Page 297 of 340

Controleren en bijvullen
Voorbereidingen
● Parkeer de wagen op een vlak en stevig ter-
r ein.
● Laat de mot or afk
oelen ››› .
● Open de motorkap › ›
›
p
ag. 286.
● Het koelvloeistofexpansiereservoir is te
herkennen aan het symbool
op de dop
››› afb. 245.
Het motorkoelvloeistofpeil controleren
● Controleer het koelvloeistofpeil wanneer de
motor koud is
door middel van de zijmarke-
ring van het expansiereservoir ››› afb. 244.
● Vul koelvloeistof bij wanneer het koelvloei-
stofpeil
in het reservoir onder de "MIN"-mar-
kering staat. Bij warme motor kan het peil
ook iets boven het gemarkeerde gebied lig-
gen.
Motorkoelvloeistof bijvullen
● Bescherm steeds uw gezicht, handen en ar-
men tegen het
e koelvloeistof of stoom door
een geschikte doek op de dop van het expan-
siereservoir te plaatsen.
● Schroef de dop voorzichtig los ››› .
● Vul uitsluitend nieuw
e k
oelvloeistof bij die
voldoet aan de SEAT-specificaties ( ››› pag.
294) ››› .
● Het koelvloeistofpeil moet binnen de inge-
s lag en m
arkeringen in het expansiereservoir
liggen ››› afb. 244. Overschrijd nooit de bo- venste rand van het gemarkeerde gebied
››› .
● Schroef de dop goed vast.
● Als u in een noodgeval niet beschikt over
een k oelvloei
st
of die voldoet aan de vereiste
specificaties ( ››› pag. 294), mag in geen ge-
val een andere toevoeging gebruikt worden.
Voeg in plaats daarvan uitsluitend gedistil-
leerd water ››› toe. Laat daarna zo snel mo-
g elijk
de jui s
te mengverhouding herstellen
met de voorgeschreven toevoeging ››› pag.
294. ATTENTIE
Hete stoom of koelvloeistof kan ernstige
brandwonden v
eroorzaken.
● Open nooit de motorkap als u stoom of
koelvloeist
of uit de motorruimte ziet of hoort
komen. Wacht tot er niet langer stoom of
koelvloeistof zichtbaar of hoorbaar is.
● Wacht steeds tot de motor volledig afge-
koeld is
alvorens u de motorkap voorzichtig
opent. Het contact met warme onderdelen
kan brandwonden veroorzaken.
● Bij warme of hete motor staat het koelsys-
teem onder druk. De v
uldop van het koel-
vloeistofexpansiereservoir niet openen zo-
lang de motor warm is. Anders kan de koel-
vloeistof met hoge druk vrijkomen en brand-
wonden en ernstig letsel veroorzaken.
–Draai de dop langzaam en zeer voorzich-
tig linksom los, terwijl u hem lichtjes
naar onderen drukt. –
Bes c
herm steeds uw gezicht, handen en
armen tegen hete koelvloeistof of stoom
met een grote en dikke doek.
● Wanneer u vloeistoffen bijvult, zorg ervoor
dat z
e niet gemorst kunnen worden op onder-
delen van de motor of het uitlaatsysteem. Ge-
morste vloeistoffen kunnen brand veroorza-
ken. In bepaalde omstandigheden kan de
ethyleenglycol van de koelvloeistof ontste-
ken. VOORZICHTIG
● Vul a
lleen gedistilleerd water bij. Elk ander
type water kan aanzienlijke corrosie veroor-
zaken in de motor wegens zijn chemische be-
standdelen. Dit kan leiden tot storingen van
de motor. Indien geen gedistilleerd water toe-
gevoegd is maar een ander type water, moet
een gespecialiseerde werkplaats onmiddel-
lijk de vloeistof van het motorkoelsysteem
vervangen.
