Page 145 of 283

Infotainmentsysteem143Hoofdmenu telefoonDruk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon om het telefoon‐
hoofdmenu weer te geven.
Telefoongesprek initiëren
Telefoonnummer invoeren
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon.
Voer een telefoonnummer in met het
toetsenblok in het hoofdmenu tele‐
foon.
Druk op { of houd deze toets inge‐
drukt om een of meerdere ingevoerde
tekens te wissen.
Tik op ? op het scherm om het
nummer te kiezen.
Telefoonboek
Wanneer een mobiele telefoon via
Bluetooth met het infotainmentsys‐
teem wordt gekoppeld, wordt het tele‐ foonboek van de mobiele telefoon
automatisch gedownload 3 139.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon.
Activeer het tabblad ^ in het tele‐
foonhoofdmenu.
U start een telefoonoproep door het
gewenste contact in de lijst te selec‐
teren.
Let op
Selecteer Meer naast het gewenste
contact op alle beschikbare informa‐
tie over dit contact te zien.
Contacten sorteren
U kunt het telefoonboek op achter‐
naam of op voornaam sorteren.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Instellingen om het desbe‐
treffende menu weer te geven.
Page 146 of 283

144InfotainmentsysteemSelecteer Bluetooth telefoon en
vervolgens Contacten sorteren . Acti‐
veer de gewenste optie.
Oproepenhistorie
Alle ontvangen, uitgaande of gemiste
oproepen worden vastgelegd.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon. Selecteer het
tabblad Y in het telefoonhoofdmenu.Uitgaande oproepen zijn met een ]
gemarkeerd, binnenkomende oproe‐
pen met [, en gemiste oproepen met
een \.
Selecteer de gewenste lijstvermel‐
ding om een telefoonoproep te star‐
ten.
Favorieten
Favoriete contacten kunnen in de
telefoonfavorietenlijst worden opge‐
slagen.Favorieten opslaan
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon. Selecteer het
tabblad ^ in het telefoonhoofdmenu.
Selecteer t naast het contact dat u
als favoriet wilt opslaan. Het picto‐
gram verandert in s en het contact
verschijnt in de favorietenlijst.
Selecteer s opnieuw om het contact
uit de favorietenlijst te verwijderen.
Het pictogram verandert in t.Let op
De lijst met favorieten is niet met de
telefoonfavorieten gesynchroni‐
seerd. De favorieten moeten aan de favorietenlijst op het infotainment‐
systeem worden toegevoegd.Favorieten opvragen
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon. Selecteer het
tabblad < in het telefoonhoofdmenu.
Selecteer de gewenste favoriet om
een telefoonoproep te starten.
Een nummer opnieuw kiezen
Het systeem kan het laatst gekozen
telefoonnummer opnieuw kiezen.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon en vervolgens ?
op het aanraakscherm.
Page 147 of 283

Infotainmentsysteem145Snelkiesnummers gebruiken
Snelkiesnummers die op de mobiele
telefoon zijn opgeslagen, kunt u ook
met het toetsenblok van het hoofd‐
menu telefoon kiezen.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon.
Houd het desbetreffende getal op het toetsenblok ingedrukt om de oproep
te starten. Voor tweecijferige snel‐
kiestoetsen, selecteert u het eerste cijfer en houd u vervolgens het
tweede cijfer ingedrukt.
Inkomend telefoongesprek
Een oproep aannemen
Als er bij een inkomende oproep een
audiomodus, bijv. de radio- of USB-
modus, actief is, wordt het geluid van
de audiobron onderdrukt en blijft dit
zo tot de oproep is beëindigd.
U beantwoordt de oproep door v in
het bericht bovenop het scherm te
selecteren of door op w op het stuur‐
wiel te drukken.Het tabblad Z verschijnt, met daarop
informatie over de oproep.
Een oproep weigeren
U weigert de oproep door @ in het
bericht bovenop het scherm te selec‐
teren of door op n op het stuurwiel
te drukken.
Privacy-instellingen
Wanneer er een oproep binnenkomt,
verschijnt er een bericht op het Info-
Display met de naam en het nummer van de beller (indien beschikbaar).
Als Privacy is geactiveerd, verschijnt
informatie over de beller alleen in de
instrumentengroep.
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Instellingen en vervolgens
Bluetooth telefoon . Activeer of deac‐
tiveer Privacy .
Functies tijdens het gesprek Tijdens een telefoongesprek
verschijnt het hoofdmenu op het
display.Handsfree-modus tijdelijk
deactiveren
Activeer m om het gesprek via de
mobiele telefoon te vervolgen.
Deactiveer m om terug te keren naar
de handsfree-modus.
Microfoon tijdelijk deactiveren
Activeer n om de microfoon uit te
schakelen.
Deactiveer n om de microfoon weer
te activeren.
Een oproep in de wacht zetten
Tijdens een actieve telefoonoproep
verandert de schermtoets t in
Wacht. .
Selecteer Wacht. om de oproep in de
wacht te zetten.
Telefoongesprek beëindigen
Selecteer @ om het gesprek te
beëindigen.
Voicemailbox U kunt uw voicemailbox via het Info‐
tainmentsysteem bedienen.
Page 148 of 283

