Page 25 of 136

23CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN, DISPLAYS
-
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact
wordt de onderhoudsindicator en-
kele seconden weergegeven en ver-
volgens gedurende 10 seconden het
motorolieniveau.
Als de zes blokjes knipperen en
"max" wordt weergegeven, is het
motorolieniveau te hoog, waardoor
ernstige motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau
te hoog is, raadpleeg dan zo snel
mogelijk het CITROËN-netwerk. Het CITROËN-netwerk zet de onder-
houdsindicator na elke onderhouds-
controle weer op 0.
De onderhoudsindicator kan op de
volgende wijze op 0 worden gezet:
- zet het contact af,
- druk op de knop 1
en houd deze
ingedrukt,
- zet het contact aan.
De kilometerteller begint 10 seconden
af te tellen,
- houd de knop 1
gedurende
10 seconden ingedrukt.
De teller geeft [= 0]
aan en het lamp-
je met de sleutel gaat uit.
Als de zes segmenten knipperen en
"min" wordt weergegeven, is het mo-
torolieniveau te laag, waardoor ern-
stige motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de peil-
stok. Als blijkt dat het olieniveau te
laag is, moet olie worden bijgevuld. Het knipperen van de zes segmen-
ten duidt op een storing in de motor-
olieniveaumeter.
Er bestaat kans op ernstige motor-
schade.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk.
Controle van het olieniveau met
de peilstok of de motorolieniveau-
meter is alleen betrouwbaar als
de auto op een vlakke, horizon-
tale ondergrond staat en de motor
minstens 15 minuten niet heeft ge-
draaid.
Op 0 zetten van de
onderhoudsindicator
Te veel olie
Te weinig olie
Storing motorolieniveaumeter
Page 26 of 136
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN, DISPLAYS
24 -
Druk op de knop 1
om over te scha-
kelen van kilometerteller naar dagtel-
ler en terug.
Druk, als de dagteller is ingescha-
keld, op de knop 1
tot de nullen ver-
schijnen om de dagteller op nul te
zetten.
Kilometerteller
Druk, tijdens het branden van de ver-
lichting, op de knop om de sterkte van
de dashboardverlichting te verande-
ren. Als de verlichting de zwakste (of
felste) stand heeft bereikt, laat dan
de knop los en druk deze vervolgens
opnieuw in om de verlichting weer
feller (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING KLOKJE
Knop 1
: instellen van de uren.
Knop 2
: instellen van de minuten.
Houd de knop ingedrukt om de tijd in
een hoger tempo in te stellen.
Page 27 of 136

25CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN, DISPLAYS
-
DISPLAY A
Dit display kan de volgende informa-
tie weergeven:
- de tijd,
- de datum,
- de informatie van de radio,
- de controle op geopende portie-
ren (bijv.: "portier links voor ge-
opend", ...),
- de waarschuwingsmeldingen (bijv.:
"batterij afstandsbediening leeg")
en de status van de functies van de
auto (bijv.: "eco-mode actief"), kort
weergegeven.
Instellen van de parameters
display A
Houd de knop A
gedurende twee se-
conden ingedrukt om de gegevens in
te stellen. Zodra een gegeven knip-
pert, kan het worden gewijzigd.
Vervolgens kunnen door het indruk-
ken van de knop A
in onderstaande
volgorde de verschillende gegevens
geselecteerd worden:
- taal,
- uren (12 of 24 uur),
- minuten,
- jaar,
- maand,
- dag.
Door de knop B
in te drukken kan de
waarde van het geselecteerde ge-
geven aangepast worden. Houd de
knop ingedrukt om de instelling in een
hoger tempo te wijzigen (terug naar
het begin na de laatste waarde).
Als de knop gedurende 7 seconden
niet wordt ingedrukt, geeft het display
het oorspronkelijke scherm weer en
zijn de gewijzigde gegevens opgesla-
gen.
Page 28 of 136
Page 29 of 136