● Vul alleen koelvloeistof bij tot aan de bo-
venst
e rand van het gemarkeerde gebied
››› afb. 244. Een teveel aan koelvloeistof
wordt anders bij warm worden van de motor
uit het koelsysteem geperst, met schade tot
gevolg. » 295
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 298 of 340

Aanwijzingen
●
Bij een groot k oelvloei
stofverlies alleen
koelvloeistof bijvullen nadat de motor volle-
dig afgekoeld is. Een aanzienlijk koelvloei-
stofverlies kan erop wijzen dat er lekken be-
staan in het motorkoelsysteem. Laat het sys-
teem direct in een gespecialiseerde werk-
plaats nakijken. Doet u dit niet, dan kan dit
tot schade aan de motor leiden.
● Let er bij het toevoegen van vloeistoffen op
dat de vloei
stof in het juiste reservoir gego-
ten wordt. Een vergissing bij het toevoegen
van vloeistoffen kan de werking van de wa-
gen ernstig verstoren en leiden tot motorde-
fect! Remvloeistof
R em
vloei s
tofpeil controlerenAfb. 246
In de motorruimte: dop van het rem-
vloei s
tofr
eservoir. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 42
De remvloeistof neemt in de loop der tijd wa-
ter uit de omringende lucht op. Als de rem-
vloeistof te veel water bevat, kan het remsys-
teem beschadigd raken. Water vermindert
het kookpunt van de remvloeistof aanzien-
lijk. Als de remvloeistof te veel water bevat
en de remmen een grote belasting onder-
gaan, dan kunnen er zich luchtbellen vormen
in het remsysteem. Deze luchtbellen vermin-
deren de remkracht, waardoor de remweg
aanzienlijk toeneemt en het remsysteem
zelfs helemaal kapot kan gaan. Voor uw ei-
gen veiligheid en die van de andere wegge-
bruikers is het van belang dat het remsys-
teem altijd correct werkt ››› .
S pec
ificatie
van remvloeistof
SEAT heeft een speciale remvloeistof ontwik-
keld die geoptimaliseerd is voor het remsys-
teem van uw wagen. Voor de beste werking
van het remsysteem raadt SEAT aan remvloei-
stoffen te gebruiken die voldoen aan de
norm VW 501 14 . Als u niet beschikt over de-
ze remvloeistoffen of om eender welke reden
kiest voor een andere remvloeistof, dan kunt
u een remvloeistof gebruiken die voldoet aan
de Amerikaanse norm FMVSS 116 DOT 4 of
de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4 ››› .
D e r
em vloei
stof volgens de norm VW 501 14
voldoet aan de eisen van de Amerikaanse
norm FMVSS 116 DOT 4 en de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4. Dit betekent echter
niet dat ander
e remvloeistoffen die voldoen
aan de Amerikaanse norm FMVSS 116 DOT 4
of de Duitse norm DIN ISO 4925 CLASS 4 ook
automatisch voldoen aan de norm
VW 501 14. Vergelijk de informatie die ver-
meld staat op de fles met remvloeistof en
zorg ervoor dat u altijd een geschikte rem-
vloeistof gebruikt.
Bij de Technische Diensten zijn geschikte
remvloeistoffen verkrijgbaar.
Remvloeistofpeil
Het remvloeistofpeil moet altijd tussen de
markeringen MIN en MAX van het remvloei-
stofreservoir liggen, of ruim boven de marke-
ring MIN ››› .
Het r
em vloei
stofpeil kan niet altijd worden
gecontroleerd omdat in sommige modellen
de motoronderdelen de remvloeistoftank
blokkeren. Als u het remvloeistofpeil niet pre-
cies kunt aflezen, laat dit dan door een ge-
specialiseerde werkplaats doen.
Het remvloeistofpeil zakt licht tijdens het rij-
den omdat de remblokken slijten en de rem
automatisch afgesteld wordt.
Remvloeistof verversen
U moet de remvloeistof volgens de aanwijzin-
gen van het Onderhoudsprogramma vervan-
gen. Ga naar een gespecialiseerde werk-
plaats om de remvloeistof te laten
296
Page 299 of 340

Controleren en bijvullen
vervangen. SEAT raadt u aan de Technische
Dien s
t t
e raadplegen. Let erop dat hier uit-
sluitend remvloeistoffen bijgevuld worden
die voldoen aan de vereiste specificaties. ATTENTIE
Als het remvloeistofpeil laag is, of de rem-
vloeist of
verouderd of niet geschikt is, dan is
het mogelijk dat het remsysteem niet meer
goed werkt of dat de remkracht afneemt.
