Page 41 of 283

Stoelen, veiligheidssystemen39
● Met zitvlak zo ver mogelijk tegende rugleuning zitten. De afstand
tot de pedalen zo instellen dat de
benen bij het volledig intrappen
van de pedalen licht gebogen
zijn. De passagiersstoel voor zo ver mogelijk naar achteren schui‐ ven.
● Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt enalle instrumenten goed kunt afle‐ zen. Tussen hoofd en dakframe
moet minstens een handbreed
tussenruimte zitten. Uw dijen
dienen licht op de zitting rusten,
zonder druk uit te oefenen.
● Met schouders zo ver mogelijk tegen de rugleuning zitten. Stel
de hoek van de rugleuning zo in
dat u het stuurwiel gemakkelijk
met licht gebogen armen kunt vastpakken. Bij het verdraaien
van het stuurwiel, contact blijven
houden tussen schouders en
rugleuning. De rugleuning mag
niet te ver achteroverhellen. De
aanbevolen hellingshoek
bedraagt maximaal ca. 25°.
● Stel de stoel en het stuur zodanig
op elkaar af dat wanneer uw pols bovenop het stuur rust, uw arm
volledig is gestrekt en uw schou‐
ders de rugleuning raken.
● Stuurwiel instellen 3 67.
● Hoofdsteun instellen 3 37.
Handmatige stoelverstelling
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.Verstelling in de lengterichting
Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te
schuiven om er zeker van te zijn dat de stoel vergrendeld is.
Page 42 of 283
40Stoelen, veiligheidssystemenHoek van rugleuning
Aan hendel trekken, hellingshoek
instellen en hendel loslaten. Laat de
rugleuning hoorbaar vastklikken.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel omhoogomlaag:stoel omlaagArmsteun
De armsteun kan 9 cm naar voren
worden geschoven. Onder de
armsteun zit een opbergruimte.
Opbergruimte armsteun 3 59.
Page 43 of 283

Stoelen, veiligheidssystemen41Verwarming
U kunt de verwarming op de gewen‐
ste instelling zetten door ß van de
betreffende stoel een of meerdere malen in te drukken. Het controle‐
lampje in de toets geeft de status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
Automatisch verwarmde stoelen
Na het inschakelen van de auto acti‐
veert deze functie automatisch de
stoelverwarming op het niveau op basis van de interieurtemperatuur.
De lampjes naast het stoelverwar‐
mingssymbool op het touchscreen
geven de verwarmingsstand aan.
U schakelt de automatische stoelver‐ warming met de toets op het touch‐
screen uit.
De functie automatisch verwarmde
stoelen kan zodanig worden gepro‐
grammeerd dat deze bij het inscha‐
kelen van de auto altijd wordt inge‐
schakeld.
Persoonlijke instellingen 3 93.
Uitschakelen
U schakelt de automatische stoelver‐ warming uit door ß AUTO op het
touchscreen aan te raken.
Verwarmde stoelen bij starten op
afstand
Bij lage buitentemperaturen kunnen
de stoelverwarmingen automatisch worden ingeschakeld wanneer de
auto op afstand wordt gestart.
De stoelverwarmingen worden gean‐
nuleerd wanneer POWERm wordt
ingedrukt. Als de auto over automati‐
sche stoelverwarming beschikt, wordtde stoelverwarmingsstand bij het
inschakelen van de auto automatisch
aangepast aan de temperatuur van
het interieur van de auto.
De temperatuurregeling van een lege stoel werkt wellicht minder goed.
Tenzij de functie Automatisch
verwarmde stoelen in Persoonlijke
instellingen 3 93 ingeschakeld is,
wordt de stoelverwarming bij het star‐ ten op afstand niet ingeschakeld.
Page 44 of 283
42Stoelen, veiligheidssystemenAchterbank
Armsteun
Klap de armsteun omlaag. De
armsteun bevat bekerhouders.
Verwarming
Activeer de stoelverwarming door op
ß in het portierpaneel te drukken voor
de betreffende buitenste zitplaats van
de achterbank. De activering wordt
aangeduid door de LED in de toets.
Druk nogmaals op ß om de stoelver‐
warming uit te schakelen.
Langdurig gebruik voor personen met een gevoelige huid wordt afgeraden.
De stoelverwarming werkt wanneer
de motor loopt.
Veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij
stevig optrekken of krachtig remmen
geblokkeerd om de inzittenden op
hun stoel te houden. Hierdoor neemt
het gevaar voor letsel aanzienlijk af.
Page 45 of 283

Stoelen, veiligheidssystemen439Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon
tegelijk.
Kinderveiligheidssysteem 3 51.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade, veront‐
reiniging en juiste werking controle‐
ren.
Laat beschadigde onderdelen
vervangen door een werkplaats. Na
een aanrijding de veiligheidsgordels
en de gordelspanners door een werk‐ plaats laten vervangen.
Let op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelverklikker
Elke voorstoel is met een gordelver‐
klikker uitgerust, die voor de bestuur‐
dersstoel met controlelampen X in
het Driver Information Center 3 79
of voor de passagiersstoel door het
symbool k in de dakconsole 3 79
de situatie aangeeft.
Gordelkrachtbegrenzers
De kracht die inwerkt op de carrosse‐ rie wordt beperkt doordat de gordels
tijdens een botsing geleidelijk worden ontspannen.
Gordelspanners De veiligheidsgordels van de voor- en
achterstoelen worden bij een
voldoende zware frontale botsing, of
een aanrijding van achteren of tegen
de zijkant strakgetrokken. De gordels
van de voorstoelen worden bij iederestoel met twee voorspanners strak
getrokken. De gordels van de buiten‐
ste zitplaatsen worden met één
gordel per stoel strak getrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de voortdurend bran‐
dende controlelamp v 3 80.
Geactiveerde gordelspanners door een werkplaats laten vervangen.
Gordelspanners worden slechts
eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐ res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners
kunnen verstoren. Geen aanpassin‐
gen aan onderdelen van de gordel‐
spanners aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de auto.
Page 46 of 283
44Stoelen, veiligheidssystemenDriepuntsgordelOmdoen
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs
halen en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of
mobiele telefoons tussen de gordel en uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Gordelverklikker X, k 3 79.
Losmaken
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Page 47 of 283

