Page 97 of 340

V
95
ZICHT
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn in-
geschakeld op het moment dat u
de achteruitversnelling inschakelt,
wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Instellen
Deze functie kan worden geacti-
veerd of gedeactiveerd via het confi -
guratiemenu van het display van het
instrumentenpaneel.
Deze functie is standaard geacti-
veerd.
Ruitensproeiers vóór en
koplampsproeiers
)
Trek de ruitenwisserschakelaar
naar u toe. De ruitensproeiers
treden in werking, waarna enige
tijd de ruitenwissers worden in-
geschakeld om de ruit schoon te
wissen.
De koplampsproeiers worden al-
leen geactiveerd als de dimlichten
branden
.
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automa-
tisch ingeschakeld als de sensor
achter de binnenspiegel regen de-
tecteert. De snelheid van de ruiten-
wissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hen-
del A
naar de stand "AUTO"
te du-
wen.
Dit wordt bevestigd door een mel-
ding op het display van het instru-
mentenpaneel.
Uitschakelen
Beweeg de hendel A
omhoog en
vervolgens in de stand "0"
om de
ruitenwissers handmatig te bedie-
nen.
Dit wordt bevestigd door een mel-
ding op het display van het instru-
mentenpaneel.
Als het contact meer dan 1 minuut
afgezet is geweest, moet de auto-
matische werking van de ruitenwis-
sers opnieuw worden geactiveerd
door de hendel A
kort omlaag te
duwen.
Storing
In het geval van een storing in de
automatische werking van de ruiten-
wissers werken deze in de interval-
stand.
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
Dek de regensensor, die zich ge-
combineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter
de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking
van de ruitenwissers uit als de auto
wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschake-
len van de automatische ruitenwis-
sers tot de voorruit ontdooid is.
Page 98 of 340

V
96
ZICHT
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de rui-
tenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisser-
bladen worden gereinigd of de ruiten-
wissers worden vervangen. In de winter
kan deze stand tevens worden gebruikt
om de ruitenwissers los te zetten van de
voorruit.
Als de ruitenwisserschakelaar meteen
nadat het contact is afgezet wordt be-
diend, bewegen de ruitenwissers naar
het midden van de voorruit.
Zet het contact aan en bedien de ruiten-
wisserschakelaar om de ruitenwissers
na de werkzaamheden weer in de rust-
stand te zetten.
Om een goede werking van de fl at-
blade ruitenwissers te behouden, advi-
seren wij u:
- voorzichtig met de ruitenwissers om
te gaan,
- de ruitenwissers regelmatig te reini-
gen met zeepsop,
- de ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton tegen de voor-
ruit te houden,
- de ruitenwissers te vervangen zodra
ze tekenen van slijtage vertonen.
PLAFONNIERS
1.
Plafonnier vóór
2.
Kaartleeslampjes
Plafonnier vóór
Plafonnier achter
1.
Plafonnier achter
2.
Kaartleeslampjes
In deze stand gaat de inte-
rieurverlichting geleidelijk
branden:
Permanent uit.
Permanent aan.
- als de auto wordt ontgrendeld,
- bij het openen van een portier,
- als de sleutel uit het contact
wordt verwijderd,
- als op de ontgrendelingsknop van
de afstandsbediening wordt ge-
drukt om de auto te lokaliseren.
De interieurverlichting gaat geleide-
lijk uit:
- als de auto wordt vergrendeld,
- als het contact wordt aangezet,
- 30 seconden na het sluiten van
het laatste portier.
Page 99 of 340
V
97
ZICHT
Als de interieurverlichting permanent
is ingeschakeld, blijft deze geduren-
de een bepaalde tijd branden:
- bij afgezet contact: ongeveer
10 minuten,
- in de eco-modus: ongeveer
30 seconden,
- bij draaiende motor: onbeperkt.
Kaartleeslampjes
)
Druk bij aangezet contact op de
desbetreffende schakelaar.
Kaartleeslampjes achter
(Tourer met glazen
panoramadak)
Met de sleutel in het contactslot of
met aangezet contact:
)
Druk op de desbetreffende scha-
kelaar.
Het desbetreffende kaartleeslampje
gaat gedurende tien minuten bran-
den.
De kaartleeslampjes achter gaan
branden:
- als de sleutel uit het contactslot
wordt gehaald,
- als de auto wordt ontgrendeld.
De lampjes gaan geleidelijk uit:
- als de auto wordt vergrendeld,
- als het contact wordt aangezet.
Page 100 of 340
V
98
ZICHT
SFEERVERLICHTING
De sfeerverlichting verlicht de mid-
denconsole en de binnenportiergre-
pen.
Middenconsole
De verlichting bevindt zich in de dak-
console, naast de plafonnier vóór.
Deze verlicht de middenconsole.
Verlichting van de
binnenportiergrepen
Werking
Deze verlichting wordt ingeschakeld
als de koplampen automatisch van-
wege een lage lichtsterkte worden
ingeschakeld. De verlichting dooft
zodra de verlichting van het instru-
mentenpaneel wordt uitgeschakeld.
De lichtsterkte is gekoppeld aan die
van het instrumentenpaneel.
)
Druk op de toetsen A
om de
lichtsterkte te verhogen of te ver-
lagen.
Deze bevindt zich in de binnenpor-
tiergrepen van de voor- en achter-
portieren.
De verlichting in de binnenportier-
grepen van de achterportieren is
uitgeschakeld wanneer de kinderbe-
veiliging is ingeschakeld.
Page 101 of 340
V
99
ZICHT
Dorpelverlichting
Deze lamp verlicht de bodem naast
de auto als het portier geopend is.
Beenruimteverlichting
De beenruimteverlichting voorin gaat
branden als u een portier opent.
De instapverlichting omvat de vol-
gende functies:
- Plafonniers.
- Beenruimteverlichting.
- Dorpelverlichting bij geopend
portier.
INSTAPVERLICHTING
Page 102 of 340