● Controleer periodiek het remsysteem en
het remvloei
stofpeil!
● U moet de remvloeistof periodiek vervan-
gen over
eenkomstig de aanwijzingen van het
Onderhoudsprogramma.
● Als de remmen aan grote krachten bloot-
staan en de rem
vloeistof verouderd is, kun-
nen er zich luchtbellen vormen. Deze lucht-
bellen verminderen de remkracht, waardoor
de remweg aanzienlijk toeneemt en het rem-
systeem zelfs helemaal kapot kan gaan.
● Gebruik alleen remvloeistoffen die voldoen
aan de normen VW 501 14, FMV
SS 116 DOT 4
of DIN ISO 4925 CLASS 4. Andere soorten
remvloeistoffen kunnen invloed hebben op de
remwerking en de remkracht verminderen.
Gebruik een remvloeistof niet als op het re-
servoir niet vermeld staat dat deze aan de
specificaties van de normen VW 501 14,
FMVSS 116 DOT 4 of DIN ISO 4925 CLASS 4
voldoet.
● De bij te vullen remvloeistof moet nieuw
zijn. ●
Contro l
eer of u de juiste remvloeistof ge-
bruikt. Gebruik een remvloeistof niet als op
het reservoir niet vermeld staat dat deze aan
de specificaties van de normen VW 501 14,
DIN ISO 4925 CLASS 4 of FMVSS 116 DOT 4
voldoet. ATTENTIE
Remvloeistof is giftig.
● Bewaar remvloeistoffen niet in drinkflessen
of andere soor t
gelijke flessen om het risico
op vergiftiging te verminderen. Andere perso-
nen zouden uit deze flessen kunnen drinken,
zelfs als u exact aangeeft welke vloeistof de
fles bevat.
● Bewaar de remvloeistof altijd in de origine-
le goed afg
esloten fles en buiten het bereik
van kinderen. VOORZICHTIG
Remvloeistof tast de lak aan. Veeg onmiddel-
lijk al l
e restanten remvloeistoffen weg die
met de lak in contact komen. Milieu-aanwijzing
Remvloeistoffen vervuilen het milieu. Vang
uitgelopen vloei
stoffen op en lever deze bij
de desbetreffende inzamelingspunten in. Reservoir ruitensproeiervloei-
s
t
of
R uit
ensproeiervloeistofpeil controle-
ren en vloeistof bijvullen Afb. 247
In de motorruimte: dop van het rui-
t en
spr
oeiervloeistofreservoir. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 42
Controleer regelmatig het ruitensproeier-
vloeistofpeil en vul dit zo nodig bij.
● Open de motorkap ››› p
ag. 286.
● Het ruitensproeiervloeistofreservoir is her-
kenbaar aan het symboo
l op de dop
››› afb. 247.
● Controleer of er voldoende ruitensproeier-
vloeistof
in het reservoir zit.
● Voor het vullen water met een door SEAT
aanbevolen gl
asreiniger mengen ››› . De
»
297
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 300 of 340

Aanwijzingen
mengverhouding op de verpakking moet
w or
den op g
evolgd.
● Bij lage temperaturen een speciale anti-
vries toev
oegen zodat het water niet kan be-
vriezen ››› .
V u
lhoev eelheden
D
e vulhoeveelheid van het reservoir bedraagt
ongeveer 3,0 liter; in wagens met koplamps-
proeiers is dat ongeveer 7,0 liter. ATTENTIE
Nooit antivries of andere soortgelijke toevoe-
gingen aan de vloei
stof in het ruitensproeier-
vloeistofreservoir toevoegen. Dit kan een vet-
tige laag op het glas achterlaten die het zicht
belemmert.
● Schoon water met een door SEAT aanbevo-
len glasr
einiger gebruiken.