Stoelen, veiligheidssystemen45Gebruik van de veiligheidsgordel
tijdens de zwangerschap9 Waarschuwing
De heupgordel moet zo laag
mogelijk over het bekken lopen
om druk op de buik te voorkomen.
Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐
lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het activeren worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐ merkt. Bij een triggering wordt ook het
hoogspanningssysteem van de auto
uitgeschakeld.9 Waarschuwing
Het airbagsysteem ontplooit
explosief, laat reparaties alleen
door deskundig personeel verrich‐ ten.
9 Waarschuwing
Bij het aanbouwen van accessoi‐
res die het frame van de auto, het
bumpersysteem, de hoogte, de
voorkant of de zijbeplating veran‐ deren werkt het airbagsysteem
mogelijk niet goed. De werking
van het airbagsysteem kan ook
nadelig worden beïnvloed door het wijzigen van onderdelen van de
voorstoelen, de veiligheidsgor‐
dels, de airbagsensor- en diagno‐
semodule, het stuurwiel, het
instrumentenpaneel, de portier‐
rubbers aan de binnenkant, waar‐
onder de luidsprekers, een van de
airbagmodules, de hemel- of stijl‐
bekleding, de frontsensoren, de
zij-impactsensoren of de airbag‐
bedrading.
Let op
De sensor- en diagnosemodule voor
de airbag bevindt zich in de midden‐ console. In dit gebied geen magne‐
tische voorwerpen plaatsen.
Bevestig geen voorwerpen op de
afdekkingen van de airbags en
bedek ze niet met andere materia‐
len. Laat beschadigde afdekkingen
vervangen door een werkplaats.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten
Page 48 of 283

46Stoelen, veiligheidssystemeneventueel het stuurwiel, het instru‐
mentenbord, plaatwerk, de portier‐
afdichtingen, handgrepen en de
stoelen worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐ systeem aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de auto.
Controlelamp v voor airbagsystemen
3 80.
Kinderveiligheidssystemen op de
passagiersstoel met
airbagsystemen
Waarschuwing conform ECE R94.02 :EN: NEVER use a rearward-facing
child restraint on a seat protected by
an ACTIVE AIRBAG in front of it;
DEATH or SERIOUS INJURY to the
CHILD can occur.
DE: Nach hinten gerichtete Kinder‐
sitze NIEMALS auf einem Sitz
verwenden, der durch einen davor
befindlichen AKTIVEN AIRBAG
geschützt ist, da dies den TOD oder
SCHWERE VERLETZUNGEN DES
KINDES zur Folge haben kann.
FR: NE JAMAIS utiliser un siège d'en‐
fant orienté vers l'arrière sur un siège
protégé par un COUSSIN GONFLA‐
BLE ACTIF placé devant lui, sous
peine d'infliger des BLESSURES
GRAVES, voire MORTELLES à l'EN‐ FANT.
ES: NUNCA utilice un sistema de
retención infantil orientado hacia
atrás en un asiento protegido por un
AIRBAG FRONTAL ACTIVO. Peligro
de MUERTE o LESIONES GRAVES para el NIÑO.
RU: ЗАПРЕЩАЕТСЯ
устанавливать детское
удерживающее устройство лицом
назад на сиденье автомобиля,оборудованном фронтальной
подушкой безопасности, если
ПОДУШКА НЕ ОТКЛЮЧЕНА! Это
может привести к СМЕРТИ или
СЕРЬЕЗНЫМ ТРАВМАМ
РЕБЕНКА.
NL: Gebruik NOOIT een achterwaarts
gericht kinderzitje op een stoel met een ACTIEVE AIRBAG ervoor, om
DODELIJK of ERNSTIG LETSEL van het KIND te voorkomen.
DA: Brug ALDRIG en bagudvendt
autostol på et forsæde med AKTIV
AIRBAG, BARNET kan komme i
LIVSFARE eller komme ALVORLIGT
TIL SKADE.
SV: Använd ALDRIG en bakåtvänd
barnstol på ett säte som skyddas med en framförvarande AKTIV AIRBAG.
DÖDSFALL eller ALLVARLIGA
SKADOR kan drabba BARNET.
FI: ÄLÄ KOSKAAN sijoita taaksepäin
suunnattua lasten turvaistuinta istui‐
melle, jonka edessä on AKTIIVINEN
TURVATYYNY, LAPSI VOI KUOLLA
tai VAMMAUTUA VAKAVASTI.
NO: Bakovervendt barnesikringsut‐
styr må ALDRI brukes på et sete med AKTIV KOLLISJONSPUTE foran, da