Page 145 of 245

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
18
Neem alle nodige veiligheidsmaatregelen om te zorgendat er geen waterschade aan de motor of andere componenten van de auto kan ontstaan.Water dat de luchtinlaat van de motor binnendringt kan ernstige schade veroorzaken.Water kan het vet van wiellagers afspoelen, hetgeen roest en voortijdige slijtage veroorzaakt, en kan ook deassen, transmissie en verdeelbak binnendringen, waarbij het de
smeerkwaliteit van detransmissievloeistof nadelig beïnvloedt.C355A04HP-GXT Full-time 4WD (bij permanente vierwielaandrijving)(Indien gemonteerd) 1. Keuzeschakelaarstand Deze wordt gebruikt om de verschillende standen te kiezen. AUTO Stand Het volledige motorvermogen wordt naar alle wielen overgebracht, vooreen optimale tractie. Gebruik deze stand bij normaal gebruik op een droog, nat of met sneeuw bedekt wegdek en/of bij het rijden in het terrein.
HHP2114
D090E01HP
Door water rijden Schakel de 4L modus in en rij langzaam door het water. De geadviseerde maximum diepte isongeveer 40 cm. Voordat u door water rijdt, zoals het oversteken van een ondiepe beek,eerst de diepte van het water en de stevigheid van de bodem controleren. Rijd langzaam (5 km/h) en vermijddiep water. 40 cm
Page 146 of 245

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
19
LOW
AUTO
1. Stop de auto.
2. Druk het koppelingspedaal (handbediende versnellingsbak) in of zet het keuzehandel (automatische transmissie) in deneutraalstand.
3. Draai de keuzeschakelaar in de
stand "AUTO".
Veilig met 4-wielaandrijving rijden
(1) Draag altijd de veiligheidsgordel.
(2) Rijd bij sterke zijwind met een lagere snelheid. Vanwege het hogere zwaartepunt wordt de stabiliteit door zijwind negatief beïnvloed. Door eenlagere snelheid wordt een betere beheersing van de auto gewaarborgd.
(3) Controleer de remwerking nadat in natte of modderigeomstandigheden is gereden. Druktijdens langzaam rijden het rempedaal enkele malen in totdat de normale remwerking isteruggekeerd. (4) Rijd met de auto niet door water
(zoals beekjes, rivieren, merenenz.).
(5) De remafstand van een auto met
constante 4-wielaandrijving isvrijwel gelijk aan die van een auto met 2-wielaandrijving. Bij rijden over een besneeuwdwegdek of een gladde en modderige weg moet voldoende afstand tot de voorganger worden gehouden.
(6) Omdat de aandrijfkrachten altijd op de 4 wielen wordt overgebracht,worden de prestaties van een automet constante 4-wielaandrijving sterk door de toestand van de banden beïnvloed. Zorg ervoor datalle vier banden dezelfde maat hebben en van hetzelfde type zijn.
o Wanneer één van de banden of wielen moet worden vervangen, moeten ze alle vier wordenvervangen.
o Met regelmatige intervallen
moeten de wielen wordengewisseld en de bandenspanning worden gecontroleerd.
LOW Stand Het volledige motorvermogen wordt naar alle wielen gestuurd, inclusief eenextra lage overbrenging voor situaties die om extra tractie vragen, zoals een nat of een met sneeuw bedekt wegdeken/of bij het rijden in het terrein. Vooral handig als extra aandrijfkracht wordt gevraagd.Gebruik de "LOW" stand niet op een droog wegdek. De controlelamp ( ) wordtingeschakeld, om u eraan te herinneren dat de vierwielaandrijving in de stand LOW is geschakeld. 2. Bediening keuzeschakelaar
AUTO
LOW
1. Stop de auto.
2. Druk het koppelingspedaal (handbediende versnellingsbak) in of zet het keuzehandel (automatische transmissie) in deneutraalstand.
3. Draai de keuzeschakelaar in de
stand "LOW".
Page 147 of 245