● Indien nodig, een geschikte antivries aan
de vloeist
of in het ruitensproeiervloeistofre-
servoir toevoegen. VOORZICHTIG
● Nooit door S EA
T aanbevolen reinigingsmid-
delen met andere reinigingsmiddelen men-
gen. De onderdelen kunnen gaan vlokken
waardoor de ruitenwissersproeiers verstopt
kunnen raken.
● In geen geval de werkzame vloeistoffen tij-
dens het
vullen niet verwisselen. Anders zijn
ernstige storingen en motorschade het ge-
volg! Accu
In l
eidin g t
ot thema De accu is een onderdeel van de elektrische
inst
al
latie.
Werk nooit aan de elektrische installatie als u
niet precies weet welke handelingen nodig
zijn, de algemene veiligheidsvoorschriften
niet kent of niet beschikt over het geschikte
gereedschap ››› ! Wend u in dat geval voor
alle w erkz
aamheden tot een gespecialiseer-
de werkplaats. SEAT raadt u aan de Techni-
sche Dienst te raadplegen. Nalatigheid bij de
werkzaamheden kan ernstige verwondingen
veroorzaken.
Plaats van en aantal accu's in de wagen
De accu zit in de motorruimte.
Verklaring van de waarschuwingsindicaties
op de accu
SymboolBetekenis
Draag steeds oogbescherming!
Accuzuur is sterk etsend. Draag hand-
schoenen en oogbescherming!
Vuur, vonken, open vlam en roken verbo-
den.
Als een accu wordt geladen, ontstaat een
licht ontvlambaar knalgas.
SymboolBetekenis
Houd kinderen altijd buiten het bereik
van accuzuur en accu!
ATTENTIE
Het werken aan de accu en de elektrische in-
sta l
latie kan corrosie, brand en elektrische
schokken veroorzaken. Lees de volgende
waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften
altijd vóór de werkzaamheden en volg ze op:
● Alvorens u begint te werken aan de accu,
moet u het cont
act en alle stroomverbruikers
uitschakelen en de minpool van de accu los-
koppelen.
● Houd kinderen steeds buiten het bereik van
het accuz
uur en de accu.
● Draag altijd oogbescherming.
● Accuzuur is een zeer agressieve stof. Het
kan de huid aantas
ten en blindheid veroorza-
ken. Bij het werken met de accu moet u zich
beschermen tegen zuurspatjes, vooral op de
handen, de armen en het gezicht.
● Rook niet en werk nooit in de buurt van
plaatsen met
vlammen of vonken.
● Wanneer u werkt met kabels en elektrische
apparat
uur, dient u het ontstaan van vonken
en elektrostatische ladingen te voorkomen.
● Accupolen nooit kortsluiten.
● Gebruik nooit een beschadigde accu. Die
kan tot ontp
loffing komen. Beschadigde ac-
cu's direct vervangen. 298
Page 301 of 340

Controleren en bijvullen
●
Verv an
g de beschadigde of bevroren accu
zo snel mogelijk. Een lege accu kan al bij tem-
peraturen rond 0°C (+32°F) bevriezen.
● Voor wagens met de accu in de bagage-
ruimte: Zor
g ervoor dat de accumof voor de
afvoer van gassen goed vastzit. VOORZICHTIG
● Acc u's
nooit bij ingeschakeld contact of bij
draaiende motor losmaken, omdat anders de
elektrische installatie resp. elektronische on-
derdelen worden beschadigd.
● De accu nooit langdurig aan direct daglicht
blootst
ellen, zodat de accubehuizing tegen
UV-stralen wordt beschermd.
● Bij lang stilstaan van de wagen de accu be-
schermen te
gen vorst zodat deze niet kan
"bevriezen" en daardoor kan worden bescha-
digd. Waarschuwingslampje
Springt aan
Generator de-
fect.
Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat de elektrische in-
stallatie nakijken.
