Page 185 of 352

8
183
Praktische informatie
508_nl_Chap08_info pratiques_ed01-2014
2. Op spanning brengen Sluit de stekker van de compressor weer aan op de 12V-aansluiting in de auto. Start de motor opnieuw en laat de motor draaien.
Breng de band met behulp van de compressor op de voorgeschreven spanning (spanning verhogen: schakelaar B in stand "I" ; spanning verlagen: schakelaar B in stand "O"en knop C indrukken), zoals vermeld op de bandenspanningssticker in de portieropening aan bestuurderszijde. Als de bandenspanning sterk daalt, is het lek niet goed gedicht; neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen. Ver wijder de set en berg deze op. Rijd niet harder dan 80 km/h en niet verder dan 200 km.
Ga zo snel mogelijk naar een servicepunt van het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Vergeet niet de technicus te vertellen dat u de set hebt gebruikt. Na nadere inspectie kan de technicus u vertellen of de band gerepareerd kan worden of moet worden vervangen.
Zet de schakelaar A in de stand "Bandenspanning". Rol de zwarte slang H volledig uit. Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de gerepareerde band.
Page 186 of 352

184
Praktische informatie
508_nl_Chap08_info pratiques_ed01-2014
Uitnemen van de flacon
Berg de zwarte slang op. Neem het gebogen aansluitstuk van de witte slang los. Houd de compressor rechtop. Draai de flacon aan de onderzijde los.
Let op dat er geen afdichtmiddel uit de flacon stroomt. De uiterste gebruiksdatum staat op de patroon vermeld. De patroon met afdichtmiddel kan slechts één keer gebruikt worden en moet daarna worden vervangen, ook als hij niet leeg is. Werp de patroon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij het PEUGEOT-netwerk of een officieel inzamelpunt. Vergeet niet om bij het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats een nieuwe patroon met afdichtmiddel te kopen.
Controle / aanpassen
bandenspanning
U kunt de compressor, zonder inspuiting van het afdichtmiddel, ook gebruiken om: - uw bandenspanning te controleren of uw banden op spanning te brengen, - andere opblaasbare voor werpen op te pompen (ballen, fietsbanden...).
Draai de schakelaar A in de stand "Op spanning brengen". Rol de zwarte slang H volledig uit. Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de band of van de accessoire. Breng indien nodig eerst een van de meegeleverde verloopstukken aan.
Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto. Start de auto en laat de motor draaien. Breng de band op spanning met behulp van de compressor (op spanning brengen: schakelaar B in stand "I" ; leeg laten lopen: schakelaar B in stand "O" en druk op de knop C ), zoals staat aangegeven op de bandenspanningssticker van de auto of het opblaasbare voorwerp. Ver wijder de set en berg deze op.
Page 187 of 352

