Page 137 of 352

4
135
Rijden
508_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Werking
U hebt een beschikbare parkeerplek ontdekt: Schakel een versnelling in (handgeschakelde versnellingsbak) of zet de selectiehendel in de stand A (gestuurde handgeschakelde versnellingsbak) of de stand D (automatische transmissie). Druk op de schakelaar A om de functie te selecteren. Schakel de richtingaanwijzer aan de zijde van de parkeerplaats in; er verschijnt een melding en het verklikkerlampje knippert ter bevestiging van het meten. Rij langs de parkeerplaats met een snelheid van minder dan 20 km/h, en bereid u voor op het inparkeren. Zodra het systeem klaar is met het meten, geeft het de moeilijkheidsgraad voor het inparkeren aan met een melding op het display van het instrumentenpaneel, in combinatie met een geluidssignaal.
De functie kan de volgende meldingen weergeven:
Inparkeren mogelijk
Inparkeren moeilijk
Inparkeren afgeraden
Als de zijdelingse afstand tussen uw auto en de parkeerplek te groot is, bestaat de kans dat het systeem geen meting uitvoert.
De functie blijft na elke meting beschikbaar, zodat u meerdere parkeerplaatsen achter elkaar kunt laten opmeten. Let er bij slecht weer en in de winter op dat de sensoren niet vervuild, bevroren of met sneeuw bedekt zijn. De intelligente parkeerhulp schakelt de parkeerhulp aan de voorzijde tijdens het meten uit, zolang de auto vooruit rijdt. Laat het systeem bij een storing controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld: - bij het inschakelen van de achteruitversnelling, - bij het afzetten van het contact, - als geen meting nodig is, - vijf minuten na het selecteren van de functie, - als gedurende langer dan een minuut met meer dan 70 km/h wordt gereden.
Page 138 of 352

136Zicht
Lichtschakelaar Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting en signalering van de auto selecteren en inschakelen.
Hoofdverlichting
Uw auto is voorzien van verschillende verlichtingsfuncties: - parkeerlicht: om gezien te worden, - dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden, - grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen zonder ander verkeer, - meedraaiende koplampen: voor een optimaal zicht in bochten.
Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende verlichting voor specifieke rijomstandigheden: - mistachterlichten: voor een optimale zichtbaarheid van achteren bij mist,
- mistlampen vóór: voor extra zicht bij mist en voor een optimale verlichting van kruispunten en tijdens parkeermanoeuvres, - dagrijverlichting: voor een betere zichtbaarheid van uw auto overdag.
Automatische functies
Het verlichtingssysteem van uw auto heeft verschillende extra automatische functies die afzonderlijk kunnen worden ingesteld: - follow me home-verlichting, - meedraaiende koplampen, - instapverlichting, - dagrijverlichting, - automatische verlichting, - "Grootlichtassistent".
Page 139 of 352
5
137
Zicht
Uitvoering zonder automatische inschakeling
Uitvoering met automatische inschakeling
Ring voor de selectie van de stand van de hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.
Lichten uit.
Automatische verlichting.
Alleen parkeerlicht. .
Dimlicht of grootlicht. Grootlichtschakelaar
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u toe te trekken.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Page 140 of 352

138
Zicht
Ring voor de selectie van de mistverlichting
De mistverlichting werkt in combinatie met het dimlicht en het grootlicht.
Mistlampen vóór en mistachterlichten
Verdraai de ring: één stand naar voren om de mistlampen vóór in te schakelen, twee standen naar voren om de mistachterlichten in te schakelen, één stand naar achteren om de mistachterlichten uit te schakelen, twee standen naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de parkeerlichten branden. Draai de ring naar achteren om de mistverlichting uit te schakelen. De parkeerlichten worden dan ook uitgeschakeld.
Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en de mistachterlichten verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Gebruik de mistlampen vóór en de mistachterlichten uitsluitend bij mist of sneeuwval. Onder deze weersomstandigheden dient u de mistlampen en het dimlicht handmatig in te schakelen, omdat de lichtsensor voldoende licht kan waarnemen. Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn.
Page 141 of 352

