Page 737 of 850

7–22
Als er zich een probleem voordoet
Lekke band
WAARSCHUWING
De auto niet hoger opkrikken dan
noodzakelijk:
Het hoger opkrikken van de auto dan
noodzakelijk is gevaarlijk aangezien dit
de auto uit balans kan brengen wat een
ongeluk kan veroorzaken.
Wanneer de auto op de krik staat de
motor niet starten en de auto niet aan
het wankelen brengen:
Het starten van de motor of het aan het
wankelen brengen van de auto wanneer
deze op de krik staat is gevaarlijk
aangezien de auto hierdoor van de
krik kan glijden wat een ongeluk kan
veroorzaken.
Kruip nooit onder de auto wanneer
deze op de krik staat:
Het onder de auto kruipen wanneer
deze op de krik staat is gevaarlijk
aangezien dit ernstig of dodelijk letsel
kan veroorzaken in het geval de auto
van de krik zou glijden.
8. Verwijder de wielmoeren door deze
linksom te draaien en verwijder
vervolgens het wiel en de middendop.
Monteren van het reservewiel
1. Verwijder alle vuil en overige
verontreiniging van de montagevlakken
van het wiel, de naaf en de naafbouten
met behulp van een doek.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de montagevlakken
van het wiel, de naaf en de wielmoeren
schoon zijn alvorens banden te
verwisselen of te vernieuwen:
Het is gevaarlijk wanneer bij het
verwisselen of vernieuwen van een
band vuil en overige verontreiniging
niet van de montagevlakken van het
wiel, de naaf en de wielbouten wordt
verwijderd. De wielmoeren kunnen
tijdens het rijden lostrillen, hetgeen het
verlies van een wiel gevolgd door een
ongeluk kan veroorzaken.
2. Breng het reservewiel op de plaats aan.
Page 738 of 850

7–23
Als er zich een probleem voordoet
Lekke band
3. Monteer de wielmoeren met de
afgeschuinde zijde naar binnen gericht;
draai ze vervolgens hand-vast.
WAARSCHUWING
Breng geen olie of vet op de
wielmoeren en bouten aan en trek
de wielmoeren niet verder dan het
voorgeschreven aantrekkoppel aan:
Het aanbrengen van olie en vet op
wielmoeren en bouten is gevaarlijk.
De wielmoeren kunnen tijdens het
rijden lostrillen, hetgeen het verlies
van een wiel gevolgd door een ongeluk
kan veroorzaken. Bovendien kunnen
wielmoeren en bouten beschadigd
worden wanneer deze meer dan
noodzakelijk aangetrokken worden. 4. Draai de wielmoersleutel linksom en
laat de auto tot op de grond zakken.
Gebruik de wielmoersleutel om de
wielmoeren in de aangegeven volgorde
vast te draaien.
Indien u onzeker bent of de wielmoeren
voldoende strak aangetrokken zijn,
dient u ze te laten controleren door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of ¿ ciële Mazda reparateur.
Aantrekkoppel van wielmoeren
N·m (kgf·m) 108—147 (12—14)
Page 739 of 850

7–24
Als er zich een probleem voordoet
Lekke band
WAARSCHUWING
De wielmoeren moeten daarom steeds
op correcte wijze stevig aangetrokken
worden:
Wielmoeren die onjuist of onvoldoende
zijn aangetrokken zijn gevaarlijk.
Het wiel kan gaan slingeren of zelfs
los raken. Hierdoor kunt u de macht
over het stuur verliezen en een ernstig
ongeluk veroorzaken.
Let er op dat dezelfde moeren worden
gebruikt als die welke verwijderd
werden of vervang ze door metrische
moeren van dezelfde maat:
Aangezien de wielbouten en -moeren
op uw Mazda metrische schroefdraad
hebben, is het gebruik van niet-
metrische moeren gevaarlijk. Indien
een niet-metrische moer op een
metrische bout gemonteerd wordt, kan
het wiel niet stevig bevestigd worden en
zal de bout worden beschadigd.
5. Verwijder de wielblokken en berg het
gereedschap en de krik op.
6. Berg de beschadigde band in de
bagageruimte op.
7. Controleer de bandenspanning. Zie
Banden op pagina 9-12 . 8. Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren of vervangen.
OPMERKING
(Met bandenspanningcontrolesysteem)
Druk na het monteren van de
reserveband niet op de instelschakelaar
van het bandenspanningcontrolesysteem.
De schakelaar dient alleen te worden
ingedrukt na het monteren van de
gerepareerde lekke band of na het
monteren van een nieuwe band (pagina
4-54 ).
WAARSCHUWING
Rijd nooit met banden waarvan de
bandenspanning niet juist is:
Het rijden met banden waarvan
de bandenspanning niet juist is,
is gevaarlijk. Banden met een
onjuiste bandenspanning kunnen de
wegligging nadelig beïnvloeden en
een ongeluk veroorzaken. Wanneer u
de bandenspanning van de normale
banden controleert, dit ook bij het
noodreservewiel controleren.
OPMERKING
Om te voorkomen dat de krik en de
gereedschapset tijdens het rijden gaan
rammelen, dienen deze op de juiste
wijze opgeborgen te worden.
Page 740 of 850

