DS4_nl_Chap01_controle-de-marche_ed03-2015
Onderhoudsindicator resetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Als u zelf de onderhoudsbeurt aan uw auto
hebt uitgevoerd:
F
zet
het contact af,
F
d
ruk op de resetknop van de dagteller
".../000" en houd deze ingedrukt,
F
z
et het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
F
l
aat de knop los als het display "=0"
aangeeft en de sleutel verdwijnt. Resetten is niet mogelijk als de
onderhoudsinformatie wordt opgevraagd.
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal
5
minuten. Het op 0 zetten van de
onderhoudsintervalindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
Opnieuw weergeven van
de onderhoudsinformatie
(instrumentenpaneel type 2)
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
F
D
ruk kort op de knop voor de nulstelling
van de dagteller ".../000".
D
e onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven op de middelste
display van het instrumentenpaneel type 2.
55
DS4_nl_Chap01_controle-de-marche_ed03-2015
Touchscreen
Weergave van de informatie
Permanente weergave:Tijdelijke weergave in een specifiek venster:
F
D
ruk op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar om de informatie
te bekijken en de verschillende tabbladen
weer te geven.
Actuele informatie:
-
actieradius,
-
hui
dig brandstofverbruik,
-
d
e teller van het Stop & Start-systeem.
Traject "1" :
-
af
gelegde afstand,
-
g
emiddeld brandstofverbruik,
-
g
emiddelde snelheid,
v
oor het eerste traject.
Traject "2" :
-
af
gelegde afstand,
-
g
emiddeld brandstofverbruik,
-
g
emiddelde snelheid,
v
oor het tweede traject.
Traject resetten
F Selecteer het menu " Rijden ".
De informatie van de boordcomputer wordt
weergegeven op de hoofdpagina van het menu.
F
D
ruk op een van de toetsen om het
gewenste tabblad te bekijken. F
D
ruk, zodra het gewenste
traject wordt weergegeven,
op de toets voor het resetten
of houd het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar enige
tijd ingedrukt.
De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk
en hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden
voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor
een maandelijks verbruik.
1.
"
Actueel ".
2.
" T
raject 1 ".
3.
"
Traject 2 ".
4.
" 0
0.0
/ Reset ".
Controle tijdens het rijden
71
DS4_nl_Chap02_ouvertures_ed03-2015
Storing in en resetten van
de afstandsbediening
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als
de storing niet is verholpen.
Na het losnemen en weer aansluiten van de
accukabels, het vervangen van de batterij
van de afstandsbediening of een storing in de
afstandsbediening kan de auto niet meer met
de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld
en gelokaliseerd worden.
F
S
teek de noodsleutel (geïntegreerd in de
afstandsbediening) in het slot om de auto
te ontgrendelen. F
O
pen het deksel van de armleuning vóór.
● Til de bekleding op aan de lip en ver wijder
de
bekleding.
● Plaats de elektronische sleutel in de lezer.
F
Z
et het contact aan door op de knop
" START/STOP " te drukken.
De elektronische sleutel werkt nu weer.
Vergeet niet, nadat u de geresette
elektronische sleutel uit de lezer hebt
genomen, de bekleding terug te leggen op de
bodem van de armleuning.
Toegang tot de auto
DS4_nl_Chap02_ouvertures_ed03-2015
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze gedeeltelijk weer
open.
Resetten
Als een ruit niet automatisch kan worden
gesloten, moet de ruitbediening worden
gereset:
F
t
rek de schakelaar omhoog tot de ruit stopt
met bewegen,
F
l
aat de schakelaar los en trek hem opnieuw
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten,
F
h
oud de schakelaar na het sluiten nog
ongeveer 1
seconde vast,
F
d
ruk op de schakelaar om de ruit
automatisch te openen,
F
d
ruk als de ruit volledig is geopend
nogmaals op de schakelaar en houd deze
nog ongeveer 1
seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld.
Als de ruit (bijvoorbeeld bij vorst) niet
wil sluiten, voer dan als de ruit weer
opent het volgende uit:
F
d
ruk op de schakelaar tot de ruit
volledig is geopend,
F
t
rek vervolgens direct de
schakelaar omhoog tot de ruit
volledig is gesloten,
F
h
oud de schakelaar na het sluiten
nog ongeveer 1
seconde vast.