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
20
(7) Een auto met permanente 4-wielaandrijving kan niet met een normaal sleepvoertuig worden gesleept. Alle vier de wielen moeten vrij van de grond zijn alsde auto moet worden weggesleept.
o Als de auto wordt gesleept met slechts twee wielen vrij van de grond, kan de 4-wielaandrijving beschadigdraken.
o In noodgevallen, als de auto met
alle vier de wielen op de grond moetworden gesleept, mag hij alleen vooruit worden gesleept m.b.v. een sleepkabel.
o Tijdens het slepen op de volgende punten letten:
1. Zet het contactslot in de "ACC"of "ON" stand.
2. Plaats de versnellingshendel in de neutraalstand (bij automatische transmissie, stand "N")
3. Zet de handrem vrij. N.B.: Om ernstige schade aan uw auto met 4-wielaandrijving te voorkomen NIET sneller dan 15 km/h en NIETverder dan 1,5 km slepen.
(8) Als de auto met 4-wielaandrijving
op een rollentestbank wordt getest, moet dit een vierwielentestbank zijn.
LET OP:
Tijdens deze tests nooit de handrem inschakelen.
Vrijlooprollen
HHP1034
Rollentestbank
!
!WAARSCHUWING:
Uw auto is uitgerust met banden die zijn ontworpen voor een veilig weggedrag en goedebestuurbaarheid. Geen velgen en banden gebruiken die anders zijn dan de velgen enbanden die origineel op uw auto zijn gemonteerd. Montage van onjuiste banden op uw auto kan hetweggedrag nadelig beïnvloeden, waardoor u de controle over de auto kunt verliezen en zelfs over de kop kunt slaan, met ernstig letsel tot gevolg.Let er bij het vervangen van banden op, dat alle vier de wielen het zelfde formaat, type, profiel, merk endraagvermogen hebben. Als u toch banden en/of velgen op uw auto monteert die niet door Hyundai zijnaanbevolen, ga dan hiermee niet de openbare weg op.
Page 148 of 245

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
21
(9) Sneeuwkettingen mogen alleen op
de alle wielen worden aangebracht.
(10) Als de voor- of achterwielen in de
modder blijven steken, moetovermatig doorslippen worden voorkomen. Er kan schade aan het aandrijfsysteem ontstaan.
Rijden op droge verharde wegen en snelwegen Kies AUTO voor rijden op droge verharde wegen. Vooral op drogesnelwegen moet nooit LOW worden gekozen. Rijden op besneeuwde of gladde wegen Kies AUTO of LOW in overeenstemming met de wegomstandigheden en druk hetgaspedaal gelijkmatig in zodat soepel wordt weggereden. Rijden op zandige of modderige wegen Kies LOW en druk vervolgens het gaspedaal gelijkmatig in zodat soepel wordt weggereden. Houd het gaspedaal iets ingedrukt en wijzig destand zo weinig mogelijk. Rijd met een lage snelheid. Een steile helling oprijden Kies LOW zodat het motorkoppel maximaal kan worden benut. Een steile helling afrijden Kies LOW zodat het remvermogen van de motor maximaal kan wordenbenut en rijd langzaam naar beneden. (bij permanente vierwielaandrijving) Door water rijden
D090E01HP
40 cm
!
o In het uitzonderlijke geval dat een
auto met 4-wielaandrijving op een tweewielentestbank moet worden getest, moeten de instructies hieronder nauwkeurig wordenopgevolgd.
1. Breng de bandenspanning op
de voorgeschreven waarde.
2. Plaats de achterwielen op de
rollentestbank zoals afgebeeld.
3. Zet de handremrem vrij.
4. Plaats de voorwielen op de
vrijlooprollen; zoals afgebeeld.
WAARSCHUWING:
Ga tijdens de rollenbanktest nietvoor de auto staan. De auto kan tijdens de test vooruit springen enernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Page 149 of 245