27COMFORT-
VENTILATIE
1.
Uitstroomopeningen voorruitont-
waseming.
2.
Uitstroomopeningen zijruitontwa-
seming.
3.
Zijventilatieroosters.
4.
Middelste ventilatieroosters.
5.
Uitstroomopeningen voor been-
ruimte voor. Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Bij stilstand is het normaal dat er
onder de auto een plasje water ver-
schijnt, aangezien de airconditioning
het condenswater druppelsgewijs
afvoert via een daarvoor bestemde
afvoeropening.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door het CITROËN-net-
werk controleren.
Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk bij draaiende motor op de scha-
kelaar om de achterruitverwarming
en de verwarming van de buitenspie-
gels in te schakelen.
Na ongeveer 12 minuten worden
deze automatisch weer uitgescha-
keld.
Druk opnieuw op de schakelaar om
de systemen weer 12 minuten te la-
ten werken.
De verwarming kan ook eerder hand-
matig worden uitgeschakeld door op
de schakelaar te drukken.
Gebruiksadviezen
Stel de luchtverdeling naar wens en
afhankelijk van de weersomstandig-
heden in.
Wijzig de temperatuurinstelling ge-
leidelijk om het gewenste comfort te
bereiken.
Schuif de knop van de luchttoevoer-
regeling in de stand "Toevoer van
buitenlucht".
Let er voor een gelijkmatige verdeling
van de lucht naar het interieur op dat
het luchtinlaatrooster en de uitstroom-
openingen in de auto niet afgedekt
worden. Zorg ervoor dat het interieur-
fi lter in een goede staat verkeert.
Om bij koude motor een te grote toe-
voer van koude lucht te voorkomen,
bereikt de ventilatie geleidelijk het
optimale niveau.
Om de airconditioning (toets A/C
) ef-
fectief te kunnen gebruiken, moeten
de ruiten zijn gesloten.
Als de temperatuur in de auto nadat
deze een tijd in de zon heeft gestaan
erg hoog is opgelopen, is het raad-
zaam het interieur enige tijd te laten
doorluchten.
Page 30 of 136
COMFORT28 -
Toevoer van buitenlucht.
VERWARMING
Draai de knop in 1
van de
4
standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
2. Regeling luchtopbrengst en
regeling luchttoevoer
Draai de knop in 1
van de
4
standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
Zet de knop, zodra de omstandig-
heden dit toelaten, weer in de stand
toevoer buitenlucht om het beslaan
van de ruiten te voorkomen.
Dit is de normale stand.
Geen toevoer van buiten-
lucht.
Deze stand dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten.
1. Regeling luchtopbrengst
Page 31 of 136
29COMFORT-
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een koud klimaat.
3. Temperatuurregeling
Naar behoefte in te stellen.
Van blauw (buitentemperatuur) tot
rood (warm).
4. Luchtverdeling
Deze instelling wordt aanbevolen on-
der warme weersomstandigheden.
Luchtstroom naar voorruit en
zijruiten (ontwasemen-ont-
dooien).
Ga voor het snel ontwasemen van
de voorruit en de zijruiten als volgt te
werk:
- Schuif de knop van de luchttoe-
voerregeling in de stand "Toevoer
van buitenlucht",
- Stel de temperatuur en de lucht-
opbrengst in op maximaal,
- Sluit de middelste ventilatieroos-
ters. Luchtstroom naar voorruit,
portierruiten en beenruimte.
Luchtstroom naar de been-
ruimte.
Luchtstroom naar interieur
(linker, rechter en middelste
ventilatieroosters).
Page 32 of 136
COMFORT30 -
Druk de schakelaar in om de
airconditioning in te scha-
kelen. Het verklikkerlampje
gaat branden.
2. Regeling luchtopbrengst en
toevoer van buitenlucht
Draai de knop in 1
van de
4
standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
AIRCONDITIONING
De airconditioning werkt niet als
de knop voor de regeling van de
luchtopbrengst in de laagste stand
staat.
Opmerking:
Laat voor een optimale
werking van de airconditioning de
ventilatieroosters openstaan.
1. Airconditioning
De airconditioning kan tijdens alle
seizoenen gebruikt worden. Het sy-
steem stelt u in staat de temperatuur
in het interieur `s zomers te verlagen
en zorgt in de winter bij temperaturen
boven 0°C voor een snelle ontwase-
ming van beslagen ruiten.