7–25
Als er zich een probleem voordoet
Accu is uitgeput
S t a r t e n m e t e e n h u l p a c c u
Starten met een hulpaccu kan gevaarlijk zijn wanneer dit niet op de juiste wijze gebeurt.
Volg daarom de procedure nauwkeurig op. Indien u hiermee niet vertrouwd bent, raden wij
u ten sterkste aan het starten van uw auto met een hulpaccu over te laten aan een deskundige
monteur of aan de wegenwacht.
WAARSCHUWING
Volg deze voorzorgsmaatregelen nauwkeurig op:
Lees voor een veilige en juiste behandeling van de accu onderstaande
voorzorgsmaatregelen nauwkeurig alvorens de accu te gebruiken of te inspecteren.
Laat de positieve ( ) pool niet in aanraking komen met een ander metalen
voorwerp dat vonken kan veroorzaken:
Open vuur en vonken in de buurt van open accucellen zijn gevaarlijk. Waterstofgas dat
bij normaal gebruik van de accu wordt geproduceerd kan tot ontbranding komen en de
accu tot ontplof ¿ ng brengen. Een ontploffende accu kan ernstige brandwonden en
letsel veroorzaken. Laat bij het werken in de buurt van een accu geen metalen
gereedschap in aanraking komen met de positieve (
) of negatieve ( ) pool van de
accu.
Houd alle open vuur, zoals sigaretten en vonken, uit de buurt van open
accucellen:
Open vuur en vonken in de buurt van open accucellen zijn gevaarlijk. Waterstofgas dat
bij normaal gebruik van de accu wordt geproduceerd kan tot ontbranding komen en
de accu tot ontplof ¿ ng brengen. Een ontploffende accu kan ernstige brandwonden en
letsel veroorzaken.
Nooit met een bevroren accu of met een accu met een laag vloeistofniveau via het
gebruik van een hulpaccu proberen te starten:
Proberen te starten met een hulpaccu wanneer de uitgeputte accu bevroren is of
wanneer het vloeistofniveau laag is, is gevaarlijk. De accu kan dan scheuren of tot
ontplof ¿ ng komen, hetgeen ernstig letsel kan veroorzaken.
Sluit de negatieve kabel aan op een geschikt massapunt op afstand van de accu:
Het aansluiten van het uiteinde van de tweede hulpstartkabel op de negatieve (
) pool
van de uitgeputte accu is gevaarlijk.
Het gas rondom de accu kan door een vonk tot ontplof ¿ ng komen en iemand letsel
toebrengen.
Page 741 of 850
7–26
Als er zich een probleem voordoet
Accu is uitgeput
WAARSCHUWING
Leid de hulpstartkabels op afstand van onderdelen die gaan bewegen:
Het aansluiten van een hulpstartkabel op of nabij bewegende onderdelen
(koelventilators, aandrijfriemen) is gevaarlijk. De kabel kan verstrikt raken wanneer de
motor start en ernstig letsel veroorzaken.
OPGELET
Gebruik uitsluitend een 12 V hulpstartsysteem. Een 12 V startmotor, ontstekingssysteem
en overige elektrische onderdelen kunnen onherstelbaar beschadigd worden, wanneer er
gebruik gemaakt wordt van een 24 V stroomvoorziening (twee 12 V accu's in serie of een
24 V motorgenerator).
Sluit de kabels aan in numerieke volgorde en maak ze in tegenovergestelde
volgorde los.
Hulpstartkabels
Hulpaccu
Uitgeputte accu
Page 742 of 850

