Page 177 of 352

7
175
Veiligheid
508_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter). De elektronische schoksensoren registreren de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld: - bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten, - bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels zorgen in deze situaties voor een afdoende bescherming.
De airbags werken alleen als het contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn. De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór. B. Impactzone opzij.
Frontairbags
Activering
De airbags worden gelijktijdig opgeblazen, behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A) , in de lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden. De frontairbag wordt opgeblazen tussen de bestuurder en het stuur of tussen de passagier voorin en het dashboard om te verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.
De frontairbags beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen. De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in het dashboard boven het dashboardkastje.
Page 178 of 352

176
Veiligheid
508_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld: zet het contact af , steek de sleutel in de zet het contact af , steek de sleutel in de zet het contact afschakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde, draai deze in de stand "OFF" , ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto brandt dit waarschuwingslampje hetzij op het instrumentenpaneel, hetzij op het display voor de waarschuwingslampjes van de autogordels en de airbag aan passagierszijde, bij aangezet contact en zolang de airbag is uitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Plaats geen kinderzitje op de voorstoel als minimaal één van beide waarschuwingslampjes van de airbags permanent blijft branden. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan met afgezet contact de schakelaar weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.
Als het contact is aangezet en de airbag aan passagierszijde opnieuw wordt ingeschakeld, gaat dit
waarschuwingslampje op het display van de waarschuwingslampjes van de autogordels en de airbag aan passagierszijde gedurende ongeveer 1 minuut branden.
Storing
Als dit lampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel, laat het systeem dan controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
Als dit lampje knippert, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De kans bestaat dat de airbag aan passagierszijde bij een ernstige aanrijding niet wordt geactiveerd.
Page 179 of 352

7
177
Veiligheid
508_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B ), loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto. De zijairbag wordt opgeblazen tussen de inzittende voorin en het desbetreffende portierpaneel.
De zijairbags beschermen de bestuurder en de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding om de kans op letsel te verkleinen. De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de rugleuning, aan de portierzijde.
Detectiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór. B. Impactzone opzij.
Windowairbags
De windowairbags beschermen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant van het hoofd te verkleinen. De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd. Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de windowairbag niet geactiveerd.
Activering
De windowairbag wordt gelijktijdig met de zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B ), waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto worden uitgeoefend. De windowairbag wordt opgeblazen tussen de inzittenden vóór en achter en de ruiten.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
Storing
Page 180 of 352

178
Veiligheid
508_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde autogordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden. Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren. Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd. Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over de stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het PEUGEOT-netwerk. Raadpleeg de rubriek "Accessoires". Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas. Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuur wielkussen rusten. De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten. Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken. Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel. Demonteer nooit de handgrepen van het dak (indien aanwezig); deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.
Page 181 of 352

8
179
Praktische informatie
508_nl_Chap08_info pratiques_ed01-2014
Deze set bevindt zich in de opbergbak onder de vloerplaat van de bagageruimte.
De volledige set voor de reparatie van een band bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren , zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken. Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band bevindt.
Bandenreparatieset
Toegang tot de set
Overzicht gereedschap
Al het gereedschap is specifiek bestemd voor uw auto, gebruik het niet voor andere doeleinden. Afhankelijk van de uitvoering is uw auto voorzien van het volgende gereedschap. 1. 12V-compressor. De compressor bevat een afdichtingsproduct voor het tijdelijk repareren van een band. Bovendien kan met de compressor de bandenspanning worden geregeld. 2. Een wielblok * voor een van de voor wielen, zodat de auto niet weg kan rollen. 3. Afneembaar sleepoog. Zie de rubriek "Slepen van de auto". * Volgens land van bestemming of uitvoering.
Page 182 of 352
180
i
Praktische informatie
508_nl_Chap08_info pratiques_ed01-2014
A. Schakelaar stand "Reparatie" of "Op spanning brengen". B. Aan/uit schakelaar "I/O" . C. Knop voor leeg laten lopen. D. Manometer (bar of psi). E. Opbergvak met: - kabel + adapter voor 12V-aansluiting, - diverse opblaasnippels voor accessoires als ballonnen, fietsbanden, ...
Beschrijving van de set
F. Flacon met afdichtmiddel. G. Witte slang met dop voor de reparatie. H. Zwarte slang voor het op spanning brengen. I. Sticker met snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet I moet op het stuur wiel worden geplakt om u te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is gerepareerd. Rijd na het repareren met behulp van de bandenreparatieset niet sneller dan
80 km/h.
Page 183 of 352
8
181
Praktische informatie
508_nl_Chap08_info pratiques_ed01-2014
Reparatiemethode
1. Afdichting van het lek Rol de witte slang G volledig uit. Draai de dop van de witte slang los. Sluit de witte slang aan op het ventiel van de lekke band.
Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting in de auto. Start de motor en laat deze draaien.
Let op: dit product is schadelijk (ethyleenglycol, colofonium...) bij inname en irriterend voor de ogen. Houd het middel buiten het bereik van kinderen.
Ver wijder het voor werp dat de lekkage heeft veroorzaakt niet uit de band.
Schakel de compressor niet in voordat de witte slang is aangesloten op het ventiel van de band: het afdichtmiddel wordt anders buiten de band gespoten.
Zet het contact af.
Zet de schakelaar A in de stand "Reparatie". Controleer of de schakelaar B in de stand "O" staat.
Page 184 of 352

182
Praktische informatie
508_nl_Chap08_info pratiques_ed01-2014
Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met
de bandenreparatieset; neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.
Activeer de compressor door de schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot de bandenspanning 2,0 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van de aansluiting (kans op spatten).
Ver wijder de set en draai de dop van de witte slang vast. Zorg ervoor dat restanten van de vloeistof niet op of in de auto terecht kunnen komen. Houd de set binnen handbereik. Maak direct een rit van ongeveer vijf kilometer met matige snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten. Zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning met de set.
Controlesysteem bandenspanning
Als uw auto is uitgerust met een controlesysteem voor de bandenspanning, zal het verklikkerlampje voor te lage bandenspanning na het repareren van een wiel blijven branden tot u het systeem laat resetten door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.