Page 57 of 308

DISPLAY
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig kan uitgerust zijn met een
multifunctioneel display of met een
herconfigureerbaar multifunctioneel
display, waarop informatie kan worden
weergegeven die tijdens het rijden
nuttig en noodzakelijk is.
"STANDAARD" SCHERM
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Het standaardscherm toont de
volgende informatie fig. 77:
ADatum
BKilometerteller (afgelegde afstand in
km of mijlen).
CKlok.
DBuitentemperatuur
EStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht).OpmerkingWanneer een portier wordt
geopend, wordt het display
ingeschakeld en worden het tijdstip en
het aantal afgelegde kilometers of
mijlen enkele seconden weergegeven.
"STANDAARD" SCHERM
HERCONFIGUREERBAAR
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Het standaardscherm toont de
volgende informatie fig. 78:
ATijd
BDatum of weergave dagteller in
kilometers (of mijlen)
CKilometerteller (weergave aantal
gereden kilometers/mijlen)
DStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht)
EBuitentemperatuur (voor bepaalde
versies/markten)SCHAKELINDICATOR
(voor bepaalde versies/markten)
Het GSI-systeem (Gear Shift Indicator)
adviseert de bestuurder wanneer een
andere versnelling in te schakelen
via een speciale melding op het
instrumentenpaneel.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Wanneer het pictogram SHIFT UP (
SHIFT) op het display wordt
getoond, geeft GSI het advies om een
hogere versnelling in te schakelen,
terwijl wanneer het pictogram SHIFT
DOWN (
SHIFT) wordt getoond, GSI
de bestuurder adviseert een lagere
versnelling in te schakelen.
BELANGRIJK De aanduiding op het
display blijft branden zolang de
bestuurder niet schakelt of zolang de
rijomstandigheden niet terugkeren naar
een situatie waarin schakelen niet
nodig is om het verbruik te
optimaliseren.
77F1A1040
78F1A1041
55
Page 58 of 308

MOTORO-
LIENIVEAUMETER
(voor bepaalde versies/markten)
De meter geeft de hoeveelheid olie in
de motor grafisch weer.
Bij het draaien van de contactsleutel
naar de stand MAR, toont het display
fig. 79 - fig. 80 het oliepeil door middel
van de inschakeling/uitschakeling
van vijf symbolen.De symbolen doven geleidelijk aan om
het dalende olieniveau aan te geven.
Er branden vier of vijf symbolen
wanneer de oliehoeveelheid voldoende
is. Als het vijfde symbool niet brandt,
duidt dit niet op een defect of op een
tekort aan olie in het oliecarter.
Als het olieniveau zich onder het
minimumpeil bevindt, dan verschijnt er
een bericht op het display dat het
minimum motorolieniveau aangeeft en
waarschuwt dat er bijgevuld moet
worden.
BELANGRIJK Controleer het juiste
olieniveau altijd met behulp van de
oliepeilstok (zie paragraaf “Niveaus
controleren” in het hoofdstuk
“Onderhoud en zorg”).
Na enkele seconden verdwijnen de
symbolen die het olieniveau aangeven
en:
Wanneer het onderhoudsinterval
bijna is verstreken, wordt de resterende
tijd tot de volgende servicebeurt
weergegeven en gaat het lampje õ op
het instrumentenpaneel branden.
Wanneer deze onderhoudsdatum wordt
bereikt, verschijnt een speciaal bericht
op het display;
Vervolgens, wanneer de termijn voor
het verversen van de motorolie bijna is
verstreken, verschijnt de resterende
afstand tot de volgende olieverversing
op het display. Wanneer dit
onderhoudsinterval is verstreken,
verschijnt een speciaal bericht op het
display.
BEDIENINGSKNOPPEN
Om de schermpagina en de
betreffende opties naar
beneden te doorlopen of om
de weergegeven waarde te
verhogen.
MODUSKort indrukken om het menu te openen
en/of naar het volgende scherm te
gaan of de gekozen menuoptie te
bevestigen.
Ingedrukt houden om naar het
standaardscherm terug te keren.
79 - Versies met multifunctioneel displayF1A0354
Liv.olio
MAX MIN
80 - Versies met herconfigureerbaar multifunction-
eel displayF1A0355
MODE
81F1A0304
56
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 59 of 308

