Page 41 of 308

Tijdens de volledig automatische
werking van het systeem, kan te allen
tijd de ingestelde temperatuur, de
luchtverdeling en de ventilatorsnelheid
gewijzigd worden met de betreffende
knoppen: het systeem past
automatisch de eigen instellingen aan
de nieuwe instellingen aan. Wanneer
tijdens de volledige automatische
werking (FULL AUTO) de luchtverdeling
en/of de luchtopbrengst gewijzigd
worden en/of de inschakeling van de
compressor en/of de recirculatie, dan
verdwijnt het woord FULL. Zo worden
de functies niet langer automatisch
geregeld en moeten ze handmatig
worden bediend, totdat opnieuw de
knop AUTO wordt ingedrukt. Als een of
meer functies handmatig zijn
ingeschakeld, dan blijft de regeling van
de luchttemperatuur automatisch,
behalve als de compressor is
uitgeschakeld: in dat geval kan er geen
lucht in het interieur worden gevoerd
met een lagere temperatuur dan de
buitenlucht.
BELANGRIJK
2)Het aircosysteem gebruikt als
koelmiddel R134a of R1234yf dat
compatibel is met de wetten die van kracht
zijn in de landen waar het voertuig wordt
verkocht. Gebruik tijdens het laden alleen
het gas dat is aangeduid op het plaatje
in de motorruimte. Het gebruik andere
koelmiddelen heeft invloed op de efficiency
en conditie van het systeem. Het
smeermiddel dat voor de compressor
wordt gebruikt, is ook strikt gekoppeld aan
het type koelgas; raadpleeg het Fiat
Servicenetwerk.
EXTRA
VERWARMING
(voor bepaalde versies/markten)
Sommige versies beschikken ook over
extra verwarming onder de
bestuurdersstoel. De ventilator van
deze verwarming kan worden
ingeschakeld met de knop F op het
bedieningspaneeltje fig. 62.
MODEF
62F1A0305
39
Page 42 of 308

ONAFHANKELIJKE
EXTRA
VERWARMING
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig kan optioneel worden
uitgerust met twee verschillende typen
onafhankelijke verwarming: een
volautomatische verwarming en een
programmeerbare verwarming.
AUTOMATISCHE VERSIE
De extra verwarming schakelt
automatisch in wanneer de motor
wordt gestart en naargelang de
buitentemperatuur en de
koelvloeistoftemperatuur. De
uitschakeling is altijd automatisch.
34)
BELANGRIJK Als het systeem wordt
ingeschakeld bij lage
buitentemperaturen, controleer dan of
het brandstofpeil boven het
reserveniveau staat. Zoniet kan het
systeem blokkeren en moet u zich
wenden tot het Fiat Servicenetwerk.PROGRAMMEERBARE
VERSIE
De extra verwarming werkt volledig
onafhankelijk van de motor en zorgt
voor:
verwarming van het interieur bij
uitgezette motor
ontdooiing van de ruiten;
opwarming van de koelvloeistof van
de motor en vervolgens van de motor
zelf alvorens te starten.
Het systeem bestaat uit:
een dieselbrander om de
koelvloeistof te verwarmen, met een
geluidgedempte uitlaat;
een doseerpomp die is aangesloten
op de brandstofleidingen voor
brandstoftoevoer naar de brander;
een warmtewisselaar die is
aangesloten op de leidingen van het
motorkoelsysteem;
een regeleenheid die is aangesloten
op het verwarmings-/ventilatiesysteem
van het interieur, die de automatische
regeling ervan mogelijk maakt;
een elektronische regeleenheid om
de in de verwarming ingebouwde
brander te controleren en te regelen;
een digitale timer fig. 63 om de
verwarming handmatig in te schakelen
of om het inschakeltijdstip ervan te
programmeren.BELANGRIJK De extra verwarming is
voorzien van een thermische beveiliging
die de brander uitschakelt in geval van
oververhitting door een te laag
koelvloeistofpeil of door
koelvloeistoflekkage. In dergelijke
gevallen moet, na reparatie van het
defect in het koelsysteem en/of
herstellen van het juiste koelvloeistofpeil
en alvorens de verwarming opnieuw in
te schakelen, de toets voor
programmaselectie worden ingedrukt.
Digitale timer fig. 63
1) Tijd/timer-display
2) Ventilatie-waarschuwingslampje
3) Instelknop tijd "vooruit"
4) Programmaselectieknop
5) Klok voorkeuzenummer
6) Activeringsknop voor directe
verwarming
7) Waarschuwingslampje tijdinstelling/-
aflezing
63F1A0057
40
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 43 of 308

