Page 49 of 136

47 TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN
-
ELEKTRONISCHESTARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert
het motormanagementsysteem zo-
dra het contact wordt afgezet en
voorkomt zo het starten van de motor
bij een inbraak.
In de sleutel is een chip aange-
bracht die over een specifi eke code
beschikt. Bij het aanzetten van het
contact moet de code van de sleutel
worden herkend door de startblok-
kering, waarna de motor gestart kan
worden.
Bij een storing in het systeem
zal,
als het contact wordt aangezet (2e
stand van de sleutel), het verklik-
kerlampje van de centrale vergren-
delingsschakelaar op het middelste
gedeelte van het dashboard snel
gaan knipperen in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het display.
De auto kan dan niet gestart wor-
den.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
CITROËN-netwerk.
Waarschuwingssignaal
sleutel
Als het bestuurdersportier wordt ge-
opend terwijl de sleutel nog in het
contact steekt, klinkt er een geluids-
signaal. Noteer de sleutelnummers
zorgvuldig. De sleutelcode
is als streepjescode aan-
gegeven op het label bij de
sleutel.
De radiografi sche afstandsbediening
is een systeem met een groot bereik.
Het is raadzaam om niet met de knop
van de afstandsbediening te spelen
om te voorkomen dat de portieren
per ongeluk ontgrendeld worden. De
afstandsbediening kan niet functio-
neren als de sleutel in het contactslot
zit, zelfs als het contact uitstaat, be-
halve voor het herprogrammeren.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot
het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel met
afstandsbediening mee als u de auto
verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik
van uw auto.
De afstandsbediening kan dan on-
bruikbaar worden en moet in dat
geval opnieuw worden geprogram-
meerd.
Let er bij het aanschaffen van een
gebruikte auto op dat uw sleutels
door het CITROËN-netwerk in het
elektronische geheugen worden op-
geslagen, zodat u er zeker van kunt
zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels
de enige zijn waarmee de auto kan
worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Bij verlies van de sleutels
Als u uw sleutels verliest, kunt u zich
met het kentekenbewijs van de auto
en uw identiteitsbewijs wenden tot
het CITROËN-netwerk.
Het CITROËN-netwerk kan dan de
code van de sleutel en de afstands-
bediening achterhalen en nieuwe
sleutels bestellen.
Zorg dat er geen gewicht (bijvoor-
beeld een zware sleutelhanger...)
aan de sleutel hangt: dit kan namelijk
storingen aan het contactslot veroor-
zaken.
Page 50 of 136

TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN48 -
*
Volgens land van bestemming.
ALARMSYSTEEM *
Het alarmsysteem bestaat uit twee
typen beveiliging:
- de omtrekbeveiliging
treedt
in werking als een portier, de
motorkap of de bagageruimte
wordt geopend.
- de interieurbeveiliging
treedt in
werking als er beweging in het in-
terieur wordt waargenomen
(bre-
ken van een ruit of verplaatsing)
.
Inschakelen
Zet het contact af en verlaat de
auto.
Schakel het alarmsysteem binnen
5 minuten in door de auto te vergren-
delen met behulp van de afstandsbe-
diening (het rode lampje van de knop
1
, van buitenaf zichtbaar, zal één
keer per seconde knipperen).
Let op
Wanneer bij het inschakelen van het
alarm een portier, de bagageruimte
of de motorkap niet helemaal ge-
sloten zijn, treedt de sirene even in
werking.
Sluit de auto goed af zodat het alarm
kan worden ingeschakeld.
Als de interieurbeveiliging tien keer
achter elkaar is afgegaan, zal deze au-
tomatisch worden uitgeschakeld. Voor
een goede werking is het noodzakelijk
het alarm opnieuw in te schakelen. Als het alarm afgaat, treedt de sirene
in werking en knipperen de richting-
aanwijzers gedurende dertig secon-
den.
Nadat het alarm is gestopt, wordt het
opnieuw ingeschakeld.
Opmerking:
Als u de auto wilt ver-
grendelen zonder het alarmsysteem
in te schakelen, maak dan gebruik
van de sleutel.
Uitschakelen
Ontgrendel de auto met behulp van
de afstandsbediening (het rode
lampje van de knop 1
gaat uit).
Opmerking:
als het rode lampje
knippert is het alarm tijdens uw afwe-
zigheid afgegaan.
Het lampje zal stoppen met knippe-
ren bij het aanzetten van het con-
tact.
Opmerking:
als het alarm is inge-
schakeld, maar de afstandsbedie-
ning niet meer werkt:
)
ontgrendel de portieren met de
sleutel en open het portier; het
alarm gaat af;
)
zet het contact binnen tien secon-
den aan; het alarm wordt uitge-
schakeld.
Alleen de omtrekbeveiliging
inschakelen
Schakel alleen de omtrekbeveiliging
in als u tijdens uw afwezigheid een
ruit een stukje open wilt laten of als er
een huisdier in de auto achterblijft:
●
Zet het contact af.
●
Druk op de knop 2
totdat het
lampje 1 continu blijft branden.
●
Verlaat de auto.
●
Druk op de vergrendelknop van
de afstandsbediening.
●
De portieren worden vergren-
deld.
●
Het rode lampje van de knop
knippert één keer per seconde.
Storing
Als, bij het aanzetten van het contact,
het rode lampje op het midden van
het dashboard blijft branden, duidt dit
op een storing in de sirene.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
om het systeem te laten controleren.
Breng geen wijzigingen aan
het alarmsysteem aan, dit
zou storingen kunnen ver-
oorzaken.
Page 51 of 136