5
139
Zicht
Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, de verlichting handmatig is ingeschakeld en een van de voorportieren wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt. Het geluidssignaal stopt zodra de verlichting wordt uitgeschakeld. Als de dimlichten bij afgezet contact blijven branden, gaat de auto over in de ECO -mode om het ontladen van de accu te voorkomen.
Onder bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de koplampen.
Verlichting overdag is verplicht in sommige landen: deze wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart zodat de auto overdag beter zichtbaar is voor de overige weggebruikers.
Verlichting overdag
De verlichting overdag is beschikbaar: - in landen waar dit volgens de wetgeving verplicht is; het dimlicht brandt in combinatie met de parkeerlichten en de kentekenplaatverlichting, - in overige landen; de speciaal voor dit doel bestemde verlichting brandt.
Deze functie kan worden ingeschakeld of uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Als het contact wordt afgezet, wordt de verlichting gedoofd, maar kunt u de verlichting altijd weer inschakelen met de lichtschakelaar.
Page 142 of 352

140
Zicht
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door het inschakelen van de parkeerlichten aan de kant van het verkeer. Duw de lichtschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact omhoog of omlaag om de parkeerlichten
aan de kant van het verkeer in te schakelen (voorbeeld: rechts van de weg parkeren: lichtschakelaar omlaag duwen; parkeerlichten links gaan branden). Het inschakelen wordt bevestigd door een geluidssignaal en het branden van het controlelampje van de desbetreffende richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel. Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de lichtschakelaar in de middenstand of zet het contact aan.
Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten van het contact de dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken.
Handbediende follow me
home-verlichting
Inschakelen
Geef binnen 30 seconden of 1 minuut na het afzetten van het contact (afhankelijk van de in het configuratiemenu ingestelde tijd van de automatische follow-me-home-verlichting) een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar. Geef nogmaals een "lichtsignaal" om de functie uit te schakelen.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt de handbediende follow me home-verlichting na ongeveer 30 seconden automatisch uitgeschakeld.
Page 143 of 352

5
141
Zicht
Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is of in bepaalde gevallen dat de ruitenwissers worden ingeschakeld. De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt.
Automatische
verlichting
Inschakelen
Draai de ring in de stand "AUTO" . Het "AUTO" . Het "AUTO"inschakelen wordt bevestigd door een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Uitschakelen
Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen wordt bevestigd door een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Koppeling met de automatische follow me home-verlichting
De koppeling van de automatische follow me home-verlichting aan de automatische verlichting biedt de volgende extra mogelijkheden: - instellen van de duur van de follow me home-verlichting (15, 30 of 60 seconden), - automatische inschakeling van de follow me home-verlichting als de automatische verlichting is ingeschakeld.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden, wordt dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel en/of verschijnt een melding op het display van het instrumentenpaneel, in combinatie met een geluidssignaal. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw voldoende licht waarneemt, wordt de verlichting niet automatisch ingeschakeld. Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsensor die zich in
het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. De aan de sensor gekoppelde functies worden dan niet meer bediend.
Instellen
De tijdsduur van de follow me home-verlichting kan via het configuratiemenu van het display van het instrumentenpaneel in de autoparameters worden ingesteld.
Page 144 of 352

142
Zicht
Grootlichtassistent
Inschakelen
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf ingrijpen:
Dit systeem schakelt automatisch om tussen dim- en grootlicht, afhankelijk van de aanwezigheid van overig verkeer op de weg dat wordt geregistreerd door een sensor op de binnenspiegel. Het systeem wordt geactiveerd vanaf 25 km/h en wordt weer gedeactiveerd bij 15 km/h.
zet de lichtschakelaar in de stand "AUTO" of "Dimlicht/grootlicht",
Uitschakelen
of schakel om met de lichtschakelaar ter wijl deze in de stand "AUTO" of "Dimlicht /grootlicht" staat.
Bij het geven van een lichtsignaal wordt het systeem niet uitgeschakeld. De status van het systeem blijft na het afzetten van het contact in het geheugen opgeslagen. Het automatische omschakelsysteem is een hulpsysteem bij het rijden. De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor de verlichting van zijn auto en de aanpassing van de verlichting aan de lichtsterkte van de omgeving, het zicht en het verkeer.
Er kunnen storingen in de werking van het systeem optreden: - als het zicht slecht is (bijvoorbeeld bij sneeuwval, zware regenval of dichte mist, ...), - als het gedeelte van de voorruit voor de sensor vuil, beslagen of bedekt is (bijvoorbeeld met een sticker), - als de verlichting van uw auto wordt weerkaatst door spiegelende of reflecterende panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem signaleert geen: - weggebruikers die geen verlichting voeren, zoals voetgangers, - weggebruikers van wie de verlichting wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail op de snelweg), - weggebruikers die zich aan de top of de voet van een steile helling, in een bocht of op een zijweg bevinden.
druk op deze toets; het lampje gaat uit,
druk op deze toets; het lampje gaat branden.