Page 33 of 283

Sleutels, portieren en ruiten31● Handzender of elektronischesleutel: rechtstreeks door ) twee
keer binnen 5 seconden in te
drukken.
● Elektronisch sleutelsysteem met ingeschakelde passieve vergren‐deling: werkt kort na passieve
vergrendeling.
● Centrale-vergrendelingstoets: druk op ) terwijl er een portier
open staat.
Uitschakelen
Handzender: Bij het ontgrendelen
van de auto door indrukken van
( wordt het diefstalalarmsysteem
gedeactiveerd.
Elektronisch sleutelsysteem: Bij het
ontgrendelen van de auto met de
knop op één van de buitenkrukken
wordt het diefstalalarmsysteem
gedeactiveerd.
De elektronische sleutel moet zich
binnen een bereik van ongeveer 1 m
van het betreffende portier buiten de auto bevinden.
Het systeem wordt niet gedeactiveerd
door het bestuurdersportier te
ontgrendelen met de sleutel of met de centrale vergrendelingsknop in het
interieur.
Alarm
Bij het activeren klinkt de alarmclaxon
en gaan de alarmknipperlichten tege‐ lijkertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het diefstalalarmsysteem kan
worden gedeactiveerd door ( in te
drukken, op de toets op de portier‐ handgreep te drukken of door de auto
in te schakelen.
Een geactiveerd alarm dat niet door
de bestuurder werd onderbroken,
wordt weergegeven door de alarm‐
knipperlichten. Ze lichten bij het
ontgrendelen van de auto met de
handzender driemaal kort achtereen
op. Bovendien verschijnt er na
inschakeling van de auto een waar‐
schuwingsbericht op het Driver Infor‐
mation Center.
Boordinformatie 3 92.
Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de
contactschakelaar en het controleert
of de auto met de gebruikte sleutel
mag worden gestart.
Page 34 of 283

32Sleutels, portieren en ruitenDe startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat de elektronische
sleutel uit de auto is gehaald.
Als controlelamp d knippert wanneer
de auto aan is, is er een storing in het
systeem. Het aandrijvingssysteem
kan niet worden gestart. Zet de auto
uit en probeer opnieuw te starten.
Als de controlelamp d blijft knippe‐
ren, probeer dan het aandrijvingssys‐ teem met de reservesleutel te startenen roep de hulp van een werkplaats
in.
Let op
RFiD-tags (Radio Frequency Identi‐
fication) kunnen de werking van de
sleutel storen. Houd de tag bij het
starten uit de buurt van de sleutel.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 21, 3 30.
Controlelamp d 3 83.Buitenspiegels
Bolle vorm
Door de vorm van de spiegel lijken
voorwerpen kleiner dan ze zijn, waar‐ door afstanden moeilijker zijn in te
schatten.
Dodehoekdetectiesysteem 3 189.
Elektrische verstelling1. Druk op í of ì om de relevante
buitenspiegel te selecteren. Druk
daarna op het bedieningspaneel
om de betreffende spiegel af te
stellen.
2. Druk opnieuw op í of ì om de
selectie van de spiegel ongedaan
te maken.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Page 35 of 283
Sleutels, portieren en ruiten33Elektrisch inklappen
Druk op n om beide buitenspiegels
in te klappen.
Druk nogmaals op n en beide buiten‐
spiegels nemen hun uitgangspositie
weer in.
Als u een elektrisch ingeklapte spie‐ gel met de hand uitklapt, wordt door
het indrukken van n alleen de andere
spiegel elektrisch uitgeklapt.
Verwarmde spiegels
Om in te schakelen Ü indrukken.
Het ledje in de toets geeft aan dat het
systeem geactiveerd is.
Verwarming werkt nadat de auto is
gestart en wordt na korte tijd automa‐
tisch uitgeschakeld.
Binnenspiegel
Automatische dimfunctie
Verblinding ’s nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Page 36 of 283

34Sleutels, portieren en ruitenRuitenVoorruit
Voorruitstickers Plak geen stickers, zoals bijvoorbeeld
tolvignetten, rond de binnenspiegel
op de voorruit. Anders kunnen de
detectiezone van de sensor en het
zichtveld van de camera in de voor‐
ruitopstelling bij de binnenspiegel
kleiner worden.
Vervanging van voorruitVoorzichtig
Als de auto met een vooruitzicht‐
camera voor de bestuurderson‐
dersteuningssystemen uitgevoerd is, is het zeer belangrijk dat een
eventuele vervanging van de voor‐ ruit precies volgens de specifica‐
ties van Opel plaatsvindt. Anders
werken deze systemen wellicht
niet goed en bestaat het risico van
onverwacht gedrag en / of berich‐
ten van deze systemen.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen dat niets of niemand bekneld
raakt.
Schakel de auto in om de elektrisch
bediende ruiten te bedienen.
Behouden stroom uit 3 157.
Druk de schakelaar van de desbetref‐
fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Alle ruiten: Als u rustig aan de scha‐
kelaar trekt of erop duwt, gaat de ruit
net zolang omlaag of omhoog tot u de
schakelaar weer loslaat.
De ruit in het bestuurdersportier gaat
automatisch open en dicht terwijl de
veiligheidsfunctie is ingeschakeld
wanneer de schakelaar # stevig
wordt ingedrukt of omhoog getrokken tot aan de tweede vergrendeling. U
stopt de ruit door de schakelaar
nogmaals in dezelfde richting te
Page 37 of 283