Zet overbodige stroomverbruikers
uit. De generator laadt de accu niet
tijdens het rijden. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e contr
ole- en waarschuwings- lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werking
scontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Indien geen rekening gehouden wordt met de
waars c
huwingslampjes en de berichten, kan
de wagen tot stilstand komen in het midden
van het verkeer, of kunnen zich ongevallen of
ernstig letsel voordoen.
● Nooit de indicatielampjes of tekstberichten
negeren.
● Br
eng de wagen tot stilstand zodra dit op
een veilig
e wijze mogelijk is. VOORZICHTIG
Het negeren van de controlelampjes die gaan
branden en de tek s
tberichten die verschijnen,
kan leiden tot storingen in de wagen. Accuvloeistofpeil controleren
Afb. 248
In de motorruimte: verwijder het
dek sel
v
an de accu. Afb. 249
In de motorruimte: vouw de afdek-
k in
g v
an de accu open. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 42
Het vloeistofpeil van de accu moet bij veel
gereden kilometers, in landen met een warm »
299
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 302 of 340

Aanwijzingen
klimaat en bij oudere accu's regelmatig wor-
den g ec
ontr o
leerd. Voor het overige is voor
de accu's geen onderhoud vereist.
De systemen met Start/Stop-functie ( ››› pag.
219) zijn uitgerust met speciale accu's, waar-
op het opschrift "AGM" ingeslagen is. Om
technische redenen kan in die accu's het
zuurpeil niet gecontroleerd worden.
Voorbereidingen
● Bereid de wagen voor op werkzaamheden
in de motorruimte ››
› pag. 286.
● Open de motorkap ››› p
ag. 286.
Openen van de afdekking van de accu
Naargelang het motortype kunnen de afdek-
kingen van de wagenaccu verschillen:
● In het geval van een afdekking: druk ges
p
››› afb. 248 A in pijlrichting in en trek de af-
dekk in
g n aar bo
ven los.
● In het geval van een afdekking: neem de af-
dekking w
eg door ze opzij te klappen ››› afb.
249.
Accuzuurpeil controleren
● Zorg ervoor dat voldoende verlichting aan-
wezig is
om de kleuren duidelijk te herken-
nen. Gebruik nooit vlammen of blinkende
voorwerpen als lichtbron. ●
De kleur
weergave in het ronde kijkglas aan
de bovenzijde van de accu hangt af van het
zuurtepeil.
Kleurweer-
gaveNodige handelingen
Lichtgeel of
TransparantHet accuvloeistofpeil is te laag. Laat de
accu in een gespecialiseerde werk-
plaats nakijken en zo nodig vervangen.
ZwartHet accuvloeistofpeil is juist. ATTENTIE
Het werken aan de accu kan leiden tot corro-
sie, exp lo
sies en elektrische schokken.
● Houd de accu nooit schuin. Door de openin-
gen voor de g
assen kan het zuur vrijkomen,
met corrosie tot gevolg.
● Open een accu nooit.
● Raakt u bespat met het zuur, spoel dan on-
middellijk en g
edurende verscheidene minu-
ten uw ogen en huid met veel water. Ga ver-
volgens onmiddellijk naar een arts.
● Ga na inwendig gebruik van accuzuur direct
naar een arts. Laden, vervangen, aansluiten en los-
k
op
pel en
van de accu Accu laden
D
e dient
moet in een g
especialiseerde werk-
plaats worden opgeladen omdat voor het la- den van deze accu's een technologie wordt
toegep
ast waarvoor laden met spanningsbe-
grenzing vereist is ››› . SEAT raadt u aan de
T ec
hni s
che Dienst te raadplegen.
Accu vervangen
De accu is overeenkomstig de inbouwplaats
ontwikkeld en met veiligheidssystemen uit-
gerust. Als de accu vervangen moet worden,
dient u zich vóór aankoop van de nieuwe ac-
cu bij een SEAT-garage te informeren over de
elektromagnetische compatibiliteit, grootte
en vereisten voor onderhoud, rendement en
veiligheid. SEAT adviseert de vervanging van
de accu uit te laten voeren in een SEAT-gara-
ge.
