Page 97 of 352

3
95
Comfort
508_nl_Chap03_confort_ed01-2014
8. Regeling luchtverdeling
Druk op deze toets "gevulde ventilator" om de luchtopbrengst te verhogen.
Druk op de desbetreffende toets voor de stand:
Voorruit en zijruiten.
Centrale ventilatieroosters en zijventilatieroosters.
Beenruimte.
Afhankelijk van uw wensen kunt u twee instellingen combineren of de drie instellingen gezamenlijk
selecteren.
Druk op deze toets "lege ventilator" om de luchtopbrengst te verlagen.
Druk op deze toets "lege ventilator" van de luchtopbrengst tot het symbool van de ventilator verdwijnt en "--"wordt weergegeven.
Automatische stand luchttoevoer Automatische stand luchttoevoer Automatische stand luchttoevoerDeze stand wordt bij het programma "Comfort" standaard geactiveerd.
9. Regeling luchtopbrengst
Afhankelijk van de gevraagde waarde wordt het pictogram van de luchtopbrengst, de ventilator, geleidelijk gevuld.
Uitschakelen van het systeem
Alle functies van de airconditioning worden dan uitgeschakeld. De temperatuur wordt dan niet meer geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom gehandhaafd. Vermijd het te lang rijden met een uitgeschakeld systeem om te voorkomen dat de ruiten beslaan of de luchtkwaliteit vermindert. Als u op de toets "gevulde ventilator" drukt, wordt het systeem weer ingeschakeld waarbij de instellingen van vóór de uitschakeling worden toegepast.
10. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. De luchtrecirculatie wordt automatisch ingeschakeld als de ruitensproeiers worden geactiveerd. De luchtrecirculatie wordt bij temperaturen lager dan 5°C niet ingeschakeld om te voorkomen dat de ruiten van de auto beslaan. Druk deze toets, zodra de luchtrecirculatie niet meer nodig is, nogmaals in om de toevoer van buitenlucht te hervatten en het beslaan van de ruiten te voorkomen. Het lampje van de toets gaat uit.
Page 98 of 352

96
Comfort
508_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Comfortregeling achterpassagiers
1. Automatisch programma Comfort
Druk op de toets "AUTO" . Het
verklikkerlampje in de toets gaat branden.
Wij raden u aan deze stand te gebruiken. In deze stand worden automatisch op optimale wijze alle functies - de interieurtemperatuur, de luchthoeveelheid, de luchtverdeling - geregeld overeenkomstig het door u ingestelde comfortniveau. Dit systeem werkt, als de ruiten gesloten zijn, in alle seizoenen doeltreffend.
2. Regeling van de luchtverdeling 3. Temperatuurregeling links of rechts
Druk meerdere keren op de desbetreffende toets om de luchtverdeling als volgt te wijzigen:
De linker en rechter passagier kunnen afzonderlijk de door hun gewenste temperatuur instellen. De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een comfortniveau en niet op een temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
Draai de draaiknop linksom om de temperatuur te verlagen en rechtsom om de temperatuur te verhogen.
- Beenruimte en centraal ventilatierooster.
- Centraal ventilatierooster.
- Automatische regeling luchtverdeling.
De bediening van de airconditioning achter werkt uitsluitend als vanaf de zitplaatsen vóór: - de toets REAR is geactiveerd, - het automatische programma Zicht niet is ingeschakeld.
Een ingestelde waarde van ongeveer 21 biedt een optimaal comfort. Desgewenst kunt u een andere waarde instellen; een waarde tussen 18 en 24 is gebruikelijk. Bovendien raden wij u af om een instelling te kiezen waarbij het verschil tussen de waarden links en rechts groter is dan 3. Zorg ervoor dat de ventilatieroosters en de luchtafvoerkanalen in de vloer niet zijn afgedekt.
Page 99 of 352
3
97
Comfort
508_nl_Chap03_confort_ed01-2014
4. Regeling van de luchtopbrengst
Druk op deze toets "gevulde ventilator" om de luchtopbrengst te verhogen.
Druk op deze toets "lege ventilator" om de luchtopbrengst te verlagen.
Het symbool voor de aanjagersnelheid, de ventilator, wordt geleidelijk afhankelijk van de
gevraagde waarde gevuld.
Uitschakelen van het systeem
Druk op deze toets "lege ventilator" van de luchtopbrengst tot het symbool van de ventilator verdwijnt en "- -" wordt weergegeven.
Hiermee worden alle functies van het airconditioningsysteem uitgeschakeld. Het thermische comfort wordt niet meer geregeld. Een lichte luchtstroom die wordt veroorzaakt doordat de auto zich voortbeweegt, blijft echter voelbaar.
Page 100 of 352