Sleutels, portieren en ruiten35bedienen. De ruit in het passagiers‐
portier gaat automatisch open
wanneer de betreffende schakelaar
stevig tot aan de tweede vergrende‐
ling wordt ingedrukt.
Beveiligingsfunctie Stuit de ruit in het bestuurdersportier
tijdens het automatisch sluiten boven
de middelste stand op weerstand,
dan stopt het sluiten onmiddellijk en
beweegt de ruit weer omlaag.
Beveiligingsfunctie negeren
Zet bij een stroeve werking door
ijsvorming e.d. de auto aan en trek
vervolgens de schakelaar tot aan de
eerste vergrendeling en houd hem
daar vast. De ruit gaat omhoog
zonder geactiveerde beveiligings‐
functie. Om de beweging te stoppen,
laat u de schakelaar los.Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk V in om de achterste elektri‐
sche portierruiten te deactiveren. De
LED licht op.
Druk voor het activeren nogmaals op
V .
Overbelasting
Door herhaalde, snel opeenvolgende bediening wordt de stroomvoorzie‐
ning van de ruitbediening enige tijd
onderbroken.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Als u de ruit in het bestuurdersportier niet automatisch kunt sluiten (bijv. na
het loskoppelen van de accu),
verschijnt er een waarschuwingstekst
op het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 92.
Activeer de ruitelektronica als volgt: 1. Portieren sluiten.
2. Schakel de auto in.
3. Duw tegen de schakelaar tot de ruit helemaal is geopend en blijf
nog 2 seconden duwen.
4. Trek aan de schakelaar totdat de ruit gesloten is en blijf nog
2 seconden eraan trekken.
5. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.
Page 38 of 283
36Sleutels, portieren en ruitenAchterruitverwarming
Om in te schakelen Ü indrukken.
Het ledje in de toets geeft aan dat het
systeem geactiveerd is.
Verwarming werkt nadat de auto is
gestart en wordt na korte tijd automa‐
tisch uitgeschakeld.
Zonnekleppen
Om verblinding te vermijden kunnen
de uitschuifbare zonnekleppen
worden neergeklapt en opzij worden
gedraaid.
Onderweg moeten de spiegelkappen
gesloten zijn.
Aan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.
Page 39 of 283

Stoelen, veiligheidssystemen37Stoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 37
Voorstoelen .................................. 38
Stoelpositie ................................ 38
Handmatige stoelverstelling ......39
Armsteun ................................... 40
Verwarming ............................... 41
Achterbank ................................... 42
Armsteun ................................... 42
Verwarming ............................... 42
Veiligheidsgordels .......................42
Driepuntsgordel ......................... 44
Airbagsysteem ............................. 45
Frontaal airbagsysteem .............48
Zijdelings airbagsysteem ...........49
Gordijnairbagsysteem ...............49
Airbag deactiveren ....................50
Kinderveiligheidssystemen ..........51
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 54Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Instellen
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoogteverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Page 40 of 283

38Stoelen, veiligheidssystemenHoofdsteunen van achterbank
Hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken of borg‐
veren indrukken om hoofdsteun te
ontgrendelen en omlaag te schuiven.
Hoofdsteunen achter wegnemen
Bijvoorbeeld om de bagageruimte te verlengen 3 60.
Voordat u een hoofdsteun van de
achterbank verwijderd, moet u de
betreffende zitplaats loszetten en de rugleuning wat naar voren kantelen
om voldoende ruimte te maken.
Druk beide pallen in, trek de hoofd‐
steun omhoog en verwijder deze.
Inklappen
Klap de hoofdsteun voor een beter
zicht alleen neer als er niemand op de
achterbank zit. Druk op de knop en
druk de hoofdsteun naar achteren.
U zet de hoofdsteun weer rechtop door deze naar voren te trekken
totdat deze op zijn plaats vergrendelt.
9 Waarschuwing
Als er iemand op de achterbank
zit, moet de hoofdsteun rechtop
staan.
Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Nooit voorwerpen onder de stoe‐
len plaatsen.