Page 313 of 850

4–136
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Adaptieve LED koplampen (ALH) *
De adaptieve LED koplampen (ALH) zijn een systeem dat gebruik maakt van de
vooruitrijcamera (FSC) om tijdens het rijden in het donker de situatie van een voorliggend
voertuig of van een voertuig dat uit tegenovergestelde richting nadert te bepalen en het
verlichtingsbereik van de koplampen, het verlichtingsgebied of de verlichtingshelderheid
automatisch overschakelt.
Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-231 .
Het grootlicht en dimlicht van de adaptieve LED koplampen (ALH) wordt voor een
optimaal zicht van de bestuurder als volgt optimaal geregeld zonder voorliggende
voertuigen of voertuigen die uit tegenovergestelde richting naderen te verblinden.
Niet-verblindend grootlicht
Deze functie dimt enkel de bundel grootlicht die op het voorliggende voertuig schijnt.
Bij het rijden met een snelheid van ongeveer 40 km/h of hoger wordt het grootlicht gedimd.
Wanneer de rijsnelheid minder is dan ongeveer 30 km/h, worden de koplampen op dimlicht
overgeschakeld.
OPMERKING
Wanneer het grootlicht is ingeschakeld gaat het grootlichtindicatielampje branden.
Page 314 of 850
4–137
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Groothoekdimlicht
Deze functie vergroot het verlichtingsbereik van de lichtbundel van het dimlicht bij het
rijden met een snelheid van minder dan ongeveer 40 km/h.
Snelwegstand
Deze functie verplaatst de verlichtingshoek van de lichtbundel van de koplampen omhoog
bij het rijden op snelwegen.
De afstand waarover de adaptieve LED koplampen (ALH) objecten kunnen herkennen
varieert afhankelijk van de omgevingsomstandigheden.
OPGELET
Breng geen wijziging aan de wielophanging of koplampeenheden aan en verwijder
de camera niet. Anders bestaat de kans dat de adaptieve LED koplampen (ALH) niet
normaal functioneren.
Vertrouw niet uitsluitend en alleen op de adaptieve LED koplampen (ALH) en rijd met
voldoende aandacht voor de veiligheid. Schakel de koplampen indien nodig handmatig
over tussen grootlicht en dimlicht.
Page 315 of 850

4–138
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de adaptieve LED koplampen
(ALH) niet normaal functioneren. Schakel handmatig over tussen grootlicht en dimlicht al
naargelang het zicht en de weg- en verkeerssituatie.
Wanneer er andere lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte
aanwijsborden en verkeerslichten.
Wanneer er lichtweerkaatsende voorwerpen in de omgeving zijn, zoals
lichtweerkaatsende platen en borden.
Wanneer het zicht verminderd is tijdens regen, sneeuw of mist.
Bij het rijden op wegen met scherpe bochten of golvingen.
Wanneer de koplampen/achterlichten van voorliggende voertuigen of van voertuigen
op de tegenovergestelde rijbaan niet duidelijk zichtbaar of onverlicht zijn.
Wanneer het onvoldoende donker is, zoals bij zonsopgang of schemering.
Wanneer de bagageruimte beladen is met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
Wanneer het zicht verminderd is doordat spatwater van de banden van een voorliggend
voertuig op uw voorruit terechtkomt.
Page 316 of 850

4–139
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Gebruik van het systeem
Het systeem schakelt de koplampen over
naar grootlicht nadat het contact op ON is
gezet en de koplampschakelaar in de stand
staat. Het adaptieve LED
koplampen (ALH) indicatielampje (groen)
in de instrumentengroep gaat gelijktijdig
branden.
De adaptieve LED koplampen (ALH)
bepalen dat het buiten donker is op basis
van de helderheid van de omgeving.
Het systeem wordt uitgeschakeld wanneer
de koplampschakelaar in een andere stand
dan
gezet wordt, de koplampen
handmatig op dimlicht worden
overgeschakeld of met de koplampen een
knipperlichtsignaal gegeven wordt.
OPMERKING
Het systeem kan zodanig worden
gewijzigd dat de adaptieve LED
koplampen (ALH) niet werken.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15 .
Handmatig overschakelen
Overschakelen naar dimlicht
Zet de hendel in de stand voor dimlicht.
Het adaptieve LED koplampen (ALH)
indicatielampje (groen) gaat uit.
Overschakelen naar grootlicht
Draai de koplampschakelaar naar de stand
.
Het adaptieve LED koplampen (ALH)
indicatielampje (groen) gaat uit en het
gaat branden.
Page 317 of 850

4–14 0
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) *
Het LDWS waarschuwt de bestuurder dat de auto van zijn rijstrook afwijkt. Als de
witte (gele) strepen op de rijstrook met behulp van de vooruitrijcamera (FSC) worden
gedetecteerd en het systeem bepaalt dat de auto van zijn rijstrook gaat afwijken, waarschuwt
het de bestuurder door middel van het knipperen van het LDWS waarschuwingslampje
en het activeren van de LDWS waarschuwingszoemer en door middel van de multi-
informatiedisplay (voertuigen met multi-informatiedisplay) en de Active Driving Display
(voertuigen met Active Driving Display).
Zie Vooruitrijcamera op pagina 4-231 .
Gebruik het LDWS bij het rijden op wegen met witte (gele) strepen.
Als uw auto is uitgerust met de rijstrookassistent (LAS), zie Rijstrookassistent (LAS) en
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) op pagina 4-190 .
Vooruitrijcamera (FSC)
Het LDWS OFF indicatielampje gaat branden wanneer het systeem defect is.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-55 .
Page 318 of 850

4–141
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
WAARSCHUWING
Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden:
De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke
rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden.
Bij het rijden op wegen met scherpe bochten.
Bij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw).
De functies van het LDWS hebben beperkingen:
Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig. Het
systeem is niet bestemd is om compensatie te geven voor onvoldoende voorzichtigheid
van de bestuurder en als u teveel op het LDWS vertrouwt kan dit tot ongelukken leiden.
De bestuurder is verantwoordelijk voor het veilig uitvoeren van rijbaanveranderingen
en overige manoeuvres. Let altijd nauwkeurig op de richting waarin de auto rijdt en de
directe omgeving ervan.
OPGELET
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als de hoogte van de auto of de
dempingskracht van de vering wordt gewijzigd, kan het LDWS niet juist functioneren.
Page 319 of 850