2–10
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Zittingen
*Bepaalde modellen.
Rijpositiegeheugen *
De gewenste rijpositie kan na het
programmeren van de positie opgeroepen
worden.
De volgende rijposities kunnen
geprogrammeerd worden.
Bestuurdersstoelpositie
(zittingverstelling, hoogteafstelling,
voorste uiteinde van zitkussen,
rugleuningverstelling)
Zie Gebruik van de zittingen op pagina
2-6 .
Active Driving Display (displaypositie,
helderheidsniveau, displayinformatie)
Zie Active Driving Display op pagina
4-50 .
OPGELET
Plaats geen vingers of handen rondom
de onderzijde van de zitting terwijl de
zittinggeheugenfunctie in werking is.
De zitting beweegt automatisch terwijl
de zittinggeheugenfunctie in werking
is waardoor vingers of handen beklemd
kunnen raken en letsel kan ontstaan.
SET toets
De rijpositie kan geprogrammeerd of
bediend worden met behulp van de toetsen
aan de zijkant van de stoel of de sleutel.
OPMERKING
Afzonderlijke zittingposities
kunnen geprogrammeerd worden
onder de twee beschikbare
programmeertoetsen aan de
zijde van de bestuurdersstoel,
plus één zittingpositie voor elke
geregistreerde sleutel.
Als de auto in onderhoud is
geweest en de accukabels
werden losgekoppeld, zullen de
geprogrammeerde zittingposities
gewist zijn. Herprogrammeer de
zittingposities.
Programmering
1. Zorg er voor dat de handrem
aangetrokken is.
2. (Automatische transmissie)
Controleer dat de keuzehendel in de
stand P staat.
3. Start de motor.
4. Stel de stoel en de Active Driving
Display af in de gewenste rijpositie.
5. Druk op de SET toets op de zitting
totdat u eenmaal een pieptoon hoort.
6. Maak binnen 5 seconden na het
voltooien van stap 5 hierboven een van
de volgende instellingen:
Programmeren met behulp van een
toets aan de zijkant van de stoel
Druk op de toets die u wilt
programmeren, toets 1 of 2, totdat u
eenmaal een pieptoon hoort.
Programmeren met behulp van de
sleutel
Druk op de sleutel toets totdat u
eenmaal een pieptoon hoort.
2–25
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
*Bepaalde modellen.
Veiligheidsgordelwaarschuwingssystemen
Als deze bespeuren dat de
veiligheidsgordel van de inzittende niet is
vastgemaakt, wordt de inzittende door een
waarschuwingslampje of een zoemtoon
gewaarschuwd.
Zie Maatregelen nemen op pagina 7-50 .
Zie Waarschuwingszoemer voor
veiligheidsgordel op pagina 7-58 .
Veiligheidsgordelindicatielampje
(achterzitting) (groen)
*
Het lampje gaat branden wanneer het
contact op ON wordt gezet en een
veiligheidsgordel van de achterzitting
is vastgemaakt en gaat vervolgens na
ongeveer 30 seconden uit.
Systeem van voorspanners
van veiligheidsgordels
van voorzitting en
begrenzingsysteem
Voor een optimale bescherming zijn de
veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel
en de voorpassagierszitting uitgerust met
voorspanner- en begrenzingsystemen.
Om deze beide systemen correct te
kunnen laten functioneren dient u de
veiligheidsgordel op de juiste wijze te
dragen.
Voorspanners:
Wanneer een botsing wordt bespeurd,
worden de voorspanners gelijktijdig met
de airbags geactiveerd.
Zie voor bijzonderheden over activering,
Criteria voor SRS airbag activering
(pagina 2-63 ).
Wanneer de airbags worden opgeblazen,
trekken de oprolautomaten van de
veiligheidsgordels de gordels snel
strak aan. Nadat de airbags en de
veiligheidsgordelvoorspanners geactiveerd
werden dienen deze steeds vernieuwd te
worden.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indicatielampjes op
pagina 4-54 .
Zie Waarschuwingszoemer voor
systeem van airbag/voorspanners van
veiligheidsgordels op pagina 7-57 .
2–28
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een kinderzitje
Het wordt door Mazda ten sterkste aanbevolen gebruik te maken van kinderzitjes voor
kinderen die klein genoeg zijn om er gebruik van te kunnen maken.
Mazda raadt het gebruik aan van een origineel Mazda kinderzitje of een die voldoet aan de
UNECE
*1 44 bepaling. Neem contact op met een of ¿ ciële Mazda dealer in het geval u een
origineel Mazda kinderzitje denkt aan te schaffen.
Controleer uw plaatselijke, landelijke of provinciale wetgeving voor speci ¿ eke bepalingen
betreffende de veiligheid van kinderen die in uw auto meerijden.
*1 UNECE staat voor Economische Raad van de Verenigde Naties voor Europa (United
Nations Economic Commission for Europe).
Houd bij het selecteren van een kinderzitje rekening met de leeftijd en de grootte van het
kind en let erop dat het kinderzitje voldoet aan de geldende bepalingen. Volg de bij het
kinderzitje behorende instructies.
Een kind dat te groot is voor kinderzitjes dient op de achterzitting plaats te nemen en
gebruik te maken van de veiligheidsgordels.
Het kinderzitje dient op de achterzitting geïnstalleerd te worden.
Statistieken bevestigen dat de achterzitting de beste plaats is voor alle kinderen tot een
leeftijd van 12 jaar. Dit geldt des te meer wanneer de auto uitgerust is met een aanvullend
beveiligingssysteem (airbags).
Een achterwaarts gericht kinderzitje mag NOOIT op de voorpassagierszitting worden
gebruikt wanneer het airbagsysteem ingeschakeld is. De voorpassagierszitting komt ook
voor andere soorten kinderzitjes het minst in aanmerking.
Bij sommige modellen is er een deactiveringsschakelaar aangebracht die de activering
van de voorpassagiersairbag uitschakelt. Schakel de voorpassagiersairbag niet uit zonder
“Deactiveringsschakelaar van voorpassagiersairbag” te lezen (pagina 2-55 ).