98
Comfort
508_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit omdat minder stroomverbruik leidt tot een lager brandstofverbruik.
Ontwasemen -
Ontdooien vóór Achterruitverwarming
De achterruitverwarming kan worden ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel van de airconditioning.
Met handbediende
airconditioning
Selecteer dit programma om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Met automatische
airconditioning met gescheiden
regeling of quadrizone
Automatisch programma "Zicht"
AAN
Druk op deze toets om de achterruit en, afhankelijk van de uitvoering, de buitenspiegels te ontwasemen. Het verklikkerlampje van de toets gaat branden.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de voorruitontwaseming in werking is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
UIT
De achterruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig brandstofverbruik te voorkomen. U kunt de achterruitver warming ook eerder uitschakelen door nogmaals op de toets te drukken. Het verklikkerlampje van de toets gaat uit.
Het systeem werkt volledig automatisch en regelt de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid, de luchttoevoer en stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden. Stel de temperatuurregeling in om de ruiten sneller te ontwasemen/ontdooien. Druk om het programma uit te schakelen nogmaals op de toets "Zicht". Het lampje van de toets gaat uit en het systeem wordt weer ingeschakeld met de instellingen van vóór de inschakeling van het programma.
Selecteer dit programma om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en regelt de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid, de luchttoevoer en stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden. Als bij de airconditioning quadrizone op deze toets wordt gedrukt, wordt de airconditioning achter uitgeschakeld en wordt de bediening ervan geblokkeerd. Druk nogmaals op de toets "Zicht" of op "AUTO" om deze functie uit te schakelen; het lampje in de toets gaat uit en dat van de toets "AUTO" gaat branden. Het systeem keert terug naar dezelfde instellingen als die van vóór het uitschakelen.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Page 101 of 352

3
99
Comfort
508_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Stand "Programmeerbare
ver warming"
Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem dat het koelvloeistofcircuit van de motor opwarmt, zodat de ruiten sneller ontdooid kunnen worden en het interieur voorver warmd kan worden.
Dit verklikkerlampje gaat uitsluitendbranden als het systeem in de stand "programmeerbare verwarming" wordt geprogrammeerd.
Druk met aangezet contact op de linker rolknop van het stuur wiel om toegang te krijgen tot het hoofdmenu.
Programmeren
Selecteer in het "Hoofdmenu" de optie "Voorverwarming/ventilatie",
Vink "Activeren" aan en selecteer voor het programmeren indien nodig "Parameters",
Selecteer " Ver warming" om de motor en het interieur voor te ver warmen of " Ventilatie" om het interieur te ventileren,
Programmeerbaar verwarmings-/ventilatiesysteem
Stand "Programmeerbare
ventilatie"
In deze stand wordt het interieur geventileerd met buitenlucht, zodat onder zomerse omstandigheden bij het instappen een aangenamere temperatuur in het interieur heerst.
Page 102 of 352

100
Comfort
508_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Selecteer: - "onmiddellijk" om de ver warming of ventilatie te starten (als de keuze via "OK" is bevestigd), - het eerste klokje om uw vertrektijd te programmeren/op te slaan, - het tweede klokje om een tweede vertrektijd te programmeren/op te slaan. Afhankelijk van de ingestelde vertrektijd berekent het systeem automatisch het optimale inschakeltijdstip.
De werking van de stand " Ventilatie" bij het onmiddellijk of geprogrammeerd inschakelen van deze stand is afhankelijk van de temperatuur in het interieur van de auto en de buitentemperatuur.
Zorg ervoor dat de programmeerbare verwarming altijd is uitgeschakeld tijdens het bijvullen van brandstof, om brand- en explosiegevaar te voorkomen. Gebruik om koolmonoxidevergiftiging
te voorkomen de programmeerbare ver warming nooit, zelfs niet voor korte tijd, in een afgesloten ruimte zoals een garage of werkplaats zonder afzuiginstallatie. Parkeer om brandgevaar te voorkomen de auto niet op een brandbare ondergrond (dor gras, dode bladeren, papier...).
Met de twee klokjes kunt u, bijvoorbeeld afhankelijk van het seizoen, een keuze maken uit twee starttijden. Via een melding op het display van het instrumentenpaneel wordt uw keuze bevestigd.
Tussen twee keer starten van de auto kan er slechts één stand voor het geprogrammeerd of onmiddellijk voorverwarmen/ventileren worden ingeschakeld.
Het onmiddellijk of geprogrammeerd inschakelen van de ver warming en de ventilatie werkt niet als: - het brandstofniveau te laag is, - de accuspanning te laag is.
Voordat de ver warming of de ventilatie wordt geprogrammeerd, moeten eerst de interieur- en wegsleepbeveiliging van het inbraakalarm worden uitgeschakeld (zie de rubriek "Alarm").
Page 103 of 352

