Page 257 of 566

255
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Lane Keeping System
Dit systeem signaleert met behulp van een camera aan de bovenzijde van de voorruit rijstrookmarkeringen op de weg en corrigeert de koers van de
auto door de bestuurder te waarschuwen zodra overschrijding van de rijstrookmarkering dreigt.
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en autowegen.
Voorwaarden voor de werking
De wagensnelheid moet tussen 65 km/h en
180 km/h liggen.
De rijstrook moet door minimaal één (doorgetrokken
of onderbroken) markering worden afgebakend.
De bestuurder moet beide handen aan het stuur wiel
houden.
De koersafwijking moet plaatsvinden zonder dat de
richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Het
e SC-systeem moet zijn ingeschakeld.Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
De bestuurder behoudt onder alle
omstandigheden de controle over de auto.
Het systeem assisteert de bestuurder
uitsluitend als de auto ongewild de rijstrook
dreigt te verlaten. Het systeem heeft geen
invloed op de afstand tot de voorligger, de
snelheid en de remwerking.
De bestuurder moet altijd de handen
aan het stuur wiel houden zodat hij kan
ingrijpen zodra het systeem dit niet meer
kan (bijvoorbeeld wanneer er geen
rijstrookmarkeringen meer op de weg staan).
De bestuurder dient zich altijd aan de
verkeersregels te houden en niet langer dan
twee uur aaneengeschakeld achter het stuur
te zitten.
6
Rijden
Page 258 of 566

256
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld
en gedurende enkele seconden nadat ze zijn
uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke
afwijking van de koers als vrijwillig en zal het
geen correcties uitvoeren.
Wanneer echter het
"Dodehoekbewakingssysteem" is ingeschakeld
en de bestuurder van rijstrook gaat wisselen
ter wijl een ander voertuig in de dode hoek
wordt gesignaleerd, zal het systeem ondanks
het inschakelen van de richtingaanwijzers toch
een koerscorrectie uitvoeren.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer meer informatie over het
Dodehoekbewakingssysteem.
Als het systeem signaleert dat de bestuurder
tijdens een automatische correctie het
stuur wiel niet voldoende stevig vast heeft,
onderbreekt het systeem deze manoeuvre.
er w
ordt een waarschuwing geactiveerd om
de bestuurder erop te attenderen dat hij de
controle over de auto moet overnemen.
Als de bestuurder niet wil dat de koers
wordt gecorrigeerd, kan hij de correctie
verhinderen door het stuurwiel stevig
vast te houden (bijvoorbeeld bij een
uitwijkmanoeuvre).
De correctie wordt onderbroken
zodra de richtingaanwijzers worden
ingeschakeld.
Werking
Zodra het systeem signaleert dat ongewild een
van de gedetecteerde rijstrookmarkeringen
op de weg overschreden dreigt te worden,
corrigeert het de koers van de auto tot de auto
weer netjes de rijstrook volgt.
De bestuurder kan daarbij merken dat het
stuurwiel wordt verdraaid.
Dit verklikkerlampje knippert
gedurende de koerscorrectie.
Rijden
Page 259 of 566

257
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijsituaties en bijbehorende waarschuwingen
om alle informatie met betrekking tot deze functie op het instrumentenpaneel te kunnen zien, moet u eerst de weergavemodus "RIJDeN" hebben geselecteerd.
De onderstaande tabel geeft een beschrijving van de afhankelijk van de rijsituatie weergegeven waarschuwingen en meldingen.
De weergave van deze waarschuwingen is niet opeenvolgend.
Status van
de functie
VerklikkerlampjeBijbehorende
melding Toelichting
OFF Functie uitgeschakeld.
ON Functie ingeschakeld, niet voldaan aan de werkingsvoorwaarden:
-
s
nelheid lager dan 65 km/h,
-
g
een rijstrookmarkering gedetecteerd,
-
e SC uitgeschakeld of bezig met ingreep,
-
"
sportieve" rijstijl.
ON Functie automatisch uitgeschakeld/op stand-by gezet (bijvoorbeeld: detectie van een aanhanger,
gebruik van het (bij de auto geleverde) noodreservewiel.
ON Rijstrookmarkering gedetecteerd.
Snelheid hoger dan 65 km/h.
ON Het systeem corrigeert de koers op basis van de zijde van de rijstrook die overschreden dreigt te
worden (oranje lijn).
ON "Neem het stuur over". -
Als het systeem tijdens de correctie signaleert dat de bestuurder het stuur wiel binnen enkele seconden
loslaat, onderbreekt het systeem de correctie om de besturing weer over te laten aan de bestuurder.
- Als het systeem tijdens de correctie vaststelt dat de correctie onvoldoende zal zijn om het overschrijden van de rijstrookmarkering te voorkomen, wordt de bestuurder gewaarschuwd dat hij de koerscorrectie
moet voltooien.
6
Rijden
Page 260 of 566

