Page 9 of 328
7
koplampverstelling 115
Lichtschakelaar
108-114
Automatische verlichting
1
12
ri
chtingaanwijzers
124
Zekeringen dashboard
1
91-195
el
ektronisch gestuurde
versnellingsbak
85-88
ru
itenwisserschakelaar
117-120
bo
ordcomputer
35-36
sn
elheidsbegrenzer
93-95
s
nelheidsregelaar
96-98
s
nelheden opslaan
9
9
on
twasemen/ontdooien voor
7
5
on
twasemen/ontdooien achterruit
6
8
Centrale vergrendeling
4
3
Park Assist 10 3 -107esP
129 -131
Alarmknipperlichten
1
24
Instrumentenpaneel
11
Verklikkerlampjes
12-23
ond
erhoudsindicator
24-26
Motorolieniveaumeter
27
sc
hakelindicator
84
ki
lometertellers
37
s
tuurwiel verstellen
5
6
Cla xon
12
5
Cockpit (vervolg)
Motor starten - afzetten 79 - 81
.
overzicht
Page 10 of 328
8
brandstoftank leeg (diesel) 1 60
Adblu e®-additief en sCr- systeem
(bl
ueHDi- diesel) 161-168
onderhoud - Gegevens
niveaus controleren 2 19-222
- olie
-
remvloeistof
-
koelvloeistof
-
ruitensproeiervloeistof
-
b
randstofadditief (diesel
met roetfilter)
Controles
223-224
-
accu
-
luchtfilter/interieurfilter
-
oliefilter
-
r
oetfilter (diesel)
-
remblokken/-schijven
Lampen vervangen
1
83-190
-
l
ampen vóór
-
l
ampen achter
-
binnenverlichting Afmetingen
2
29
Identificatie
230
Gewichten (benzine)
2
26
Gewichten (diesel)
2
28
Motorkapontgrendeling
2
19
on
der de motorkap (benzine)
2
17
on
der de motorkap (diesel)
2
18
ben
zinemotoren
225
Dieselmotoren
227
12V-accu
198-201
sp
aar fase accu, eco-mode
2
02
Zekeringen motorruimte
19
1-192, 19 6 -197
overzicht
Page 11 of 328

9
C4-cactus_nl_Chap00c_eco-conduite_ed02-2014
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak,
rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in
en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling.
De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die
het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen,
open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te
schakelen.
sl
uit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters
geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen
beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.).
Zet om energie te besparen de temperatuur van de airconditioning niet te laag.
sc
hakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt
(behalve als de automatische regeling is geselecteerd).
sc
hakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn.
sc
hakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
schakel de verlichting en het mistachterlicht uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op
als u rijdt.
sl
uit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-
speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
ko
ppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de Co2-uitstoot van uw auto verminderen.
Als uw auto is voorzien van een elektronisch gestuurde
versnellingsbak, trap dan het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de
C o
2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van
ongeveer 40
km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
.
Eco-rijden
Page 12 of 328

10
C4-cactus_nl_Chap00c_eco-conduite_ed02-2014
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste
voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
be
perk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal,
fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een
dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door
zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u
daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de
portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oor een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen
van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter,
luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan
het in het garantie- en onderhoudsboekje voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan;
zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
u
zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
Eco-rijden
Page 13 of 328
11
C4-cactus_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2014
Instrumentenpaneel
1. onderhoudsindicator en vervolgens kilometerteller (km of miles).
D
eze functies worden achtereenvolgend
weergegeven na het aanzetten van het
contact.
2.
A
anwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer. 3. D
igitale snelheidsmeter (km/h of mph).
4. I nformatie met betrekking tot de
elektronisch gestuurde versnellingsbak.
Displays
5. schakelindicator. 6. Motorolieniveaumeter.
7.
br
andstofniveaumeter.
1
Controle tijdens het rijden
Page 14 of 328

12
Verklikkerlampjes
Aan de manier van oplichten in
combinatie met de werkingsfase van
de auto valt af te lezen of er sprake is
van een normale situatie of een storing.
bi
j een storing kan het lampje gaan
branden in combinatie met een melding.
ra
adpleeg de volgende tabellen voor
meer informatie.
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder
in het geval van een storing (waarschuwingslampje).Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
bepaalde waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel enkele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als een lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden de rubriek die betrekking
heeft op dat lampje.
Bijbehorende waarschuwingen
sommige verklikkerlampjes kunnen gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal
en een melding.
Verklikkerlampjes kunnen permanent branden
of knipperen.
Als het contact wordt aangezet, wordt
de weergave van de functies op het
instrumentenpaneel op een dynamische
en geleidelijke manier geactiveerd.
Deze werking is normaal.
Controle tijdens het rijden
Page 15 of 328

13
C4-cactus_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2014
Controlelampjes ingeschakelde functies
De volgende controlelampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.Richtingaanwijzer
links knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Parkeerlichten permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten".
Dimlicht permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
" D imlic ht ".
Grootlicht permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt.
tr
ek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen
naar dimlicht.
Mistlampen vóór permanent. De mistlampen vóór zijn ingeschakeld
met de ring van de lichtschakelaar. Draai de ring van de lichtschakelaar twee standen
naar achteren om de mistlampen vóór uit te
schakelen.
ra
adpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar de desbetreffende rubriek.
Controlelampje
StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
1
Controle tijdens het rijden
Page 16 of 328
14
Mistachterlichtpermanent. Het mistachterlicht is ingeschakeld
met de ring van de lichtschakelaar. Draai de ring van de lichtschakelaar naar achteren om
het mistachterlicht uit te schakelen.
Voorgloeien
dieselmotor permanent.
De sleutel staat in de tweede stand
(contact) van het contactslot. Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat.
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden (in extreme gevallen
30
seconden).
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af.
Zet het contact dan weer aan en wacht opnieuw tot
het lampje uitgaat voordat u de motor start.
Handrem permanent. De handrem is aangetrokken of niet
goed vrijgezet. Zet de handrem vrij zodat het verklikkerlampje uitgaat;
trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
ra
adpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de handrem.
Controlelampje
StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Controle tijdens het rijden