8
185
Praktische informatie
508_nl_Chap08_info pratiques_ed01-2014
Wiel verwisselen In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap ver wisselen volgens de onderstaande procedure.
Het gereedschap bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte: open de achterklep, zet de vloerplaat rechtop (SW: in de geleider) om toegang te krijgen tot het gereedschap.
Toegang tot het gereedschap
Beschikbaar gereedschap
Dit gereedschap is specifiek voor uw auto en kan, afhankelijk van de uitvoering van uw auto, verschillen. Gebruik het niet voor andere doeleinden. 1. Wielsleutel.
Hiermee kan de wieldop worden ver wijderd en kunnen de wielbouten worden losgedraaid. 2. Krik met geïntegreerde slinger.
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
3. Gereedschap voor het ver wijderen van sierdoppen. Hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen de sierdoppen van de wielbouten worden verwijderd.
4. Dop voor het verwijderen van slotbouten (in het dashboardkastje). Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slotbouten worden verwijderd. 5. Eén wielblok om wegrollen van de auto te voorkomen. 6. Sleepoog. Zie de paragraaf "Slepen van de auto".
Page 188 of 352
186
Praktische informatie
508_nl_Chap08_info pratiques_ed01-2014
Wiel met wieldop
Monteren: plaats de wieldop, begin bij de ventielopening en druk de wieldop rondom met de hand vast.
Het reservewiel bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte. Afhankelijk van het land van bestemming, is er een stalen reservewiel, een lichtmetalen reservewiel of noodreservewiel aanwezig. Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap" voor meer informatie.
Toegang tot het reservewiel
Verwijderen van het reservewiel
Draai de gele centrale bout los. Til het reservewiel aan de achterzijde op en trek het naar u toe. Ver wijder het wiel uit de bagageruimte.
Het reservewiel van uw auto is, afhankelijk van de uitvoering, bevestigd met een riem of met een centrale bout. Volg bij de uitvoeringen met een bout de volgende procedure.
Page 189 of 352
8
187
Praktische informatie
508_nl_Chap08_info pratiques_ed01-2014
Terugplaatsen van het reservewiel
Plaats de houder met het gereedschap in het hart van het reservewiel en maak de houder vast. Plaats de polystyreen opbergbak terug.
Leg het reservewiel in de reservewielbak. Draai de gele centrale bout een aantal omwentelingen los en plaats de bout in het hart van het reservewiel. Draai de centrale bout vast tot deze klikt en het reservewiel goed vastzit.
Detectie te lage bandenspanning
Het reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor. Laat de lekke band repareren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Page 190 of 352

188
Praktische informatie
508_nl_Chap08_info pratiques_ed01-2014
Plaats het voetstuk van de krik 2 op de grond en zorg ervoor dat het voetstuk loodrecht onder één van de twee steunpunten A (voor) of B (achter) is geplaatst. Gebruik het steunpunt dat zich het dichtste bij het te ver wisselen wiel bevindt.
Demonteren van het wiel
Stilzetten van de auto
Zet de auto stil op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat. Trek de parkeerrem aan (tenzij deze geprogrammeerd is in de automatische stand), zet het contact af en schakel de eerste versnelling * in om de wielen te blokkeren. Controleer of het verklikkerlampje remsysteem en het controlelampje P op de parkeerremhendel branden. Controleer of de inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige plaats bevinden. Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt; gebruik een bok.
Procedure
Ver wijder de sierdop van de wielbouten met het gereedschap 3 (volgens uitvoering). Bevestig de dop 4 op de wielsleutel 1 en draai de slotbout een omwenteling los (volgens uitvoering). Draai de overige wielbouten een omwenteling los met alleen de wielsleutel 1 .
* Stand R van de elektronisch gestuurde versnellingsbak of stand P van de automatische transmissie.
Page 191 of 352
8
189
Praktische informatie
508_nl_Chap08_info pratiques_ed01-2014
Krik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren. Ver wijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg. Ver wijder het wiel.
Draai de krik 2 uit tot de kop van de krik het steunpunt A of B raakt; het contactvlak van het steunpunt A of B moet goed in het middelste deel van de kop van de krik steken.
Zorg ervoor dat de krik stevig staat. Op een gladde of zachte ondergrond kan de krik wegschuiven of wegzakken - Risico van letsel! Plaats de krik uitsluitend onder de steunpunten A of B van de auto en controleer of het contactvlak van het steunpunt goed in het middelste deel van de kop van de krik steekt. Zo niet, dan kan de auto beschadigd raken en/of de krik wegzakken - Risico van letsel!
Page 192 of 352

190
Praktische informatie
508_nl_Chap08_info pratiques_ed01-2014
Monteren van het wiel
Bevestiging van het noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen is het normaal dat bij het monteren van het noodreservewiel de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel.
Na het verwisselen van het wiel
Ver wijder de naafdop van het wiel om het op de juiste manier in de bagageruimte op te bergen. Rijd met een noodreservewiel niet sneller dan 80 km/h. Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel.
Procedure
Plaats het wiel op de naaf. Draai de wielbouten met de hand vast. Draai de slotbout met de wielsleutel 1 en de dop 4 enigszins vast. Draai de overige wielbouten enigszins vast
met alleen de wielsleutel 1 .