4
101
Rijden
508_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Starten - afzetten van de motor Handgeschakelde versnellingsbak : zet de versnellingshendel in de neutraalstand. Gestuurde handgeschakelde versnellingsbak : zet de selectiehendel in de stand N . Automatische transmissie : zet de selectiehendel in de stand P of N .
Steek de sleutel in het contactslot. Draai de sleutel rechtsom in de stand 3 (Star ten) . Laat zodra de motor draait de sleutel los.
Starten met de sleutel
Afzetten met de sleutel
Zet de auto stil. Draai de sleutel linksom in de stand 1 (Stop) . Ver wijder de sleutel uit het contactslot.
Bij zeer lage temperaturen wordt bij auto's met een dieselmotor de motor pas na het doven van het verklikkerlampje "Voorgloeien" gestart.
Sleutel vergeten
Als de sleutel niet uit het contactslot wordt gehaald, klinkt een geluidssignaal bij het openen van het bestuurdersportier.
Als aan een van de voor waarden voor het starten niet wordt voldaan, wordt ter herinnering een melding op het display van het instrumentenpaneel weergegeven. In sommige gevallen moet het stuurwiel heen en weer worden bewogen terwijl de knop "START/STOP" wordt ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan via een melding op de hoogte gebracht.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet. De elektronische sleutel bevindt zich in het interieur van de auto. Trap het rempedaal in (auto's met automatische transmissie of gestuurde handgeschakelde versnellingsbak) of trap het koppelingspedaal volledig in (auto's met handgeschakelde versnellingsbak) en houd het pedaal ingetrapt tot de motor is gestart.
Starten met de
elektronische sleutel
Druk op de knop " START/STOP ".
Afzetten met de
elektronische sleutel
Zet de auto stil.
Druk op de knop " START/STOP " terwijl de elektronische sleutel zich in het interieur van de auto bevindt. De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt vergrendeld.
Stand Accessoires
De elektronische sleutel bevindt zich in het interieur van de auto. Druk, zonder een pedaal in te trappen, op de knop "START/STOP" om het contact aan of af te zetten en zo de verschillende uitrustingselementen te activeren.
Page 104 of 352

102
Rijden
508_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Diefstalbeveiliging
Elektronische startbeveiliging
In de sleutels is een chip aangebracht die over een geheime code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact de code van de sleutel worden herkend door de startbeveiliging. Deze elektronische startbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door een melding op het display van het instrumentenpaneel. De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk. Noodprocedure voor het starten met de elektronische sleutel
Als de elektronische sleutel zich in het detectiegebied bevindt en uw auto niet start als u op de knop "START/STOP" drukt: Open het klepje onder de knop "START/STOP". Steek de elektronische sleutel in de houder A . Druk op de knop "START/STOP".
Als de motor draait, kunt u de elektronische sleutel verwijderen en het klepje sluiten.
Noodprocedure voor het afzetten van de motor met de elektronische sleutel
In noodgevallen kan de motor geforceerd worden afgezet door de knop "START/STOP" ongeveer drie seconden ingedrukt te houden. In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld zodra de auto stilstaat. Als de elektronische sleutel zich niet meer in het detectiegebied bevindt op het moment dat de motor moet worden afgezet, wordt een melding weergegeven op het display van het instrumentenpaneel. Houd de knop "START/STOP" ongeveer drie seconden ingedrukt als u de motor geforceerd wilt afzetten (let op: zonder de sleutel kan de motor niet meer gestart worden).
Tijdens het gebruik van de auto moet de elektronische sleutel zich in het interieur bevinden.