Page 17 of 352
.
15
In één oogopslag
Gewenste werking
Verwarming of handbediende airconditioning
LuchtverdelingLuchtopbrengstLuchtrecirculatie/ toevoer van buitenluchtTemperatuurHandbediende airconditioning
WARM
KOUD
ONT WASEMEN ONTDOOIEN
Ventilatie
Automatische airconditioning: het is raadzaam de volautomatische werking te selecteren met de toets "AUTO" .
Aanbevolen instellingen
Page 18 of 352
16
In één oogopslag
Controle tijdens het rijden
Wanneer u het contact aanzet, slaan alle meters uit en keren vervolgens terug naar de '0"-stand. A. Als het contact wordt aangezet, moet de meter het resterende brandstofniveau weergeven. B. Bij draaiende motor moet het verklikkerlampje laag brandstofniveau uitgaan.
Instrumentenpaneel
1. Als het contact wordt aangezet, gaan de oranje en rode waarschuwingslampjes branden. 2. Bij draaiende motor moeten deze lampjes weer uitgaan. Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er lampjes blijven branden.
Verklikkerlampjes
23
C. Als het contact wordt aangezet, wordt op het display van het instrumentenpaneel het motorolieniveau weergegeven. Ga indien nodig tanken of vul olie bij.
37
Page 19 of 352
.
17
In één oogopslag
Veiligheid voor alle inzittenden
1. Open het dashboardkastje. 2. Steek de sleutel in de schakelaar. 3. Selecteer de stand: "ON" (inschakelen) wanneer een passagier op de voorstoel zit of een kinderzitje voor vervoer met het gezicht in de rijrichting is bevestigd, "OFF" (uitschakelen) wanneer een kinderzitje voor vervoer met de rug in de rijrichting is bevestigd. 4. Ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Airbag voorpassagier
176
A. Verklikkerlampje niet-vastgemaakte/losgemaakte veiligheidsgordels voor
Veiligheidsgordels voor en
frontairbag aan passagierszijde
176
B. Verklikkerlampje storing van één van de airbags. C. Verklikkerlampje ingeschakelde frontairbag aan passagierszijde.
173
Page 20 of 352

18
In één oogopslag
Onder het rijden
Stop & Start-systeem
Overgang naar de STOP-stand van de motor
121
Het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel gaat branden en de motor komt in de standby-
stand. Trap bij auto's met een 2Tronic versnellingsbak bij een snelheid lager dan 6 km/h het rempedaal in of zet de selectiehendel in de stand N .
Overgang naar de START-stand van de motor
Uit-/inschakelen
U kunt deze functie op elk willekeurig moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"in te drukken; het verklikkerlampje in de schakelaar gaat branden.
122
122
Het systeem wordt automatisch opnieuw ingeschakeld zodra u het contact weer aanzet.
Zet tijdens het tanken en als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren, altijd het contact af en neem de sleutel uit het contactslot.
Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en de motor wordt gestart. Bij auto's met een 2Tronic versnellingsbak :
- laat het rempedaal los als de selectiehendel in de stand A of M staat, - of zet de selectiehendel in de stand Aof M als deze in de stand N staat en het rempedaal niet ingetrapt is, - of schakel de achteruitversnelling in.
Onder bepaalde omstandigheden is de STOP-stand niet beschikbaar; het verklikkerlampje "ECO" knippert enkele seconden en gaat dan uit.
Onder bepaalde omstandigheden wordt de START-stand automatisch geactiveerd; het verklikkerlampje "ECO" knippert enkele seconden en gaat dan uit.
Page 21 of 352

.
19
In één oogopslag
Onder het rijden
1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Onderbreken/hervatten van de snelheidsbegrenzing (pause). 5. Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer.
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
128
1. Selecteren van de snelheidsregelaar. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Onderbreken/hervatten van de snelheidsregeling (pause). 5. Uitschakelen van de snelheidsregelaar.
Snelheidsregelaar
"CRUISE"
130
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is ingeschakeld, verschijnen de instellingen van het systeem op het instrumentenpaneel.
Weergave op het instrumentenpaneel
Snelheidsregelaar
Snelheidsbegrenzer
Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor. Het instellen van een snelheid en het activeren van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij een rijsnelheid hoger dan 40 km/h, vanaf de 4e versnelling bij een handgeschakelde versnellingsbak (2e bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een automatische transmissie).
Page 22 of 352

20
Maak optimaal gebruik van
de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling. Volg de aanwijzingen van de schakelindicator (indien aanwezig) die op het instrumentenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een automatische versnellingsbak of een elektronische gestuurde versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in de stand Drive "D"of Auto "A" (afhankelijk van het type versnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen. Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.). Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning). Schakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken. Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Eco-rijden Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Page 23 of 352

.
21
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld
op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde. Controleer de bandenspanning met name: - voor een lange rit, - bij de wisseling van de seizoenen, - als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt. Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter en luchtfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.
Page 24 of 352

22
Controle tijdens het rijden
508_nl_Chap01_controle de marche_ed01-2014
Instrumentenpaneel benzine - diesel
1. Toerenteller (x 1000 t /min of rpm), schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). 2. Motorolietemperatuurmeter. 3. Brandstofniveaumeter. 4. Koelvloeistoftemperatuurmeter. 5. Snelheidsmeter (km/h of mph). 6. Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer. 7. Opschakelindicator (handgeschakelde versnellingsbak) of weergave positie selectiehendel (gestuurde
A. Dimmer verlichting. B. Weergave logboek waarschuwingsmeldingen. Informatie over het onderhoud. C. Resetten van de dagteller.
handgeschakelde versnellingsbak of automatische transmissie). 8. Display: waarschuwingsmeldingen, meldingen over de status van functies, boordcomputer. 9. Dagteller (km of miles). 10. Automatische ruitenwissers Onderhoudsindicator
(km of miles) vervolgens, kilometerteller. Beide functies worden achtereenvolgend weergegeven na het aanzetten van het contact.
Meters en displays Bedieningstoetsen