Tijdens deze handelingen is
de beveiliging tegen beknellen
uitgeschakeld. Als er tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet u de ruit meteen
weer openen. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Als u als bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, zorg er dan
voor dat niets het correcte sluiten van
de ruit verhindert.
Zorg ervoor dat de passagiers op de
juiste manier gebruik maken van de
elektrische ruitbediening.
Houd met name kinderen goed in de
gaten om te voorkomen dat ze zich
tijdens het bedienen van de ruit kunnen
bezeren.
Let op inzittenden en/of personen in de
buurt van de auto tijdens het sluiten van
de ruiten met de elektronische sleutel of
het "Keyless entry and start"-systeem.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs
voor een korte duur, altijd de sleutel uit
het contact.
DS4_nl_Chap09_info-pratiques_ed03-2015
F Activeer de compressor door de schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot
de bandenspanning 2,0
bar bedraagt.
H
et afdichtmiddel wordt onder druk in
de band gespoten; neem gedurende
deze handeling de slang niet los van de
aansluiting (kans op spatten). F
V er wijder de set en draai de dop van de
witte slang vast.
Z
org ervoor dat restanten van de vloeistof
niet op of in de auto terecht kunnen komen.
Houd de set binnen handbereik.
F
M
aak direct een rit van ongeveer vijf
kilometer met matige snelheid (tussen
20
en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het
lek kan dichten.
F
Z
et de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
Schakel de compressor niet in voordat
de witte slang is aangesloten op het
ventiel van de band: het afdichtmiddel
wordt anders buiten de band gespoten.
Controlesysteem bandenspanning
Als uw auto is uitgerust met
een controlesysteem voor de
bandenspanning, zal het verklikkerlampje
voor te lage bandenspanning na
het repareren van een wiel blijven
branden tot u het systeem laat resetten
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als na vijf tot zeven minuten de
gewenste bandenspanning niet is
bereikt, is de band niet te repareren
met de bandenreparatieset; neem
contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om u
verder te helpen.
261
DS4_nl_Chap09_info-pratiques_ed03-2015
Laden met behulp van een
acculader
F Maak de accupoolklemmen los.
F V olg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
F
S
luit de accukabels weer aan, te beginnen
met de (-) kabel.
F
C
ontroleer of de accupolen en de klemmen
schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een
(witte of groene) oxidatielaag, neem dan
de accukabels los en reinig de polen en
klemmen. Bij auto's met het Stop & Start-systeem
hoeven de accukabels tijdens het
opladen niet losgenomen te worden.
Resetten na het weer
aansluiten
Zet, nadat de accu weer is aangesloten, het
contact aan en wacht minimaal één minuut
alvorens de motor te starten: de elektronische
systemen van de auto worden in die tijd gereset.
U moet zelf de volgende systemen en
gegevens resetten (raadpleeg hiervoor de
desbetreffende rubrieken):
-
d
e sequentiële ruitbediening,
-
d
e datum en de tijd,
-
d
e instellingen van de autoradio of van het
ingebouwde navigatiesysteem.
Controleer of er na het aanzetten van
het contact geen foutmeldingen worden
weergegeven of waarschuwingslampjes
blijven branden.
Mochten er zich na deze handelingen
kleine storingen blijven voordoen,
raadpleeg dan het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
F
P
laats de geopende accupoolklem E op de
pluspool (+) van de accu.
F
D
ruk verticaal op de accupoolklem om
deze goed tegen de accu aan te drukken.
F
Z
et de accupoolklem vast door de hendel D
omlaag te bewegen.
Weer aansluiten
van de (+) klem De (+) klem loskoppelen
F Trek de hendel D zo ver mogelijk omhoog
om de accupoolklem E te ontgrendelen.
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Praktische informatie
1
1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
365
DS4_nl_Chap12c_SMEGplus_ed03-2015
Niveau 1Niveau 2 Aanwijzingen
Internetdiensten
Secundaire pagina Bluetooth
Verbinding Zoeken
Het zoeken naar een te verbinden extern
apparaat starten.
Verbinden / Loskoppelen De Bluetooth-verbinding van een geselecteerd
extern apparaat tot stand brengen of beëindigen.
Bijwerken De contacten van de geselecteerde telefoon
importeren om ze op te slaan in de autoradio.