Gebruik alleen een accu die geen onderhoud
vereist volgens de normen TL 825 06 en VW 7
50 73. De versie van deze normen moet die
van april 2008 of later zijn.
De wagens met Start/Stop-functie ( ››› pag.
219) zijn uitgerust met een speciale accu.
Om die reden mag die accu enkel vervangen
worden door een andere accu met dezelfde
kenmerken.
Accu loskoppelen
Als de accu losgekoppeld moet worden van
de elektrische installatie, dient u het volgen-
de in acht te nemen:
● Schakel het contact en alle stroomverbrui-
kers uit
.
300
Page 303 of 340

Controleren en bijvullen
● Ver
gr endel
de wagen alvorens u de accu
loskoppelt, anders gaat het alarm af.
● Koppel eerst de minkabel en daarna de
pluskabel
los ››› .
A c
c u aan
sluiten
● Alvorens de nieuwe accu aangesloten
wordt, moeten al
le stroomverbruikers en het
contact uitgeschakeld worden.
● Verbind eerst de pluskabel en dan de min-
kabel ››
› .
Na het aan
sluit
en van de accu en het inscha-
kelen van het contact, kunnen verschillende
controlelampjes gaan branden. De lampjes
gaan opnieuw uit na een kort traject met een
snelheid van ong. 15-20 km/u (10-12 mph).
Als de controlelampjes blijven branden, dient
u de wagen te laten nakijken in een gespeci-
aliseerde werkplaats.
Als de accu lange tijd losgekoppeld is geble-
ven, is het mogelijk dat de datum van de vol-
gende controlebeurt niet correct aangegeven
of berekend wordt ››› pag. 105. Volg de maxi-
maal toegestane onderhoudsintervallen op
››› brochure Onderhoudsprogramma.
Wagens met Keyless Access (››› pag. 120): in-
dien na het loskoppelen van de accu het con-
tact niet ingeschakeld wordt, moet u de wa-
gen langs buiten vergrendelen en ontgrende-
len. Probeer daarna opnieuw het contact in te
schakelen. Als de band te sterk beschadigd
is, roep dan de hulp van de specialist in. Stroomverbruikers automatisch uitschakelen
Door een intelligent
e elektrische installatie
worden bij sterke belasting van de accu auto-
matisch verschillende maatregelen getroffen
om het ontladen van de accu's te voorkomen:
● het stationair toerental wordt verhoogd, zo-
dat de dyn
amo meer stroom levert.
● zo nodig wordt het vermogen van de krach-
tigste s
troomverbruikers verlaagd of zelfs
volledig afgesloten.
● Bij het starten van de motor is het mogelijk
dat de str
oomtoevoer van de 12 V stopcon-
tacten en van de sigarettenaansteker korte
tijd onderbroken wordt.
De elektrische installatie kan het ontladen
van de accu niet altijd voorkomen. Dit kan
bijvoorbeeld het geval zijn wanneer het con-
tact gedurende langere tijd ingeschakeld
blijft met uitgezette motor of wanneer de
stads- of parkeerlichten blijven branden ter-
wijl de wagen geparkeerd staat.
Waarom wordt de wagenaccu ontladen?
● Het gedurende lange tijd parkeren van de
wagen z
onder dat de motor draait, vooral
met ingeschakeld contact.
● Gebruik van stroomverbruikers met uitge-
schak
elde motor.
● Indien de interieurvoorverwarming werkt
››› p
ag. 187. ATTENTIE
Het verkeerd vastmaken of gebruiken van de
accu k an l
eiden tot kortsluiting, brand en ern-
stige verwondingen.
● Gebruik uitsluitend accu's die geen onder-
houd verei
sen, niet ontladen en waarvan de
eigenschappen, specificaties en afmetingen
overeenstemmen met de af fabriek geïnstal-
leerde accu. De specificatie wordt aangege-
ven op de accubehuizing. ATTENTIE
Als een accu wordt geladen, ontstaat een
licht ont vl
ambaar knalgas.
● Laad de accu alleen op in goed geventileer-
de ruimten.