8) Instelknop tijd "terug"
9) Waarschuwingslampje
verwarmingscyclus
Directe inschakeling verwarming
Druk op de toets 6 van de timer om het
systeem handmatig in te schakelen:
het display en het
waarschuwingslampje 9 lichten op en
blijven branden zolang het systeem
actief is.
De inschakeltijd verdwijnt na 10
seconden.
Geprogrammeerde inschakeling
van de verwarming
Alvorens de inschakeling van het
systeem te programmeren, moet de
klok op de juiste tijd worden ingesteld.
De inschakeltijd programmeren
Ga als volgt te werk om de inschakeltijd
te programmeren:
druk op de toets 4: op de display
gaan het symbool 10 of de zonet
ingestelde tijd en het nummer 5 van de
daarvoor ingestelde tijd 10 seconden
branden.
BELANGRIJK Indien de andere
vooringestelde tijden moeten worden
opgeroepen, druk dan binnen 10
seconden een of meerdere malen op
de toets 4,– druk binnen 10 seconden op de toets
3 of 8 om de gewenste inschakeltijd
te selecteren.
BELANGRIJK Ter bevestiging van het
opslaan van de tijd:
verdwijnt de inschakeltijd;
verschijnt het voorkeuzenummer 5;
wordt de display verlicht.
BELANGRIJK Bij inschakeling van de
brander:
licht het
branderwaarschuwingslampje 9 op het
display op;
dooft het voorkeuzenummer 5.
Standaardinstellingen:
Vooringestelde tijd 1: 6:00
Vooringestelde tijd 2: 16:00
Vooringestelde tijd 3: 22:00
BELANGRIJK Door een nieuwe
instelling worden de fabrieksinstellingen
gewist. Vooringestelde tijden worden
opgeslagen tot de volgende wijziging.
Als de klok wordt losgekoppeld van het
boordnetwerk (bijv. als de accu is
losgekoppeld), worden de
fabrieksinstellingen hersteld.De geprogrammeerde inschakeltijd
uitschakelen
Druk kort op de toets 4 om de
geprogrammeerde inschakeltijd te
wissen: de verlichting van het display
dooft en het nummer 5 van de
vooringestelde tijd verdwijnt.
Een van de geprogrammeerde
inschakeltijden oproepen
Druk binnen 10 seconden op de toets 4
tot het programmanummer met de
gewenste vooringestelde tijd wordt
weergegeven.
De door u gewenste vooringestelde tijd
wordt na circa 10 seconden
automatisch ingesteld zonder dat dit
met een andere toets hoeft te worden
bevestigd.
Schakel de vooringestelde tijd in
rekening houdend met de
veiligheidsaanwijzingen voor de werking
van de zelfstandige verwarming
(raadpleeg de handleiding voor gebruik
van de zelfstandige verwarming).
BELANGRIJK De zelfstandige
verwarming schakelt in op de
vooringestelde tijd, zowel als het
voertuig geparkeerd is als tijdens het
rijden.
41
Page 44 of 308