49 TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN
-
VOORPORTIEREN EN SCHUIFDEUREN
Voorportieren
Schuifdeuren
Voorportieren
Met de portiergreep van het bestuur-
dersportier kunnen gelijktijdig ook de
schuifdeur en de achterdeuren wor-
den ontgrendeld.
Schuifdeuren
Openen van binnenuit
Openen van buitenaf
Schuifdeuren
Als de tankdop is verwijderd,
kan de schuifdeur rechts niet
worden geopend.
Vergrendelen/ontgrendelen van
binnenuit
Voorportieren
Druk de knop A
omlaag om het por-
tier te vergrendelen.
Door een van de voorportieren te
vergrendelen, kunnen gelijktijdig ook
de schuifdeur en de achterdeuren
worden vergrendeld.
Trek de knop A
omhoog en trek de
hendel naar u toe om het portier te
ontgrendelen en te openen.
Door het bestuurdersportier te ope-
nen, kan gelijktijdig ook de auto vol-
ledig worden ontgrendeld.
Van binnenuit kan de
schuifdeur worden ge-
opend en gesloten door
middel van de handgreep.
Als de schuifdeur helemaal geopend
is, houdt een weerstandspunt de
schuifdeur in geopende stand. Door de schuifdeuren te
openen/sluiten wordt alleen
het slot van de desbetref-
fende schuifdeur bediend.
Duw, om de deur te sluiten, de knop B
naar voren en schuif de deur dicht.
Trek, om de deur te openen, de knop
B
naar achteren en schuif de deur
open.
Page 52 of 136

TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN50 -
Vergrendelen van binnenuit
Beweeg de knop C
omlaag of om-
hoog om de auto van binnenuit te
vergrendelen respectievelijk te ont-
grendelen.
Vergrendelen van binnenuit
De centrale vergrendeling kan wor-
den ingeschakeld door op de toets D
te drukken, mits de portieren, schuif-
en achterdeuren gesloten zijn.
Automatische centrale
vergrendeling
De centrale vergrendeling treedt au-
tomatisch in werking tijdens het rij-
den (bij snelheden boven 10 km/h).
U kunt deze functie naar wens in- of
uitschakelen.
Ontgrendelen van binnenuit
Druk op de toets D
.
Ontgrendelen van binnenuit is onder
alle omstandigheden
mogelijk.
Inschakelen
Houd de toets D
enige tijd ingedrukt.
Het inschakelen van de functie wordt
aangegeven door een geluidssignaal
en een melding op het display.
Uitschakelen
Houd de toets D
enige tijd ingedrukt.
Het uitschakelen van de functie
wordt aangegeven door een geluids-
signaal.
Opmerkingen:
- portieren vergrendeld en contact
uit: het controlelampje knippert,
- portieren vergrendeld en con-
tact aan: het controlelampje blijft
branden.
Page 53 of 136
51 TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN
-
ACHTERDEUREN
Kinderslot schuifdeur
Openen van buitenaf
Trek om de achterdeuren te openen
de hendel A
van de rechterdeur naar
u toe en open de linkerdeur door aan
de hendel B
aan de binnenzijde te
trekken.
U kunt de achterdeuren vergrende-
len met de sleutel in het slot C
. Het kinderslot voorkomt dat de schuif-
deur van binnenuit wordt geopend.
Draai de hendel een kwart omwente-
ling met behulp van de contactsleu-
tel.
VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN
ACHTERKLEP
Trek aan de handgreep 1
om de ach-
terklep te openen.
U kunt de achterklep ontgrendelen
met de sleutel in het slot 2
.
Page 54 of 136
TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN52 -
Openen van binnenuit
Door de achterdeuren te openen wor-
den alleen de desbetreffende deuren
ontgrendeld.
Trek aan de hendel D
om de achter-
deur te openen. Duw de hendel B
omlaag om de an-
dere achterdeur te openen.
Opmerking:
sluit bij het sluiten van
de achterdeuren van binnenuit eerst
de rechterdeur en controleer of de
hendel B
in verticale positie staat.
Sluit vervolgens de linkerdeur.
Openen van de achterdeuren met
180°
Trek om de achterdeuren met 180°
te openen de deurvanger E
naar u
toe op het moment dat de deur ge-
deeltelijk openstaat.
Bij het sluiten van de deur komt de
deurvanger automatisch in zijn oor-
spronkelijke stand terug.
Page 55 of 136