● Laad nooit een bevr
oren of recent ontdooi-
de accu op. E
en lege accu kan al bij tempera-
turen rond 0°C (+32°F) bevriezen.
● Als een accu bevriest, moet hij vervangen
worden.
● Verb
indingskabels die niet correct aange-
sloten z
ijn kunnen kortsluiting veroorzaken.
Eerst de pluskabel en daarna de minkabel
aansluiten. VOORZICHTIG
● Acc u's
nooit bij ingeschakeld contact of bij
draaiende motor losmaken, omdat anders de
elektrische installatie resp. elektronische on-
derdelen worden beschadigd. » 301
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 304 of 340

Aanwijzingen
●
Sluit nooit s tr
oomleverende accessoires,
zoals zonnepanelen of een acculader, aan op
de 12 V stopcontacten of de sigarettenaan-
steker. Dit kan de elektrische installatie van
de wagen beschadigen. Milieu-aanwijzing
● Lever de ac c
u met het oog op milieube-
scherming in bij geschikte inzamelpunten.
Accu's bevatten giftige stoffen zoals zwavel-
zuur en lood.
● Accuzuur kan het milieu vervuilen. Als ac-
cuzuur is
gemorst, ruim het dan op met ge-
schikte voorzorgsmaatregelen (veiligheids-
handschoenen en -bril) en verwijder het op
correcte wijze. Wielen en banden
W
iel
en
In l
eiding tot thema De SEAT Alhambra is uitgerust met zelfdich-
tende banden (C
onti-
Seal). In geval van een
beschadiging of lek tot 5 mm dicht de band
de lekkage af met een beschermlaag in het
bandprofiel.
Bij het opnemen van dit soort technologie is
deze wagen niet voorzien van reservewiel.
SEAT adviseert alle werkzaamheden aan ban-
den of velgen door een gespecialiseerde
werkplaats te laten uitvoeren. Deze werk-
plaats is met de noodzakelijke speciale ge-
reedschappen en onderdelen uitgerust, heeft
de nodige vakkennis en kan de oude banden
milieuvriendelijk opslaan en afvoeren. SEAT
raadt u aan de Technische Dienst te raadple-
gen. ATTENTIE
Met sterk gesleten of beschadigde (oude of
nieuwe) b anden i
s het niet mogelijk de wa-
gen helemaal onder controle te hebben of
goed te remmen.
● Een verkeerd gebruik van banden en velgen
kan de vei
ligheid tijdens het rijden nadelig
beïnvloeden en ongevallen, alsook ernstig
letsel veroorzaken. ●
Op all e
vier de wielen radiaalbanden van
hetzelfde type, dezelfde grootte (afrolomtrek)
en met hetzelfde profiel gebruiken.
● Nieuwe banden moet u inrijden. In het be-
gin hebben ze nog niet
de optimale grip en
het optimale remvermogen. Om ongevallen,
ernstige schade en letsel te voorkomen, dient
u de eerste 500 km (310 mijl) extra voorzich-
tig te rijden.
● Controleer de bandenspanning regelmatig
en zorg d
at de banden altijd tot de aangege-
ven bandenspanning gevuld zijn. Als de ban-
denspanning te laag is, kunnen de banden
erg heet worden en kunnen de loopvlakken
loslaten en zelfs klappen.
● Nooit met beschadigde (steken, sneden,
scheuren en b
ulten) of te sterk gesleten ban-
den rijden. Als u met dergelijke banden rijdt,
kan dit tot klapbanden, ongevallen en ernsti-
ge schade en/of letsel leiden. Onmiddellijk
sterk gesleten of beschadigde banden ver-
vangen.
● Overschrijd nooit de snelheid en maximum
toelaatb
are belasting voor het type band van
uw wagen.
● De werkzaamheid van de bestuurderhulp-
en de remhulpsy
stemen hangen ook af van de
grip van de banden op het wegdek.
● Wanneer u tijdens het rijden ongewone tril-
lingen v
oelt of merkt dat de wagen naar één
kant neigt te trekken, direct stoppen en de
banden of velgen op beschadigingen contro-
leren. 302