258
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Werkingslimieten
Het systeem gaat in de volgende gevallen
automatisch over op stand-by:
- e SC uitgeschakeld of bezig met een
ingreep,
-
w
agensnelheid lager dan 65 km/h of hoger
dan 180 km/h,
-
a
anhanger aangekoppeld,
-
d
etectie van het gebruik van een
noodreservewiel (dit wordt niet onmiddellijk
gedetecteerd, daarom is het raadzaam de
functie in dat geval uit te schakelen),
-
d
etectie van sportief rijgedrag, intrappen
van het rempedaal of gaspedaal,
-
o
verschrijden van markeringslijnen op
de
weg,
-
in
schakelen van de richtingaanwijzers,
-
i
n een scherpe bocht,
-
w
anneer de bestuurder niet reageert op
een correctie. Het systeem werkt minder goed of niet
in de volgende gevallen:
-
s
lecht zicht (onvoldoende verlicht
wegdek, sneeuw, regen, mist),
-
v
erblinding (verlichting van een
tegenligger, laagstaande zon,
spiegeling op een nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, afwisseling
van schaduw en licht),
-
g
edeelte van de voorruit vóór de
camera vervuild, dichtgevroren,
besneeuwd, beschadigd of bedekt
met een sticker,
-
o
ntbrekende, weggesleten,
bedekte (sneeuw, modder) of
te veel (wegwerkzaamheden)
rijstrookmarkeringen,
-
t
e weinig afstand tot de voorligger
(waardoor de rijstrookmarkeringen
niet kunnen worden gedetecteerd),
-
s
malle of bochtige weg.Kans op ongewenst
activeren
In de volgende gevallen is het raadzaam om de
functie uit te schakelen:
-
r
ijden op slecht wegdek,
-
sl
echte weersomstandigheden,
-
r
ijden op een gladde weg (ijzel).
Het systeem is niet ontworpen voor het gebruik
in de volgende situaties:
-
r
ijden op een kombaan,
-
r
ijden met een aanhanger,
-
r
ijden op een rollenbank,
-
r
ijden op een onverharde weg.
Rijden
Page 261 of 566
259
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Inschakelen / Uitschakelen
De functie kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld via het menu Rijden
van het touchscreen.
De status van het systeem blijft in het
geheugen opgeslagen als het contact wordt
afgezet. In het geval van een storing in het
systeem wordt u gewaarschuwd door het
branden van deze verklikkerlampjes op
het instrumentenpaneel, in combinatie
met de weergave van een melding en een
geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door
het P
e
ugeot
-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Storing
Selecteer het tabblad " Rijhulpsystemen"
en vervolgens " Lane Departure Warning
System ".
6
Rijden
Page 262 of 566

260
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Dodehoekbewakingssysteem
Dit systeem waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dode
hoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel
gevaar betekent.
Inschakelen / Uitschakelen
De functie kan worden ingeschakeld
en uitgeschakeld via het menu
Rijden van het touchscreen.
Selecteer het tabblad " Rijhulpsystemen" en
vervolgens " Dodehoekbewaking ".
In de buitenspiegel aan de zijde waar zich dat
voertuig bevindt, brandt dan permanent een
lampje:
-
d
irect, wanneer u wordt ingehaald,
-
n
a circa een seconde, wanneer u
langzaam een andere auto inhaalt.
Het systeem dient als hulp voor de
bestuurder maar kan nooit een vervanging
zijn voor de spiegels. De bestuurder blijft
te allen tijde verantwoordelijk voor het op
tijd waarnemen wat er zich achter hem
bevindt, het inschatten van de snelheid en
afstand van achteropkomend verkeer en
de beslissing of hij al dan niet veilig van
rijstrook kan wisselen.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
op h
et instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
Selecteer om deze functie
uit te schakelen nogmaals
" Dodehoekbewaking " in het tabblad
" Rijhulpsystemen ".
Het verklikkerlampje gaat uit.
Sensoren in de voor- en achterbumper
controleren de dode hoek van de auto.
Bij het afzetten van het contact wordt de status
van het systeem opgeslagen.
De dodehoekbewaking wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door het P
e
ugeot
-
netwerk
gehomologeeerde trekhaak.
Rijden
Page 263 of 566