Om de schermpagina en de
betreffende opties naar boven
te doorlopen of om de
weergegeven waarde te
verlagen.
OpmerkingDe knoppen
en
schakelen als volgt verschillende
functies in, afhankelijk van de situatie:
Regeling lichtsterkte
interieurverlichting
- bij ingeschakeld stadslicht en
standaardscherm, kan de lichtsterkte
van de interieurverlichting worden
ingesteld.
Set-up-menu
- hiermee kan binnen het menu naar
beneden en naar boven gebladerd
worden;
- hiermee kunnen tijdens het instellen
de waarden verhoogd of verlaagd
worden.
SET-UP-MENU
Setup-menufuncties
Het Setup-menu wordt geactiveerd
door de MODE knop kort in te drukken.
Het menu biedt de volgende functies:
Menu
Aan
Hoogteregeling koplampen
Snelheidswaarschuwing
Sensor koplampen
Flanklichten
Regensensor
Inschakeling Trip B
Verkeersborden
Tijd instellen
Datum instellen
Autoclose
Meeteenheid
Taal
Volume waarschuwingen
Onderhoud
Passagiersairbag
Dagrijlichten
Automatisch grootlicht
Menu afsluiten
Druk op de knop
ofom
binnen het menu te navigeren; een keer
op de knoppen
om door het
instellingenmenu te scrollen.
De bedieningswijzen verschillen
afhankelijk van de gekozen optie.
TRIP COMPUTER
IN HET KORT
De Trip-computer geeft informatie
over de werking van het voertuig
weer op het display, wanneer de
contactsleutel in de stand MAR staat.
Hiermee kunnen twee afzonderlijke
functies worden aangemaakt, “Trip A”
en Trip B” genaamd, waarmee
grootheden tijdens een reis met het
voertuig kunnen worden vastgelegd.
Beide functies werken onafhankelijk
van elkaar. Beide functies kunnen
gereset worden (reset – begin van
een nieuwe reis).
“Trip A” geeft informatie over:
Buitentemperatuur
Bereik
Afgelegde afstand A
Gemiddeld verbruik A
Huidig verbruik
Gemiddelde snelheid A
Reistijd A (rijtijd)
Reset Trip A
57
Page 60 of 308
“Trip B” is alleen beschikbaar op
multifunctionele displays en geeft
informatie over:
Afgelegde afstand B
Gemiddeld verbruik B
Gemiddelde snelheid B
Reistijd B.
7)
Trip verlaten
De TRIP functie wordt automatisch
verlaten nadat alle waarden zijn
weergegeven of door de MODE knop
langer dan 1 seconde ingedrukt te
houden.
BELANGRIJK
7)"Trip B" kan worden uitgeschakeld (zie
"Trip B inschakelen"). De parameters
“Actieradius” en “Huidig verbruik" kunnen
niet worden gereset.
58
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 61 of 308