BELANGRIJK Volg de hiervoor
beschreven instructies om de
geprogrammeerde inschakeltijd te
wijzigen of te wissen.
De verwarming uitschakelen
Naargelang de wijze waarop het
systeem is ingeschakeld (automatisch
of handmatig) kan het systeem als volgt
worden uitgeschakeld:
automatischals de ingestelde
werkingsduur is verstreken; als de
ingestelde tijd voorbij is, schakelt het
display uit;
handmatigdruk opnieuw op de
knop “prompte verwarming” van de
timer (vlam toets 6).
In beide gevallen doven het
waarschuwingslampje van de
verwarming en de displayverlichting,
schakelt de ventilator van het
verwarmingssysteem in het interieur uit
en stopt de verbranding.
De circulatiepomp blijft nog ongeveer
twee minuten werken om zoveel
mogelijk warmte van de verwarming af
te voeren; in deze fase kan de
verwarming opnieuw worden
ingeschakeld.
BELANGRIJK De standverwarming
schakelt uit wanneer de accuspanning
laag is, zodat het starten van de motor
mogelijk blijft.BELANGRIJK Controleer alvorens het
systeem in te schakelen of het
brandstofpeil boven het reserveniveau
staat. Zoniet kan het systeem blokkeren
en moet u zich wenden tot het Fiat
Servicenetwerk.
Tijdens het tanken en in de nabijheid
van tankstations moet de verwarming
altijd worden uitgeschakeld om
brandgevaar en/of ontploffingen te
voorkomen.
Parkeer het voertuig niet boven
papier, gras of droge bladeren:
brandgevaar!
In de nabijheid van de verwarming
mag de temperatuur niet boven 120 °C
komen (bijv. bij spuitwerkzaamheden
in de werkplaats). Bij hogere
temperaturen kunnen de onderdelen
van de elektronische regeleenheid
beschadigd raken.
Wanneer de motor is uitgezet,
verbruikt de ingeschakelde verwarming
elektrische energie van de accu;
daarom is het van belang dat de motor
blijft draaien om de accu voldoende
op te laden.
Om het koelvloeistofniveau te
controleren, volg de instructies die in de
paragraaf “Koelvloeistof” in het
hoofdstuk “Onderhoud van de auto”
zijn beschreven. Het water in het
motorkoelsysteem moet minstens 10%
antivries bevatten.
Voor onderhoud en reparaties dient
men zich uitsluitend tot het Fiat
Servicenetwerk te wenden. Gebruik
uitsluitend originele onderdelen.
ONDERHOUD
De extra verwarming dient regelmatig
(in elk geval voor het winterseizoen)
door het Fiat Servicenetwerk te worden
gecontroleerd. Dit garandeert een
veilige en zuinige werking en een lange
levensduur van de verwarming.
EXTRA VERWARMING
ACHTER (Panorama en
Combinato)
(voor bepaalde versies/markten)
De Panorama- en Combiversies
beschikken over een
hoofdverwarmingssysteem en een extra
verwarming (optioneel), met
bedieningsknoppen in de
hemelbekleding boven de tweede rij
stoelen fig. 64.
Deze verwarming kan worden
ingeschakeld door op de knop F fig. 65
op het instrumentenpaneel te drukken.
42
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 45 of 308

Zet de knop D op de stand “maximaal
koud” (knop in het blauwe gebied);
lucht op omgevingstemperatuur komt
uit de uitstroomopeningen voor de
beenruimte achter (onder de stoelen
van de 2e-3e rij bij Panoramaversies en
uit de uitstroomopening aan de zijde
van de linkerwielkuip bij Combiversies).Zet de knop D op de stand “maximaal
warm” (knop in het rode gebied); voor
een warme luchttoevoer (bij warme
motor) uit de uitstroomopeningen voor
de beenruimte achter (onder de stoelen
van de 2e-3e rij bij Panoramaversies
en uit de uitstroomopening aan de zijde
van de linker wielkuip bij Combiversies).
EXTRA
KLIMAATREGELING
ACHTER (Panorama- en
Combiversies)
(voor bepaalde versies/markten)
De Panorama- en Combiversies
beschikken over een
hoofdverwarmings-/aircosysteem en
een extra verwarming (optioneel), met
bedieningsknoppen in de
hemelbekleding boven de tweede rij
stoelen fig. 64. De inschakeling is
mogelijk door op de knop F fig. 65 op
het instrumentenpaneel te drukken.
Deze airco werkt alleen wanneer de
primaire klimaatregeling is
ingeschakeld.
Zet de draaiknop D in de stand
“maximaal koud” (draaiknop op het
blauwe gebied) voor een koude
luchttoevoer uit de uitstroomopeningen
op de hemelbekleding.
Zet de knop D op de stand
“maximaal warm” (knop in het rode
gebied); voor een warme luchttoevoer
(bij warme motor) uit de
uitstroomopeningen voor de
beenruimte achter (onder de stoelen
van de 2e-3e rij bij Panoramaversies en
uit de uitstroomopening aan de zijde
van de linker wielkuip bij Combiversies).
Zet de draaiknop D in een
tussenstand voor een luchtverdeling
over de uitstroomopeningen op de
hemelbekleding en de
uitstroomopeningen voor de
beenruimte achter; hierbij wordt de
temperatuur gewijzigd.
BELANGRIJK Bij inschakeling van de
compressor van de primaire
klimaatregeling (door op knop E te
drukken), wordt automatisch de 1e
ventilatorsnelheid ingeschakeld, ook als
de ventilator van de extra
klimaatregeling in de stand 0 staat. Zo
wordt ijsvorming en mogelijke
beschadiging van dit onderdeel
voorkomen.64F1A0062
MODEF
65F1A0305
43
Page 46 of 308

