IN EEN OOGOPSLAG6-
  DE SLEUTELS 
 
Met de sleutels kunnen de sloten 
van zowel de portieren, de brand-
stofvuldop, de uitschakeling van de 
airbag aan passagierszijde als het 
contactslot worden bediend.  
STARTEN  
 
De afstandsbediening 
 
 
Centrale vergrendeling 
  Met behulp van de sleutel in het slot 
van de voorportieren kunnen de por-
tieren en de achterklep worden ver-
grendeld en ontgrendeld. 
  Als één van de portieren of de ach-
terklep is geopend, werkt de centrale 
vergrendeling niet. 
   
Met de afstandsbediening kunnen 
dezelfde functies worden uitge-
voerd. 
 
 
    
Ontgrendelen 
  Druk op de knop  B 
 om de auto te ont-
grendelen. 
  Dit wordt bevestigd door het snel 
knipperen van de richtingaanwijzers.  
   
Lokaliseren van de auto 
  Als de auto is vergrendeld, kan deze 
op een parkeerplaats worden gelo-
kaliseerd: 
   
 
 ) 
  Druk op de knop  A 
, en gedurende 
enkele seconden gaan de plafon-
niers branden en de richtingaan-
wijzers knipperen.  
   
 
  
 46  
 
     
Vergrendelen 
  Druk op de knop  A 
 om de auto te ver-
grendelen. 
  Dit wordt bevestigd door het ge-
durende ongeveer twee seconden 
branden van de richtingaanwijzers.     
STOP (S): 
  Het contact is afgezet. 
  Beweeg, om het stuurslot te ontgren-
delen, het stuur enigszins en draai 
tegelijkertijd aan de sleutel, zonder 
te forceren.  
   
Stand accessoires (A): 
  Het contact is afgezet, maar de ac-
cessoires functioneren wel.  
   
Stand aan (M): 
  Het contact staat aan.  
   
Stand starten (D): 
  De startmotor wordt in werking ge-
zet. 
  Laat de sleutel los zodra de motor 
is gestart. Zet de startmotor nooit in 
werking als de motor draait.  
  
         
        
        TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN48 -
   
*  
 Volgens land van bestemming.  
 
ALARMSYSTEEM *  
 
Het alarmsysteem bestaat uit twee 
typen beveiliging: 
   
 
-   de omtrekbeveiliging  
treedt 
in werking  als een portier, de 
motorkap of de bagageruimte 
  wordt geopend. 
   
-   de interieurbeveiliging 
 treedt in 
werking als er  beweging in het in-
terieur wordt waargenomen 
 
 (bre-
ken van een ruit of verplaatsing) 
.  
 
   
Inschakelen 
  Zet het contact af en verlaat de 
auto. 
  Schakel het alarmsysteem binnen 
5 minuten in door de auto te vergren-
delen met behulp van de afstandsbe-
diening (het rode lampje van de knop 
  1 
, van buitenaf zichtbaar, zal één 
keer per seconde knipperen).    
Let op 
  Wanneer bij het inschakelen van het 
alarm een portier, de bagageruimte 
of de motorkap niet helemaal ge-
sloten zijn, treedt de sirene even in 
werking. 
  Sluit de auto goed af zodat het alarm 
kan worden ingeschakeld. 
  Als de interieurbeveiliging tien keer 
achter elkaar is afgegaan, zal deze au-
tomatisch worden uitgeschakeld. Voor 
een goede werking is het noodzakelijk 
het alarm opnieuw in te schakelen.     Als het alarm afgaat, treedt de sirene 
in werking en knipperen de richting-
aanwijzers gedurende dertig secon-
den. 
  Nadat het alarm is gestopt, wordt het 
opnieuw ingeschakeld. 
   
Opmerking:  
Als u de auto wilt ver-
grendelen zonder het alarmsysteem 
in te schakelen, maak dan gebruik 
van de sleutel.  
   
Uitschakelen 
  Ontgrendel de auto met behulp van 
de afstandsbediening (het rode 
lampje van de knop  1 
 gaat uit). 
   
Opmerking: 
 als het rode lampje 
knippert is het alarm tijdens uw afwe-
zigheid afgegaan. 
  Het lampje zal stoppen met knippe-
ren bij het aanzetten van het con-
tact.    
Opmerking: 
 als het alarm is inge-
schakeld, maar de afstandsbedie-
ning niet meer werkt: 
   
 
 ) 
  ontgrendel de portieren met de 
sleutel en open het portier; het 
alarm gaat af; 
   
 ) 
  zet het contact binnen tien secon-
den aan; het alarm wordt uitge-
schakeld.  
 
   
Alleen de omtrekbeveiliging 
inschakelen 
  Schakel alleen de omtrekbeveiliging 
in als u tijdens uw afwezigheid een 
ruit een stukje open wilt laten of als er 
een huisdier in de auto achterblijft: 
   
 
● 
  Zet het contact af. 
   
● 
  Druk op de knop  2 
 totdat het 
lampje  1  continu blijft branden. 
   
● 
  Verlaat de auto. 
   
● 
  Druk op de vergrendelknop van 
de afstandsbediening. 
   
● 
  De portieren worden vergren-
deld. 
   
● 
  Het rode lampje van de knop 
knippert één keer per seconde.  
 
 
 
 
Storing 
 
Als, bij het aanzetten van het contact, 
het rode lampje op het midden van 
het dashboard blijft branden, duidt dit 
op een storing in de sirene. 
  Raadpleeg het CITROËN-netwerk 
om het systeem te laten controleren. 
  Breng geen wijzigingen aan 
het alarmsysteem aan, dit 
zou storingen kunnen ver-
oorzaken.