53 TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN
-
MOTORKAP OPENEN
Binnenzijde:
trek aan de hendel aan
de linkerzijde onder het dashboard.
Buitenzijde:
druk de veiligheidshaak
omhoog en til de motorkap op.
MOTORKAPSTEUN
Plaats de stang in de uitsparing om
de motorkap te ondersteunen.
Druk de stang in de houder alvorens
de motorkap te sluiten.
BRANDSTOF TANKEN
Als het brandstofni-
veau te laag is, gaat
dit verklikkerlampje
branden. Als de brandstofvuldop uit de
vulopening is getrokken, kan
de rechter schuifdeur niet
worden geopend.
De sleutel kan niet uit de
vuldop worden genomen als
deze niet op de vulopening is
gedraaid.
Op een sticker staat de voorgeschre-
ven soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit
wel gebeurt, kunnen er storingen op-
treden.
Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze
aan het einde van de slag in het slot vallen.
Controleer of de motorkap goed ver-
grendeld is.
Te laag brandstofniveau
U kunt met de resterende brand-
stof nog ongeveer 50 km rijden.
Het tanken dient met afgezette mo-
tor
te geschieden.
)
Steek de sleutel in het slot en
draai deze linksom.
)
Trek de tankdop uit de vulope-
ning.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 55 liter voor de benzi-
nemotoren en 60 liter voor de die-
selmotoren.
)
Vergrendel na het tanken de vul-
dop. Wees bij warme motor voor-
zichtig met het bedienen
van de veiligheidshaak en
de motorkapsteun (kans op
brandwonden).
Page 56 of 136

ZICHT54 -
Overschakelen van dim- naar
grootlicht
Trek de hendel naar u toe.
Opmerking:
Als het contact is afge-
zet en het bestuurdersportier wordt
geopend, klinkt een geluidssignaal
om aan te geven dat de verlichting
nog brandt.
LICHTSCHAKELAAR
Lichten uit
Parkeerlichten
Dim-/grootlicht
Mistlampen vóór/
mistachterlicht
De mistlampen en het mistachter-
licht worden ingeschakeld door de
ring naar voren te draaien en uitge-
schakeld door de ring naar achteren
te draaien. Het branden van de mist-
lampen wordt aangegeven door een
verklikkerlampje op het instrumen-
tenpaneel.
Follow me home
Bij een geringe lichtsterkte van de
omgeving of bij nacht, kunnen de
parkeer- en dimlichten gedurende
ongeveer een minuut blijven branden
als u de auto verlaat:
- Zet het contact in de stand
STOP
,
- Zet de verlichtingsschakelaar in
de stand 0
,
- Geef een "lichtsignaal",
- Verlaat en vergrendel de auto.
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 's
nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht
verblindend voor medeweg-
gebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zet-
ten zodra ze niet meer nodig zijn.
Links:
Omlaag.
Rechts:
Omhoog.
Richtingaanwijzers
Auto's zonder
mistlampen vóór, met
mistachterlicht (ring B)
Auto's met
mistlampen vóór
en mistachterlicht
(ring B)
Mistlampen vóór (draai de ring
1 stand naar voren).
Mistlampen vóór en mistachterlicht
(draai de ring 2 standen naar voren).
Opmerking:
Draai de ring twee
standen naar achteren om achter-
eenvolgens het mistachterlicht en de
mistlampen vóór te doven.
Verlichting vóór en achter
Draai ring A
om de verlichting in te
schakelen. Draai de ring naar voren.
Het mistachterlicht werkt alleen in
combinatie met dimlicht en groot-
licht.