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
22
!!LET OP:
o Als een auto met constante 4- wielaandrijving is opgekrikt, mag de motor niet worden gestart enmogen de wielen niet worden gedraaid. Hierdoor is het is mogelijk dateen draaiend wiel de grond raakt, waardoor de auto van de krik valt.
o Indien één van de voor- of achterwielen in modder, sneeuwenz. begint door te draaien, kande auto soms worden vrijgereden door het gaspedaal iets verder in te drukken; voorkom echter datde motor langdurig met een hoog toerental draait, omdat dan schade aan het 4-wielaandrijfsysteem kan ontstaan. WAARSCHUWING:
o Voorkom hoge bochtsnelheden.
o Maak geen snelle stuurwielbewegingen, zoals plotseling van rijbaan veranderen of snelle scherpe bochten.
o Het gevaar voor kantelen neemt sterk toe als bij hoge snelheid demacht over het stuur verloren gaat.
o Bij een ongeval heeft een inzittende die geenveiligheidsgordel draagt meerkans op zeer ernstig letsel dan iemand die wel een veiligheidsgordel draagt.
o De macht over het stuur gaat vaak verloren als twee of meerwielen in de berm komen en debestuurder door te sterk terugsturen weer op de weg probeert te komen.
o Als de auto in de berm raakt, stuur dan niet scherp terug.Verminder in dat geval eerstsnelheid voordat wordt geprobeerd op de weg terug te sturen.
Schakel de LOW modus in en rijlangzaam door het water.De geadviseerde maximum diepte is ongeveer 40 cm. Voordat u door water rijdt, zoals hetoversteken van een ondiepe beek, eerst de diepte van het water en de stevigheid van de bodem controleren.Rijd langzaam (5 km/h) en vermijd diep water. Neem alle nodigeveiligheidsmaatregelen om te zorgen dat er geen waterschade aan de motor of andere componenten van de autokan ontstaan. Water dat de luchtinlaat van de motor binnendringt kan ernstige schadeveroorzaken. Water kan het vet van wiellagers afspoelen, hetgeen roest en voortijdigeslijtage veroorzaakt, en kan ook de assen, transmissie en verdeelbak binnendringen, waarbij het de
smeerkwaliteit van de transmissievloeistof nadelig beïnvloedt.
Page 150 of 245

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
23
Op deze wegen moet met verminderde snelheid worden gereden. De veiligheidsvoorzieningen van eenauto met ABS mogen niet worden uitgeprobeerd bij hoge snelheid of in bochten. Hierdoor kan deveiligheid van uzelf of van anderen in gevaar komen.
ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS)
C120A02A-AXT (Indien gemonteerd) Het antiblokkersysteem (ABS) is ontworpen om, tijdens plotselingremmen of bij gevaarlijke wegomstandigheden, het blokkeren van een wiel te voorkomen.Een regeleenheid registreert de snelheid van het wiel en controleert de druk naar iedere rem. Op deze wijzezal, in een noodsituatie of bij een glad wegdek het antiblokkeersysteem de controle over het voertuig tijdens hetremmen verbeteren. N.B.: Indien het antiblokkeersysteem in werking treedt, kan in het rempedaal een lichte reactie gevoeld worden, tijdens het remmen.Ook is een klikkend geluid in het motorcompartiment onder het rijden waarneembaar.Dit zijn normale verschijnselen ten teken dat uw antiblokkeersysteem goed functioneert.
WAARSCHUWING:
Het ABS voorkomt geen ongelukken als gevolg van onjuist en gevaarlijk rijgedrag. Zelfs al is de beheersingvan de auto tijdens noodremmingen verbeterd, toch moet altijd een veilige afstand wordenaangehouden. Onder extreme wegomstandigheden moet desnelheid altijd worden verminderd. Onder de volgende omstandigheden kan de remwegvoor auto's met ABS zelfs langer zijn dan voor auto's zonder ABS.
o Op wegen met een ruwe wegdek of als ze zijn bedekt met grind of sneeuw.
o Bij het rijden met sneeuwkettingen.
o Op wegen waar kuilen in het wegdek aanwezig zijn of waar de hoogte van het wegdek ongelijk is.!
Page 151 of 245