Verwijderen De geselecteerde telefoon verwijderen.
Bevestigen De instellingen opslaan.
Internetdiensten
Secundaire pagina Internetsnelheid Reset
De teller van het gegevensverbruik resetten en
vervolgens bevestigen.
Bevestigen
Internetdiensten
Secundaire pagina Wifi-verbinding Alle
Alle Wifii-netwerken weergeven.
Beveiligd Beveiligde Wifii-netwerken weergeven.
Opgeslagen Geselecteerd(e) Wifi-netwerk(en) opslaan.
Toevoegen Een nieuw wifi-netwerk toevoegen.
On /Off Een wifii-netwerk activeren of deactiveren.
Verbinden Een door het systeem gevonden wifi-netwerk
selecteren en hiermee verbinding maken.
Audio en telematica
423
DS4_nl_Chap13_index-alpha_ed03-2015
CD MP3 ........................................35 0, 399 , 400
CD-/MP3 -speler ..........................350, 399 , 400
Centrale vergrendeling
.......................62, 67, 73
CHECK
................
...................................... 19, 39
Citroën Noodoproep gelocaliseerd
..............318
Claxon
........................................................... 167
Configuratie van de auto
....................20, 43 , 49
Contact
.................................................. 188, 191
Contact aangezet
.......................................... 191
Controlelampjes
...............................
...21 , 30 , 34
Controlelampjes (status)
.................................31
Controles
............................... 285, 286 , 291, 293 Eco-modus
....................................................263
Eco-rijden (adviezen)
......................................14
Electronic Brake Force Distribution (EBD)
...168
Electronic Stability Program (ESC)
..............16
9
Elektrisch verstelbare stoelen
........................87
Elektronische sleutel
................... 66,
67, 69 , 19 0
D E
H
Follow-me-home-verlichting .................131, 132
Frequentie (radio) .................................. 346, 3 47
Functie snelweg (richtingaanwijzers)
........... 16
6
F
G
Geheugen instellingen bestuurder .................90
Gereedschap ................................................ 23
5
Gewichten
............................................. 306, 310
Gewichten, overzicht
............................306, 310
Gordelverstelling
.................................... 171, 172
Grootlicht
....................................... 128, 245 , 247
DAB (Digital Audio Broadcasting) -
Digitale radio ....................... 348, 349, 397, 398
Dagrijverlichting
............................
129, 245 , 248
Dagteller
..........................................................
40
Dagteller resetten
...........................................
40
Dashboardkastje
...............................
.............
111
Dashboardverlichting
...................................... 41
D
ashboardverlichting (dimmer) ..........
18,
19
, 41
Datum instellen
......................................... 43, 51
Diesel
...................................................... 32, 281
Dieselmotor
........................... 281, 283 , 286 , 310
Digitale radio - DAB (Digital Audio Broadcasting) ...............348, 349
Dimlicht
......................................... 12
8 , 245 , 247
Display instrumentenpaneel
............. 18, 19 , 205
Dodehoekdetectie
......................................... 2
13
Dynamische noodrem
................................... 192 Haken
............................................................
12 2
Halogeenlampen
...........................................
245
Handrem
...............................................
198, 293
Handrem, elektrisch bediend
................. 24,
192
Handsfree set
................................
378, 379 , 404
Het opslaan van de snelheid ..................
49, 216
Hill Start Assist
...............................
...............
204
Hoedenplank
.................................................
12 2
Hoofdsteunen achter
...................................... 91
H
oofdsteunen verstellen
.................................
88
Hoofdsteunen vóór .......................................... 88
Hulpoproep
............................................ 16
7
, 318
Hulpoproep gelokaliseerd
............................. 31
8
Identificatiegegevens
....................................
315
Identificatie (stickers)
.................................... 3
15
Indeling achter
..............................................
120
Instapverlichting
............................................ 13
3
Instellen van de uitrustingen
...............
20, 43 , 49
Instellingen (Menu's) ....................
354, 356 , 358
Instellingen van het systeem ........................3
61
Instrumentenpanelen
...........................18 -20, 39
Intelligente tractiecontrole
............................169
Interieurfilter
..................................................291
Interieurfilter (vervangen)
.............................291
Interieurindeling
..................................... 11
0, 111
Interieur ontgrendelen
....................................73
Interieurverlichting
................................142, 143
I
Trefwoordenregister