BELANGRIJK
34)Net als de motor verbruikt ook de extra
verwarming, hoewel in geringe mate,
brandstof. Om vergiftiging en verstikking te
voorkomen, mag de extra verwarming
nooit worden ingeschakeld in een
afgesloten ruimte, zoals een garage of een
werkplaats zonder een afzuigsysteem
voor uitlaatgassen, ook niet voor een korte
tijd.
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
ELEKTRISCHE
Met de schakelaars fig. 66 op de
binnenkant van de armleuning van het
bestuurdersportier kunnen, met de
contactsleutel in de stand MAR, de
volgende bedieningen uitgevoerd
worden:
A: zijruit linksvoor openen/sluiten.
B: zijruit rechtsvoor openen/sluiten.
Continue automatische werking
Alle versies zijn voorzien van
automatische bediening omhoog en
omlaag van de ruit aan bestuurderszijde
voor.Druk langer dan een halve seconde op
een van de bedieningstoetsen om de
automatisch ononderbroken werking
van de ruit in te schakelen. De ruit stopt
wanneer de eindaanslag wordt bereikt,
of wanneer de toets opnieuw wordt
ingedrukt.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in
de stand STOP staat of verwijderd
is, dan kunnen de ruiten nog ongeveer
3 minuten worden bediend. Het
systeem wordt echter uitgeschakeld als
een van de portieren wordt geopend.
Voorportier passagierszijde
Een speciale schakelaar voor de
bediening van de ruit bevindt zich op de
binnenkant van de armsteun van het
voorportier aan passagierszijde.
35)
66F1A0125
44
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 47 of 308

BELANGRIJK
35)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als het voertuig
wordt verlaten om te voorkomen dat
onverwachtse bediening van de elektrische
ruitbediening gevaar oplevert voor de
achtergebleven passagiers.
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
open het bestuurdersportier om bij
de ontgrendelhendel van de motorkap
te kunnen komen;
trek de hendel fig. 67 in de richting
van de pijl;
trek de hendel A fig. 68 omhoog
zoals afgebeeld in de figuur;
til de motorkap op en trek
tegelijkertijd de steunstang uit de fig. 69
uit de vergrendeling D; steek
vervolgens het uiteinde C fig. 70 van de
stang in de zitting E.
BELANGRIJK Controleer, voordat de
motorkap wordt opgetild, of de armen
van de ruitenwissers tegen de ruit
liggen.SLUITEN
Ga als volgt te werk:
houd de motorkap met één hand
omhoog, verwijder met de andere hand
de stang C fig. 70 uit de zitting E en
zet hem terug in vergrendeling D fig.
69;
laat de motorkap tot op ongeveer 20
cm van de motorruimte zakken en laat
hem dan vallen. Controleer of de
motorkap volledig gesloten is en niet
alleen met de beveiliging is vergrendeld
door te proberen hem op te tillen. Als
de motorkap niet perfect gesloten
is, probeer dan niet erop te drukken
maar open hem opnieuw en herhaal de
handeling.
BELANGRIJK Controleer altijd of de
motorkap goed vergrendeld is om
te voorkomen dat deze tijdens
het rijden open gaat.
36) 37) 38)
67F1A0126
68F1A0339
45
Page 48 of 308

BELANGRIJK
36)Om veiligheidsredenen moet de
motorkap tijdens het rijden altijd perfect
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de
motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht men tijdens het rijden merken dat
de motorkap niet goed vergrendeld is, stop
dan onmiddellijk en sluit de motorkap op
de correcte manier.37)Een onjuiste plaatsing van de
steunstang kan leiden tot een plotselinge
val van de motorkap.
38)Verricht deze handelingen uitsluitend bij
stilstaande auto.
HOOFDSTEUNEN
VOOR
Bij sommige versies zijn de
hoofdsteunen in hoogte verstelbaar en
vergrendelen ze automatisch in de
gewenste stand.
39)
Verstellen
Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
Omlaag verstellen: druk op knop A
fig. 71 en breng de hoofdsteun omlaag.
Om de hoofdsteunen voor te
verwijderen, druk tegelijkertijd op de
knoppen A en B fig. 71 op de zijkant
van de beide steunen en trek de
steunen naar boven.
69F1A0349
70F1A0129
71F1A0039
46
KENNISMAKING MET DE AUTO