
of als de helling te steil is. Er klinkt een
geluidssignaal wanneer de temperatuur van
de koppeling te hoog is.
De stand van de selectiehendel (
R, N , E of M)
wordt op het instrumentenpaneel weergegeven.
In de automatische stand (Easy) kunt u
op ieder
moment zelf schakelen. De ingeschakelde
versnelling wordt hierbij ook op het
instrumentenpaneel weergegeven.
6
Rijden
Page 80 of 180

78
F Zet de selectiehendel in de stand E.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u
zelf hoeft te schakelen.
De versnellingsbak kiest automatisch de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de volgende
parameters:
-
o
ptimalisatie van het brandstofverbruik,
-
r
ijstijl,
-
d
e staat van de weg,
-
d
e belading van de auto.
Trap om krachtig te accelereren, bijvoorbeeld
voor een inhaalmanoeuvre, het gaspedaal met
kracht in, tot voorbij het zware punt.
U kunt op elk moment een andere rijstand
selecteren door de selectiehendel te verplaatsen
van de stand E naar de stand M of andersom.
Selecteer de neutraalstand (stand N ) nooit
tijdens het rijden.
Tijdelijk handmatig schakelen
U kunt tijdelijk zelf schakelen met de flippers +
en -.
Handmatig schakelen
Bij het remmen of het verminderen van de
snelheid schakelt de versnellingsbak automatisch
terug naar de juiste versnelling om de auto weer
te laten accelereren.
Wanneer u
het gaspedaal diep intrapt, wordt
er geen hogere versnelling ingeschakeld
zonder dat u
de selectiehendel of de flippers
bedient (behalve als het toerental dicht bij het
maximumtoerental ligt).Automatisch schakelen
(EASY )Het schakelen naar een andere versnelling
gebeurt alleen als het motortoerental dit
toestaat. Als het schakelen naar een andere
versnelling niet wordt toegestaan, klinkt er een
geluidssignaal.
De ingeschakelde versnelling wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Met deze functie kunt u
anticiperen op bepaalde
rijsituaties, zoals het inhalen van een auto of een
bocht in de weg.
Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt
worden, gaat de versnellingsbak weer over op de
automatische stand.
F
Z
et de selectiehendel in de stand M .
F
S
chakel met:
-
d
e selectiehendel, door die:
-
a
chteruit te bewegen, + om op te
schakelen,
-
v
ooruit te bewegen, - om terug te
schakelen,
-
o
f de stuur wielflippers + of -.
De ingeschakelde versnelling wordt
weergegeven.
Het schakelen naar een andere versnelling
gebeurt alleen als de snelheid van de auto en het
motortoerental dit toestaan.
Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen het
gaspedaal los te laten. Als het schakelen naar
een andere versnelling niet wordt toegestaan,
klinkt er een geluidssignaal. U kunt op elk moment een andere rijstand
selecteren door de selectiehendel te verplaatsen
van de stand M naar de stand E of andersom.
Selecteer de neutraalstand (stand N ) nooit
tijdens het rijden.
Achteruitversnelling
Selecteer de achteruitversnelling uitsluitend
als de auto volledig stilstaat en de voet op het
rempedaal wordt gehouden.
F
S
electeer de stand R .
Een geluidssignaal geeft aan dat de
achteruitversnelling is ingeschakeld.
Parkeren van de auto
De auto kan worden stilgezet ongeacht in welke
stand de selectiehendel staat ( N, E of R ).
Als echter het bestuurdersportier geopend wordt
ter wijl de selectiehendel niet in de stand N staat,
klinkt er een geluidssignaal.
Rijden