.
richtingaanwijzers 124
Alarmknipperlichten
124
Cla xon
125
u
rgence-oproep of Assistance-oproep
1
25
ban
denspanningscontrolesysteem
1
26
esP
-systeem 129
Veiligheidsgordels
132
Airbags
135
Veiligheid
kinderzitjes 1 41
ui
tschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
144
I
soF
IX-kinderzitjes
150
i-
siz
e-kinderzitjes
1
53
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
55
Veilig vervoeren van kinderen
ond
erhoud
brandstoftank 156
Vulpistoolrestrictie (diesel)
1
58
br
andstoftank leeg (Diesel)
1
60
Additief Ad
blu
e
® en sCr-
systeem (bl
ueHDi-dieselmotor) 1 61
ba
ndenreparatieset
169
Wiel verwisselen
1
76
sne
euwkettingen
1
82
een
lamp vervangen
1
83
Zekering vervangen
1
91
12V-accu
198
e
co-mode
202
Wisserbladen vervangen
2
03
sl
epen
2
04
tr
ekken van een aanhanger
2
06
Allesdragers
208
sne
euwschermen
210
AI
rb
u
MP
®-stootlijsten 211
Accessoires
212
ond
erhoudstips
2
14
Praktische informatiete chnische gegevens
urgence-oproep of Assistance-oproep 231
7
inch t
o
uchscreen
2
33
Audio en datacommunicatie
tre
fwoordenregister
Motorkap 216
ben
zinemotoren
217
Dieselmotoren
218
niv
eaus controleren
2
19
Controles
223
ben
zinemotoren
225
Gewichten (benzine)
2
26
Dieselmotoren
227
Gewichten (diesel)
2
28
Afmetingen
229
Identificatie 230
Inhoudsopgave
5
Indeling bagageruimte 75-76
- hoedenplank
-
haak
-
opbergbak
-
b
agagenet (accessoire)
-
b
evestigingsogen bagagenet
bag
ageruimteverlichting
123
Gevarendriehoek
77
Ad
blu
e
®-reser voir 16 1-168
Interieur
Achterportierruiten 48
Mechanisch kinderslot
1
55
Achterbank
52-53
Airbags
135-140
ru
itbediening vóór, elektrisch
4
7
uit
schakeling airbag vóór
passagierszijde
1
36, 143-146
Veiligheidsgordels
132-134
ki
nder zitjes
14
1-149, 15 4
I
soF
IX-kinderzitjes
150-152
i-
siz
e-kinderzitjes
153Voorstoelen
49-50
st
oelverwarming
51
Indeling interieur
6
9-73
-
zonneklep
-
dashboardkastje
-
12V-accessoireaansluiting
-
u
sb
-
aansluiting(en)/
ja
ck-
aansluiting
- mi ddenarmsteun vóór
-
kledinghaken
Matten
7
4
.
overzicht
15
C4-cactus_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2014
Automatische
ruitenwisserspermanent.
De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewogen. De automatische stand van de ruitenwissers vóór is
geactiveerd.
be
weeg om de automatische stand van de
ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet
de hendel in een andere stand.
Stop & Star t permanent.
Het stop & st art-systeem heeft de motor
in de stoP -stand gezet (verkeerslicht,
stopbord, opstopping, enz.).Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch
gestart als u wilt wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat
dan uit. De
sto
P
-stand is nu niet
beschikbaar.
of
De motor wordt automatisch in de
stAr
t
-
stand gezet.
ra
adpleeg voor meer informatie over de
bijzonderheden van de
sto
P
- en st
Ar
t
-
stand de
rubriek "
s
top & s
t
art".
Controlelampje
StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Airbag
voorpassagie rpermanent.
De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "ON".
De passagiersairbag is ingeschakeld.
Plaats in dit geval geen kinderzitje
met de "rug in de rijrichting". Zet de schakelaar in de stand "
OFF" om de
passagiersairbag uit te schakelen.
u
kunt nu een kinderzitje plaatsen met de "rug in de
rijrichting", behalve in het geval van een storing in de
airbags (als het waarschuwingslampje Airbags brandt).
1
Controle tijdens het rijden
16
Airbag
voorpassagier permanent.
De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "OFF".
De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
u
kunt een kinderzitje met de "rug
in de rijrichting" plaatsen, behalve
in het geval van een storing in het
airbagsysteem (verklikkerlampje
airbags brandt). Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de airbag vóór
aan passagierszijde in te schakelen.
be
vestig in dit geval op deze zitplaats een kinderzitje
met de rug in de rijrichting.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
( CDS/ASR )permanent. De toets is ingedrukt en het
verklikkerlampje brandt.
De functie CD
s/
A
s
r is
uitgeschakeld.
CD
s
:
dynamische stabiliteitscontrole.