146InfotainmentsysteemVoicemailnummer
U kunt het voicemailnummer van de
op dit moment aangesloten telefoon
zien door op p te drukken en vervol‐
gens 1 linksboven in het scherm te
selecteren.
Selecteer Instellingen en vervolgens
Bluetooth telefoon .
Indien beschikbaar, wordt het voice‐
mailnummer onder Mijn nummer
weergegeven.
Voicemailbox bellen
Druk op p en selecteer 1 linksboven
in het scherm om het overzichts‐
scherm met de applicaties op te
roepen.
Selecteer Telefoon om het telefoon‐
hoofdscherm weer te geven.
Selecteer t op het toetsenblok om
de mailbox te bellen.
U kunt het voicemailnummer ook met de telefoontoetsen invoeren.Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur
Montage- en
gebruiksvoorschriften
Bij de montage en het gebruik van
een mobiele telefoon moeten de
modelspecifieke montagehandlei‐
ding en de gebruiksvoorschriften van
de fabrikant van de telefoon en de
handsfree-carkit in acht genomen
worden. Anders kan de gebruikslicen‐
tie van de auto vervallen (EU-richtlijn
95/54/EG).
Aanbevelingen voor een storingsvrij
gebruik:
● Professioneel geïnstalleerde buitenantenne om het grootst
mogelijke bereik te verkrijgen
● Maximaal zendvermogen van 10 W
● Installatie van de telefoon op een
daartoe geschikte plek; neem de
relevante opmerking in de
Gebruikershandleiding 3 45 in
aanmerkingInformatie inwinnen over de voor‐
ziene montageposities voor de
buitenantenne of de toestelhouder en
de mogelijkheden tot het gebruik van
toestellen met een zendvermogen
van meer dan 10 W.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan
wanneer het maximale zendvermo‐
gen van de mobiele telefoon niet
hoger is dan 2 W bij GSM 900 en niet
hoger is dan 1 W bij de andere types.
Uit veiligheidsoverwegingen wordt telefoneren tijdens het rijden afgera‐ den. Ook bij handsfree telefoneren
kan de aandacht op het verkeer
verslappen.9 Waarschuwing
Gebruik van zendapparatuur en
mobiele telefoons die niet aan de
bovenstaande normen voor
mobiele telefoons voldoen en radi‐ o's is alleen toegestaan met een
buitenantenne op de auto.
Page 149 of 283
Infotainmentsysteem147Voorzichtig
Mobiele telefoons en zendappara‐tuur kunnen als de voornoemde
aanwijzingen niet in acht worden
genomen bij gebruik in het interi‐
eur zonder buitenantenne aanlei‐
ding geven tot functiestoringen in
de autoelektronica.
Page 150 of 283

148KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............148
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 148
Luchtroosters ............................. 152
Verstelbare luchtroosters ........152
Vaste luchtroosters ..................152
Onderhoud ................................. 153
Luchtinlaat ............................... 153
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 153
Service .................................... 153Klimaatregelsystemen
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Let op
Dek de sensor op het instrumenten‐
paneel niet af, om te voorkomen dat de automatisch geregelde aircondi‐
tioning niet goed werkt.
In de automatische modus worden
temperatuur, luchtopbrengst en lucht‐
verdeling automatisch geregeld.
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur
● luchtverdeling h, B , C
●
luchtopbrengst E
● automatische modus AUTO
● ontwasemen en ontdooien hMAX
Verwarmbare achterruit f 3 36.
Verwarmbare buitenspiegels Ü 3 33.
Bedieningsorganen touchscreen
klimaatregeling
● systeem aan of uit ON/OFF
● verwarming en koeling HEAT & A/C
● handmatig bediende luchtrecir‐ culatie 4
● Verwarmde stoelen +/q 3 41
Page 151 of 283

Klimaatregeling149Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld. Het ledje
in de knop brandt om activering
aan te geven.
● Tik op Heat & A/C voor het
inschakelen van optimale
verwarming, koeling en ontwase‐
ming. Het ledje in de knop brandt om activering aan te geven.
● Stel de vooringestelde tempera‐ tuur in door aan de draaiknop
TEMP te draaien. De aanbevolen
temperatuur is 22 °C.
● Open alle luchtroosters voor opti‐
male luchtverdeling in de auto‐ matische modus.
U kunt de snelheidsregeling van de
aanjager in de automatische modus
veranderen op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 93.
Temperatuur selecteren
Stel de temperatuur in op de gewen‐
ste waarde.
De geselecteerde temperatuur wordt
op het display aangegeven.
Let op
De vooringestelde temperatuur kan
alleen worden bereikt als
Heat & A/C is ingeschakeld.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de Heat & A/C
is ingeschakeld.
Als de maximumtemperatuur Hi is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale verwarming, als de
Heat & A/C is ingeschakeld.
Page 152 of 283

150KlimaatregelingRuiten ontwasemen en
ontdooien hMAX
●
Druk op hMAX . Het ledje in de
knop brandt om activering aan te
geven. Wanneer hMAX wordt
geselecteerd, wordt de lucht rich‐
ting de voorruit geblazen en de
ventilator draait sneller. De voor‐
ruit wordt sneller ontwasemd.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Verwarming achterruit f inscha‐
kelen.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: h indrukken; om naar de
automatische modus te gaan:
AUTO indrukken.
U kunt de instellingen van de auto‐
matische achterruitverwarming wijzi‐
gen op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 93.
Systeem activeren ON/OFF
De koeling, ventilator en automati‐
sche modus kunnen worden uitge‐
schakeld door op ON/OFF te druk‐
ken.
Handmatige instellingen U kunt de instellingen van het klimaat‐
regelsysteem op onderstaand
beschreven manier met de toetsen en
draaiknoppen wijzigen. Wanneer u
een instelling verandert, wordt de
automatische modus gedeactiveerd.Luchtdebiet Z ,
Druk op de onderste knop voor
minder of op de bovenste knop voor
meer luchtdebiet. De ventilatorsnel‐
heid wordt in het onderste deel van het display weergegeven.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Terug naar de automatische modus:
AUTO indrukken.