261
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Werking
Indien een voertuig - een (motor)fiets,
een auto of een vrachtwagen - zich in de
dode hoek van de auto bevindt, zal er een
waarschuwingslampje gaan branden in de
linker- of rechterbuitenspiegel (afhankelijk van
de situatie).
Daarbij moet aan de volgende voor waarden
worden voldaan:
-
d
e voertuigen rijden in dezelfde richting
op
aangrenzende rijstroken,
-
d
e snelheid van uw auto ligt tussen
12
km/h en 140 km/h,
-
u h
aalt een voertuig in waarbij het
snelheidsverschil met het andere voertuig
kleiner is dan 10 km/h,
-
u w
ordt ingehaald door een voertuig
waarbij het snelheidsverschil met het
andere voertuig kleiner is dan 25 km/h,
-
he
t verkeer stroomt vloeiend door,
-
d
e inhaalmanoeuvre duurt langer dan
normaal, doordat het ingehaalde voertuig
zich blijft ophouden in de dode hoek,
-
u r
ijdt in een rechte lijn of in een flauwe
bocht,
-
u
w auto trekt geen aanhanger of
caravan
enz.
er w
ordt geen waarschuwingssignaal
afgegeven in de volgende situaties:
-
v
oor stilstaande objecten (geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden...),
-
b
ij tegemoetkomende voertuigen,
-
b
ij rijden over bochtige wegen of in zeer
scherpe bochten, -
b
ij het inhalen van of ingehaald worden
door een zeer lang voertuig (vrachtwagen,
autobus...) die én in de dode hoek
achter wordt gedetecteerd én zich in het
gezichtsveld van de bestuurder bevindt,
-
b
ij erg druk verkeer: de voertuigen die voor
en achter worden gedetecteerd worden
aangezien voor een vrachtwagen of een
stilstaand object,
-
b
ij snelle inhaalmanoeuvres.
6
Rijden
Page 264 of 566

262
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Storing
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30 cm van de sensoren.Bij slechte weersomstandigheden
(zware regen, hagel enz.) kan het
systeem tijdelijk minder nauwkeurig
werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek
of van een droog wegdek op een nat
wegdek terechtkomen kan tot een
vals alarm leiden (zo kan een wolk
waterdruppels in de dode hoek worden
aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter
altijd op dat de sensoren niet met
modder, sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken op
het gedeelte onder de buitenspiegels
waar de waarschuwingslampjes zitten,
omdat de de dodehoekbewaking dan
mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook
voor de detectiezones op de voor- en
achterbumper.
Bij een storing in het systeem knippert dit
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
enkele ogenblikken in combinatie met het
branden van het verklikkerlampje S
eR
VIC
e
en
de weergave van een melding.
Raadpleeg het P
e
ugeot
-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Als aanvulling op het permanent branden van het
verklikkerlampje in de buitenspiegel aan de desbetreffende
zijde, geeft het Lane Keeping System bij het overschrijden van
een rijstrookmarkering met ingeschakelde richtingaanwijzers
een rukje aan het stuur wiel om u te helpen een aanrijding met
het voertuig in de dode hoek te voorkomen.
Lane Keeping System
Werkingsvoorwaarden
De volgende systemen moeten zijn
ingeschakeld:
-
Dodehoekbewakingssysteem,
-
L
ane Keeping System.
Raadpleeg de desbetreffende
rubrieken voor meer informatie over het
Dodehoekbewakingssysteem en het Lane
Keeping System .
Rijden