A
s
r
:
antislipregeling. Druk op de toets om de functie CDs/
As r in te
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie CD
s/
A
s
r wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
na u
itschakelen van het systeem wordt het
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden
hoger dan ongeveer 50
km/h.
ra
adpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de functie CD
s/
A
s
r
.
C
ontrolelampje
StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.so
ms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding.
Controle tijdens het rijden
21
C4-cactus_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2014
Laag
brandstofniveaupermanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding. Als het lampje gaat branden zit er
nog ongeveer 5
liter brandstof in
de tank.
Vanaf dit moment worden de
laatste liters brandstof in de tank
aangesproken. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u
met een lege tank strandt.
Zolang er niet voldoende brandstof is bijgetankt, gaat
dit lampje elke keer dat het contact wordt aangezet
opnieuw branden in combinatie met het geluidssignaal
en de melding.
Dit geluidssignaal en deze melding worden met een
toenemende frequentie herhaald naarmate het niveau
daalt en dichter bij de "0" komt.
Inhoud brandstoftank:
-
b
e
nzine: ongeveer 50 liter.
-
D
iesel: ongeveer 45 of 50 liter (volgens
uitvoering).
ri
jd nooit door tot de tank helemaal leeg is,
omdat anders het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd kunnen raken.
Autogordel(s)
niet vastgemaakt
of weer
losgemaakt permanent
of knippert in
combinatie met een
geluidssignaal.
ee
n van de autogordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt.
tr
ek aan de gordel en klik de gesp vast in de
gesphouder.
Airbags tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele
seconden en dooft als het contact
wordt aangezet. Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
ra
adpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent.
er i
s een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat dit controleren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Controlelampje
StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
1
Controle tijdens het rijden
71
C4-cactus_nl_Chap04_amenagements_ed02-2014
Dashboardkastje
Zonneklep
De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij
worden geklapt.
De zonneklep aan de bestuurderszijde is
voorzien van een make-upspiegel met klep en
een kaarthouder (of tickethouder). In het dashboardkastje kunnen een fles
mineraalwater, de boorddocumentatie enz.
worden opgeborgen.
F
ti l, wanneer u een accessoire van
12
V (maximaal vermogen: 120 W) wilt
aansluiten, het deksel op en sluit een
geschikte adapter aan.
12V-aansluiting
F beweeg de klep omhoog om het dashboardkastje te openen.
ne
em het maximale vermogen
van de aansluiting in acht (kans op
beschadiging van uw accessoire).
In het dashboardkastje bevinden zich
een
j
A
C
k-
aansluiting, een usb
-
a
ansluiting (volgens uitvoering) en de
schakelaar voor het uitschakelen van
de airbag aan passagierszijde.
4
Voorzieningen
133
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Als de wagensnelheid hoger is
dan 20 km/h, knippert (knipperen)
het pictogram (de pictogrammen)
gedurende twee minuten in
combinatie met een geluidssignaal.
na d
eze 2 minuten blijft (blijven)
het pictogram (de pictogrammen)
branden zolang de bestuurder of
voorpassagier zijn gordel niet heeft
vastgemaakt.
Pictogram(men)
veiligheidsgordel(s)
losgemaakt/niet vastgemaakt Pictogram(men)
veiligheidsgordel(s) vóór
bij het aanzetten van het contact gaat het
pictogram
1
o p het instrumentenpaneel
en de desbetreffende pictogrammen
( 2
e
n 3) op het pictogrammendisplay
van de veiligheidsgordels en airbag vóór
aan passagierszijde rood branden als de
bestuurder en/of de voorpassagier zijn
gordel niet heeft vastgemaakt of weer
heeft losgemaakt.
1. Pictogram veiligheidsgordels vóór losgemaakt/niet vastgemaakt, op het
instrumentenpaneel.
2.
P
ictogram veiligheidsgordel links voor.
3.
P
ictogram veiligheidsgordel rechts voor.
4.
P
ictogram veiligheidsgordel rechts achter.
5.
P
ictogram veiligheidsgordel midden achter.
6.
P
ictogram veiligheidsgordel links achter.
Pictogram(men)
veiligheidsgordel(s) achter
Het desbetreffende pictogram
(4
t /m 6 ) op het pictogrammendisplay
van de veiligheidsgordels en de
airbag vóór aan passagierszijde
gaat rood branden als een van de
achterpassagiers zijn gordel heeft
losgemaakt.
7
Veiligheid
134
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. u kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1 ,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
ra
adpleeg voor meer informatie de rubriek
"
kin
derzitjes".
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd
door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor
de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
re
inig de veiligheidsgordels met zeepsop
of een reinigingsmiddel voor textiel,
verkrijgbaar bij het CI
t
ro
Ën-
netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Veiligheid