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
24
!
OPMERKINGEN MET BETREKKING TOT DEREMMEN
ZC140A1-AX
WAARSCHUWING:
Plaats geen voorwerpen op de hoedenplank achter de achterbank.Bij een aanrijding of plotseling afremmen kunnen dergelijke voorwerpen naar voren schuivenwaardoor de wagen wordt beschadigd of inzittenden verwondingen kunnen oplopen.
o Controleer voor het wegrijden of de handrem is vrij gezet en de controlelamp voor de handrem niet brandt.
o Bij het rijden in de regen of door water en nadat de wagen isgewassen, kunnen de remmen nat worden. Natte remmen zijngevaarlijk! Natte remmen hebben een langere remweg tot gevolg en de wagen kan naar één kant trekken.Rij voorzichtig als u vermoedt dat de remmen nat zijn. Wanneer de wagen niet normaal remt, zijn de remmen
! LET OP:
o Start de motor nooit met de keuzehendel in de vooruit- of achteruitstand terwijl één van deachterwielen is opgekrikt en het andere wiel op de grond staat; hierdoor kan de auto van de krikschieten.
o Gebruik alleen de aanbevolen olie
voor LSD in de achteras. Ziepagina 9-4 voor de aanbevolen oliespecificaties.
SPERDIFFERENTIEEL (LSD)
D190A01HP-GXT (Indien gemonteerd) Een sperdifferentieel, indien gemonteerd, bevindt zich alleen in deachteras. Het kenmerk van een sperdifferentieel wordt hierna beschreven:Evenals bij een conventioneel differentieel kan in een bocht het wiel aan de ene zijde sneller draaien danaan de andere zijde. Het voordeel van een sperdifferentieel t.o.v. een conventioneel differentieel is: als bijeen sperdifferentieel het wiel aan de ene zijde grip verliest, wordt op het wiel met grip aan de andere zijde een grotergedeelte van het aandrijfkoppel overgebracht om de aandrijving te verbeteren.
Page 152 of 245

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
25
waarschijnlijk nat en zal er meer druk op het rempedaal moetenworden uitgeoefend of trekt de wagen bij het remmen naar één kant. Druk, om de remmen tedrogen, licht op het rempedaal totdat de wagen weer normaal remt. Heeft dit geen resultaat, zet de wagen danzo snel mogelijk stil en bel uw Hyundai dealer voor assistentie.
o Plaats de versnellingshandel niet in neutraal als u bergafwaarts rijdt. Ditkan gevaarlijk zijn. Houd altijd een versnelling ingeschakeld, rem dewagen af en schakel vervolgens naar een lagere versnelling zodat op de motor kan worden afgeremd.
o Laat uw voet niet op het rempedaal rusten. Dit kan gevaarlijk zijn doordatde remmen hierdoor te heet kunnenworden en niet meer optimaal functioneren.
o Als u een lekke band krijgt, druk dan licht op het rempedaal. Zodra uvoldoende snelheid heeft verminderd en het zonder gevaarmogelijk is, rijd de wagen dan van de weg af en breng hem tot stilstand. Als uw wagen is uitgerust met een automatische transmissie laat hemdan niet "kruipen". Vermijd dit dooruw voet op het rempedaal te houden wanneer de wagen tot stilstand is gekomen.
o Wees voorzichtig bij het parkeren op een helling. Trek de handremaan en plaats de keuzehandel instand "P" (automatische transmissie) of in de eerste of achteruit versnelling(handgeschakelde versnellingsbak). Als u de wagen op een helling parkeert, draai dan de voorwielen ineen zodanige stand dat de wagen niet kan wegrollen. Leg zonodig blokken voor of achter de wielen.
o Een aangetrokken handrem kan vastvriezen. Deze kans is aanwezigwanneer zich sneeuw of ijs om of bijde achterremmen heeft opgehoopt of als de remmen nat zijn. Als u denkt dat deze kans aanwezig is,zet de wagen dan tijdelijk op de handrem en zet de versnellingshandel in neutraal resp.bij automatische transmissie in stand "P". Blokkeer de achterwielen zodat de wagen niet kan wegrollen. Zetdaarna de handrem vrij.ECONOMISCH RIJDEN
ZC150A1-AX Als u onderstaande richtlijnen opvolgt maakt u het meest economische gebruik van uw wagen mogelijk:
o Rijd gelijkmatig. Vermijd snel accelereren. Geef gelijkmatig gas tot de gewenste snelheid is bereikten houd deze snelheid zoveel mogelijk constant. Vermijd snel accelereren tussen verkeerslichten.Pas uw snelheid aan de rest van het verkeer aan zodat u niet onnodig hoeft te schakelen. Vermijd zoveelmogelijk druk verkeer. Houd een veilige afstand tot andere voertuigen zodat u niet onnodig hoeft teremmen. Hierdoor vermindert u tevens slijtage aan het remsysteem.
o Vermijd hoge snelheden. Hoe sneller u rijdt, hoe meer brandstof wordtverbruikt. Het rijden met gelijkmatige snelheden, vooral opautosnelwegen, is één van de meest effectieve manieren om het brandstofverbruik te verlagen.