7–27
Als er zich een probleem voordoet
Accu is uitgeput
1. Verwijder het accudeksel.
2. Controleer of de hulpaccu 12 V is en
of de negatieve pool daarvan met de
massa verbonden is.
3. Indien de hulpaccu zich in een andere
auto bevindt, mogen beide auto's
elkaar niet raken. Zet de motor van de
auto met de hulpaccu stop en schakel
alle niet noodzakelijke elektrische
verbruikers in beide auto's uit.
4. Sluit de hulpstartkabels in precies
dezelfde volgorde aan zoals is
aangegeven in de illustratie.
Sluit het ene uiteinde van een
hulpstartkabel aan op de positieve
pool van de uitgeputte accu (1).
Sluit het andere uiteinde aan op de
positieve pool van de hulpaccu (2).
Sluit het ene uiteinde van de andere
hulpstartkabel aan op de negatieve
pool van de hulpaccu (3).
Sluit het andere uiteinde aan op
het massapunt aangegeven in
de illustratie op afstand van de
uitgeputte accu (4).
5. Start de motor van de auto waarin zich
de hulpaccu bevindt en laat de motor
gedurende enkele minuten draaien.
Start vervolgens de motor van de auto
met de uitgeputte accu. 6. (Met i-ELOOP systeem)
“i-ELOOP laadt op” wordt
getoond in de multi-display van de
instrumentengroep nadat de motor
gestart is. Het bericht wordt niet langer
getoond wanneer de motor draait en het
laden voltooid is. Wanneer het bericht
niet meer wordt getoond, mag er weer
met de auto worden gereden.
OPMERKING
Als er met de auto wordt gereden terwijl
het bericht wordt getoond, klinkt er een
pieptoon.
Als u het stuurwiel draait terwijl
het bericht wordt getoond, voelt dit
zwaarder dan normaal. Dit duidt echter
niet op een afwijking. Wanneer het
bericht niet langer wordt getoond,
zal het gebruik van het stuur weer
normaal worden. De hulpstartkabels
niet losmaken terwijl het bericht wordt
getoond.
7. Maak wanneer u gereed bent de kabels
voorzichtig los, in de omgekeerde
volgorde als beschreven in de
illustratie.
8. Als het accudeksel verwijderd is, dit in
omgekeerde volgorde van verwijderen
monteren.
OPMERKING
Controleer of de deksels stevig op hun
plaats zijn aangebracht.
Page 743 of 850

7–28
Als er zich een probleem voordoet
Starten in noodgevallen
Starten van een verzopen
motor (SKYACTIV-G 2.0
en SKYACTIV-G 2.5)
Indien de motor weigert te starten,
bestaat de kans dat deze is “verzopen”
(motor heeft een overmaat aan brandstof
toegevoerd gekregen).
Volg onderstaande procedure:
1. Als de motor bij de eerste poging
binnen vijf seconden niet start,
tien seconden wachten en opnieuw
proberen.
2. Zorg er voor dat de handrem
aangetrokken is.
3. Druk het gaspedaal volledig in en houd
dit ingedrukt.
4. Trap het koppelingspedaal
(handgeschakelde versnellingsbak)
of het rempedaal (automatische
transmissie) in en druk vervolgens de
startdrukknop in. Indien de motor start,
het gaspedaal onmiddellijk loslaten
aangezien het motortoerental dan
plotseling zal toenemen.
5. Indien de motor weigert te starten,
deze proberen te starten zonder het
gaspedaal in te drukken.
Als de motor na het volgen van de
voorgaande procedure nog steeds niet
start, uw auto laten inspecteren door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of ¿ ciële Mazda reparateur.
Starten door aanduwen
Uw Mazda niet door aanduwen proberen
te starten.
WAARSCHUWING
Nooit een auto door aanslepen
proberen te starten:
Het starten van een auto door
aanslepen is gevaarlijk. Wanneer
de motor start, kan de aangesleepte
auto plotseling naar voren schieten,
waardoor de twee auto's met elkaar in
botsing kunnen komen. De inzittenden
kunnen daarbij letsel oplopen.
OPGELET
Een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak mag niet door aanduwen
gestart worden. Hierdoor kan het
uitlaatgasreinigingssysteem beschadigd
worden.
OPMERKING
Een auto met een automatische
transmissie kan niet door aanduwen
gestart worden.
Page 744 of 850
7–29
Als er zich een probleem voordoet
Starten in noodgevallen
Leegraken van de
brandstoftank
(SKYACTIV-D 2.2)
OPGELET
Probeer de motor niet langer dan telkens
30 seconden achtereen te starten. Dit om
schade aan de startmotor te voorkomen.
Indien de motor weigert te starten,
ongeveer 10 seconden wachten alvorens
opnieuw te proberen.
Als de brandstoftank van uw auto is
leeggeraakt, tenminste 10 liter brandstof
bijvullen en de motor opnieuw proberen
te starten. Aangezien er lucht in de
brandsto À eidingen kan terecht komen
wanneer de brandstoftank van uw wagen
leegraakt, bestaat de kans dat het langer
duurt voordat uw motor weer start. Als
de motor de eerste keer niet start, probeer
het dan nog een paar maal. Als de motor
dan nog steeds niet wil starten, contact
opnemen met een deskundige reparateur,
bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda
reparateur.