LAMPJES EN BERICHTEN
Het waarschuwingslampje gaat branden tezamen met (als dat op het instrumentenpaneel mogelijk is) een speciaal bericht
en/of een geluidssignaal. Deze meldingen zijn korte waarschuwingen en mogen vanwege hun beknopte karakter niet worden
beschouwd als volledig en/of een alternatief voor de informatie die is opgenomen in het Instructieboek. Het wordt daarom
geadviseerd het instructieboek altijd aandachtig te lezen. Zie altijd de informatie in dit gedeelte als een storingswaarschuwing
wordt gegeven.
BELANGRIJK De storingen die op het display worden weergegeven, kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën:
ernstige storingen en minder ernstige storingen. Ernstige storingen worden herhaaldelijk en langdurig weergegeven. Minder
ernstige storingen worden kort herhaaldelijk weergegeven. De herhaaldelijke weergave op het display van beide categorieën
kan onderbroken worden. Het lampje op het instrumentenpaneel blijft branden tot de oorzaak van de storing is verholpen.
Lampjes op instrumentenpaneel
Wat het betekent Wat te doen
roodLAAG REMVLOEISTOFNIVEAU/HANDREM
AANGETROKKEN
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de
contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid en
moet enkele seconden later doven.
Remvloeistofniveau te laag
Dit lampje gaat branden wanneer het
remvloeistofniveau in het reservoir zich onder het
minimumpeil bevindt, bijvoorbeeld door een lek in het
remcircuit.Herstel het remvloeistofniveau, controleer daarna of
het lampje gedoofd is.
Wanneer het lampje tijdens het rijden gaat branden (bij
sommige versies verschijnt ook een bericht op het
display), zet dan de motor onmiddellijk af en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Handrem aangetrokken
Het lampje gaat branden wanneer de handrem is
aangetrokken.Zet de handrem los, controleer daarna of het lampje
gedoofd is.
Als het waarschuwingslampje blijft branden, contact
opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
59
Page 62 of 308
Wat het betekent Wat te doen
rood
geel
geelSTORING EBD
Wanneer de waarschuwingslampjes
(rood),
(geel) en(geel) (voor bepaalde versies/
markten) bij draaiende motor tegelijk gaan branden,
dan is er een storing in het EBD-systeem of is het
systeem niet beschikbaar. In dit geval kunnen de
achterwielen bij hard remmen plotseling blokkeren
waardoor de auto begint te slippen.
Op het display verschijnt een speciaal bericht.Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde dealer van
het Fiat Servicenetwerk om het systeem onmiddellijk te
laten controleren.
roodSTORING AIRBAGSYSTEEM
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de
contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid,
maar het moet even later doven.
Het lampje blijft continu branden als er een storing in
het airbagsysteem aanwezig is.
Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op
het display.
43) 44)
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 63 of 308

Wat het betekent Wat te doen
roodGORDELVERKLIKKER
(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje blijft continu branden bij
stilstaand voertuig als de veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is vastgemaakt.
Het lampje gaat knipperen en er klinkt een
geluidssignaal als het voertuig rijdt en de
veiligheidsgordel van de bestuurder niet goed is
vastgemaakt.Voor permanente uitschakeling van het geluidssignaal
(de zoemer) van het SBR-systeem. (Seat Belt
Reminder)-systeem neem contact op met een Fiat
Servicenetwerk. Met het multifunctionele display kan
het systeem ook geheractiveerd worden via het
instellingenmenu.
STORING COMFORT-MATIC-VERSNELLINGSBAK
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de
contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid,
maar het moet even later doven.
Het waarschuwingslampje op het paneel gaat
knipperen (samen met een bericht op het
herconfigureerbare multifunctionele display en een
zoemer) om een defect in de versnellingsbak aan te
geven.Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk in geval van een storing in de
transmissie om het systeem te laten controleren.
61
Page 64 of 308

Wat het betekent Wat te doen
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de
contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid,
maar het moet even later doven. Het lampje gaat
branden wanneer de motor oververhit is.
Op het display verschijnt een speciaal bericht.Tijdens een normale rit: breng de auto tot stilstand, zet
de motor af en controleer of het koelvloeistofniveau in
het reservoir onder het MIN-teken staat. Als dit het
geval is, wacht dan tot de motor is afgekoeld, draai
vervolgens langzaam en voorzichtig de dop open, vul
koelvloeistof bij en controleer of het peil tussen het
MIN- en MAX-teken op het reservoir staat. Controleer
ook op de aanwezigheid van vloeistoflekken. Als na
het starten het lampje opnieuw gaat branden, neem
dan contact op met een Fiat Servicenetwerk.
Wanneer het voertuig onder zware omstandigheden
wordt gebruikt (bijv. wanneer er tijdens het rijden hoge
prestaties gevraagd worden) en als het lampje blijft
branden,: minder dan snelheid en breng het voertuig
tot stilstand. Wacht 2 of 3 minuten met draaiende
motor en geef ietwat gas om de koelvloeistofcirculatie
te bevorderen. Zet vervolgens de motor af. Controleer
of het koelvloeistofpeil correct is, zoals hiervoor
beschreven is.
BELANGRIJK Het wordt geadviseerd om onder zware
bedrijfsomstandigheden de motor vóór het afzetten
enkele minuten te laten draaien met het gaspedaal iets
ingetrapt.
roodLAADSTROOM ACCU ONVOLDOENDE
Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, gaat het lampje branden. Het moet doven
nadat de motor is gestart (als de motor stationair
draait, kan het voorkomen dat het lampje iets later
dooft).Als het lampje blijft branden, neem dan contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
62
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL