Page 257 of 436
255
DS4_nl_Chap09_info-pratiques_ed03-2015
Zekeringen dashboard
De zekeringkasten bevinden zich aan de
onderzijde van het dashboard (linkerzijde).Toegang tot de zekeringen
F Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap".
Praktische informatie
Page 258 of 436
DS4_nl_Chap09_info-pratiques_ed03-2015
Zekeringkast 1
ZekeringnummerStroomsterkteFuncties
F8 3
A Sirene alarminstallatie, computer alarminstallatie.
F13 10
A Aansteker / 12V-aansluiting voor.
F14 10
A 12V-aansluiting bagageruimte.
F16 3
A Verlichting groot bergvak, kaartleeslampjes achter,
verlichting dashboardkastje.
F17 3
A Verlichting zonneklep, kaartleeslampjes vóór.
F28 15
A Audio-installatie, radio (inbouw achteraf).
F30 20
A Ruitenwisser achter.
F32 10
A HiFi-versterker.
Zekeringkast 2 Zekering Stroomsterkte Functies
F36 15
A 12V-aansluiting achter.
F37 -Niet gebruikt.
F38 -Niet gebruikt.
F39 -Niet gebruikt.
F40 25
A 230
V/50
Hz-aansluiting.
Overzicht zekeringen
Page 259 of 436
257
DS4_nl_Chap09_info-pratiques_ed03-2015
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F V ervang de zekering (zie de
desbetreffende paragraaf).
F
S
luit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
Zekeringkast in de
motorruimte
Praktische informatie
Page 260 of 436
DS4_nl_Chap09_info-pratiques_ed03-2015
ZekeringStroomsterkte Functies
F19 30
ALage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.
F20 15
ARuitensproeierpomp voor en achter.
F21 20
AKoplampsproeierpomp.
F22 15
AClaxon.
F23 15
AGrootlicht rechts.
F24 15
AGrootlicht links.
F27 5
ADimlicht links.
F28 5
ADimlicht rechts.
Overzicht zekeringen
Page 261 of 436

259
DS4_nl_Chap09_info-pratiques_ed03-2015
12V- ac c u
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang tot de (+) klem:
F
o
ntgrendel de motorkap met de
ontgrendelingshendel in het interieur en
maak aan de buitenzijde de veiligheidshaak
los,
F
o
pen de motorkap en plaats de
motorkapsteun onder de motorkap om hem
geopend te houden,
F
b
eweeg het plastic beschermkapje omhoog
voor toegang tot de (+) klem.
Toegang tot de accu
Na het monteren van de accu duurt
het even voordat het Stop & Start-
systeem weer zal werken, hoe lang dit
duurt is afhankelijk van klimatologische
omstandigheden en de laadtoestand van
de accu (kan tot ongeveer 8
uur duren).
Deze sticker hoort bij het
Stop & Start-systeem en geeft aan
dat er een speciale 12V-loodaccu
is gebruikt die alleen losgekoppeld
en/of vervangen mag worden door
het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege accu.
Praktische informatie
Page 262 of 436

DS4_nl_Chap09_info-pratiques_ed03-2015
F Ver wijder, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+).
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A en vervolgens op
de pluspool (+) van de hulpaccu B .
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op de
minpool (-) van de hulpaccu B (of op het
massapunt van de auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van de
auto met de lege accu (of op de motorsteun). F
S
tart de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
A
ls de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een
nieuwe poging te doen.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Controleer eerst of de nominale spanning
van de hulpaccu 12 V bedraagt en of
de capaciteit van de hulpaccu minimaal
gelijk is aan die van de ontladen accu.
Start de motor niet door een acculader
aan te sluiten.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait.
Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten van het
c ontact.
Sluit de ruiten en de voorportieren voordat u de
accukabels loskoppelt.
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels.
F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
Page 263 of 436

261
DS4_nl_Chap09_info-pratiques_ed03-2015
Laden met behulp van een
acculader
F Maak de accupoolklemmen los.
F V olg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
F
S
luit de accukabels weer aan, te beginnen
met de (-) kabel.
F
C
ontroleer of de accupolen en de klemmen
schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een
(witte of groene) oxidatielaag, neem dan
de accukabels los en reinig de polen en
klemmen. Bij auto's met het Stop & Start-systeem
hoeven de accukabels tijdens het
opladen niet losgenomen te worden.
Resetten na het weer
aansluiten
Zet, nadat de accu weer is aangesloten, het
contact aan en wacht minimaal één minuut
alvorens de motor te starten: de elektronische
systemen van de auto worden in die tijd gereset.
U moet zelf de volgende systemen en
gegevens resetten (raadpleeg hiervoor de
desbetreffende rubrieken):
-
d
e sequentiële ruitbediening,
-
d
e datum en de tijd,
-
d
e instellingen van de autoradio of van het
ingebouwde navigatiesysteem.
Controleer of er na het aanzetten van
het contact geen foutmeldingen worden
weergegeven of waarschuwingslampjes
blijven branden.
Mochten er zich na deze handelingen
kleine storingen blijven voordoen,
raadpleeg dan het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
F
P
laats de geopende accupoolklem E op de
pluspool (+) van de accu.
F
D
ruk verticaal op de accupoolklem om
deze goed tegen de accu aan te drukken.
F
Z
et de accupoolklem vast door de hendel D
omlaag te bewegen.
Weer aansluiten
van de (+) klem De (+) klem loskoppelen
F Trek de hendel D zo ver mogelijk omhoog
om de accupoolklem E te ontgrendelen.
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Praktische informatie
Page 264 of 436

DS4_nl_Chap09_info-pratiques_ed03-2015
Een aantal functies is niet beschikbaar
als de laadtoestand van de accu
onvoldoende is.Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde
ruimte, ver van open vuur of vonken
veroorzakende bronnen, om elk risico
van brand- of explosiegevaar uit te
sluiten.
Probeer niet een bevroren accu
op te laden: de accu moet eerst
worden ontdooid om explosiegevaar
uit te sluiten. Als de accu bevroren
is geweest, laat deze dan eerst
controleren, voordat u hem laat
opladen door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Zij controleren of de inwendige
componenten zijn beschadigd en of de
behuizing scheuren vertoont, waardoor
giftige en corrosie-veroorzakende
accuzuren zouden kunnen weglekken.
Keer de polariteiten niet om en gebruik
uitluitend een 12-volt accu.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de
accupoolklemmen los te nemen.
Was uw handen als de
werkzaamheden beëindigd zijn.
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan een
maand buiten gebruik is. Accu's bevatten schadelijke stoffen,
zoals zwavelzuur en lood. Accu's moeten
volgens de wettelijke voorschriften
worden afgevoerd en mogen in geen
geval bij het huisvuil terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij
een speciaal afvalstoffendepot. Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.