Page 129 of 340

VIII
127
VEILIGHEID
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van de
airbags:
Maak er een gewoonte van om nor-
maal rechtop in de voorstoelen te
zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
autogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinde-
ren, huisdieren, objecten...). Dit kan
de goede werking van de airbag be-
lemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal
van uw auto de airbagsystemen
controleren.
Werkzaamheden aan airbagsyste-
men mogen uitsluitend door het
CITROËN-netwerk of door een ge-
kwalifi ceerde werkplaats worden uit-
gevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de
borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt
namelijk zeer snel opgeblazen (bin-
nen enkele milliseconden) en loopt
vervolgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daarvoor
bestemde openingen naar buiten
stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten
niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgebla-
zen, kunnen brandende sigaretten
of een pijp brandwonden of ander
letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak
geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met
daarvoor goedgekeurde stoelhoe-
zen, die in combinatie met actieve
zijairbags gebruikt kunnen worden.
Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u
zich wenden tot het CITROËN-net-
werk (zie hoofdstuk "Praktische in-
formatie - § Accessoires").
Bevestig nooit iets aan de rugleu-
ning van de stoelen (kleding...): dit
zou bij het afgaan van de airbags
kunnen leiden tot verwondingen aan
armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het por-
tierpaneel zitten.
Windowairbags
Bevestig nooit iets op de hemelbe-
kleding; dit zou bij het afgaan van
de windowairbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen
van het dak (indien aanwezig); deze
maken deel uit van de bevestiging
van de windowairbags.
Page 130 of 340
IX
!
128
RIJDEN
MECHANISCHE HANDREM
Mechanisch systeem om te voorko-
men dat de auto bij stilstand weg-
rolt. Dit waarschuwingslampje
brandt wanneer de handrem
is aangetrokken of niet goed
is vrijgezet.
Als dit waarschuwingslampje gelijk-
tijdig met het waarschuwingslampje
STOP
brandt terwijl de handrem
niet is aangetrokken,
duidt dit op
een te laag remvloeistofniveau of
een storing van de remdrukrege-
laar.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Aantrekken
)
Trek de handrem aan als u de
auto parkeert.
Om het aantrekken van de handrem
te vergemakkelijken, wordt geadvi-
seerd gelijktijdig het rempedaal in te
trappen.
Schakel onder alle omstan-
digheden als voorzorgsmaat-
regel de eerste versnelling in.
Draai op een helling de voorwielen
naar de stoeprand.
Vrijzetten
)
Houd de knop op het uiteinde
van de hendel ingedrukt en be-
weeg de handrem geheel om-
laag.
Page 131 of 340

IX
!!
129
RIJDEN
ELEKTRISCH BEDIENDE
HANDREM
De elektrisch bediende handrem kan
op twee manieren worden bediend:
- AUTOMATISCH
Automatisch aantrekken bij het
afzetten van de motor en auto-
matisch vrijzetten bij het wegrij-
den (geautomatiseerde functies
standaard geactiveerd),
- HANDMATIG
Handmatige bediening voor het
aantrekken en vrijzetten is altijd
mogelijk door het bedienen van
de hendel A
en het indrukken
van het rempedaal.
Automatische werking
Handrem aantrekken bij afgezette motor
Wanneer de auto stilstaat en u de
motor afzet, wordt de handrem
automatisch aangetrokken
.
De aangetrokken toestand van de
handrem wordt aangegeven door:
Handrem aantrekken met
draaiende motor
Wanneer de auto stilstaat met draaien-
de motor, dient u de auto tegen weg-
rollen te beveiligen door de handrem
handmatig aan te trekken. Trek
hiertoe
aan de hendel A
.
De aangetrokken toestand van de
handrem wordt aangegeven door:
- het branden van het con-
trolelampje P
op de hen-
del A
,
Controleer voordat u de auto
verlaat of het controlelampje P
en het controlelampje op het
instrumentenpaneel branden.
Laat kinderen nooit alleen in de
auto wanneer het contact is aan-
gezet: ze zouden de handrem kun-
nen vrijzetten.
- de melding "handrem aange-
trokken" op het display van het
instrumentenpaneel.
Het aantrekken of vrijzetten van de
elektrisch bediende handrem gaat
gepaard met een geluid.
- het branden van het con-
trolelampje P
op de hen-
del A
,
- de melding "handrem aange-
trokken" op het display van het
instrumentenpaneel.
Wanneer u het bestuurdersportier
opent om uit te stappen terwijl de
handrem niet is aangetrokken, klinkt
er een geluidssignaal en verschijnt
er een melding op het display.
Controleer voordat u de auto
verlaat of het controlelampje P
en het controlelampje op het
instrumentenpaneel branden.
- het branden van dit con-
trolelampje op het instru-
mentenpaneel,
- het branden van dit con-
trolelampje op het instru-
mentenpaneel,
Page 132 of 340