Page 129 of 245

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
2
C010A01HP-AXT WAARSCHUWING : UITLAATGASSEN KUNNEN GEVAARLIJK ZIJN!
Uitlaatgassen kunnen bijzonder gevaarlijk zijn. Ruikt u uitlaatgas in het interieur, open dan direct de ruiten.
o Niet inademen. Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide: een kleur-en reukloos gas dat bewusteloosheid of dood door verstikking tot gevolg kan hebben.
o Let erop dat het uitlaatsysteem niet lekt. Het uitlaatsysteem moet regelmatig worden gecontroleerd. Laat de wagen zo snel mogelijk controleren wanneer u een verandering in geluid van de uitlaat waar neemt of een hard voorwerp de onderzijde van de wagen heeft geraakt.
o Laat de motor niet draaien in een afgesloten ruimte. Het is gevaarlijk de motor te laten draaien in uw garage; zelfs als de deuren openstaan. Laat de motor nooit langer in de garage draaien dan nodig is om de motor te starten en de wagen naar buiten te rijden.
o Vermijd langdurig stationair draaien van de motor met passagiers in de wagen. Indien het nodig is de motor langdurig te laten draaien met passagiers in de wagen, zorg er dan voor dat de wagen in een open omgeving staat met de luchttoevoer in de stand voor frisse lucht. Laat bovendien de aanjager met eenhoge snelheid draaien zodat verse lucht in het interieur wordt aangezogen. Indien vanwege te vervoeren objecten met geopende achterklep moet worden gereden, moet als volgt worden gehandeld:
1. Alle ruiten worden gesloten
2. De zijventilatieroosters open staan
3. De luchttoevoer in de stand voor frisse lucht staat, de zijventilatieroosters in de stand "Floor" of "Face" staat en dat de aanjager met een hoge snelheid draait.
Voor het waarborgen van een goede werking van het ventilatiesysteem moet er op worden gelet dat de roosters voor de voorruit vrij zijn van sneeuw, ijs, bladeren etc.
!
Page 130 of 245

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
3
!
DE MOTOR STARTENVOOR HET STARTEN VAN DE MOTOR
ZC030A1-AX Controleer voor het starten van de motor de onderstaande punten:
1. Controleer de wagen op lekke
banden, olie-of waterlekkage of andere tekenen van beschadiging.
2. Controleer na het instappen of de
handrem is aangetrokken.
3. Controleer of de stoel, rugleuning
en hoofdsteun in de juiste stand staan.
4. Controleer de stand van de
achteruitkijkspiegel en debuitenspiegels.
5. Controleer of alle portieren gesloten
zijn.
6. Gesp uw veiligheidsgordel om en controleer of alle inzittendeneveneens de veiligheidsgordelhebben omgegespt.
7. Schakel verlichting en accessoires
uit die niet nodig zijn.
8. Controleer met de contactsleutel in de stand "ON" of alle controlelampenwerken en of u voldoende brandstofheeft. C030A01HP-GXT Start-/contactslot met stuurslot
o Zet bij de handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshandel in neutraal en druk het koppelingspedaal volledig in.
o Zet bij een automatische transmissie de keuzehandel in de stand "P"(parkeerstand).
o Draai de contactsleutel in de stand "START" en laat hem los zodra demotor aanslaat. Bedien destartmotor niet langer dan 15 seconden achtereen.
N.B.: Om veiligheidsredenen kan de mo- tor alleen worden gestart als de keuzehandel in de stand "P" of "N"staat (automatische transmissie).
WAARSCHUWING:
Uw auto is uitgerust met banden die zijn ontworpen voor een veilig weggedrag en goedebestuurbaarheid. Geen velgen en banden gebruiken die anders zijn dan de velgen enbanden die origineel op uw auto zijn gemonteerd. Montage van onjuiste banden op uw auto kan hetweggedrag nadelig beïnvloeden, waardoor u de controle over de auto kunt verliezen en zelfs over dekop kunt slaan, met ernstig letsel tot gevolg. Let er bij het vervangen van bandenop, dat alle vier de wielen het zelfde formaat, type, profiel, merk en draagvermogen hebben. Als u tochbanden en/of velgen op uw auto monteert die niet door Hyundai zijn aanbevolen, ga dan hiermee niet deopenbare weg op.
Page 131 of 245

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
4SLEUTELSTANDEN
!
ZC050A1-AX
WAARSCHUWING:
Als de wagen nog rijdt mag de motor niet worden afgezet en mag decontactsleutel niet worden verwijderd.
"START" In deze stand wordt de motor gestart. De startmotor blijft draaien totdat de sleutel wordt losgelaten. N.B.: Bedien de startmotor niet langer dan 15 seconden achtereen. "ON" In deze stand is de ontsteking ingeschakeld en kunnen alle elektrische accessoires in werkingworden gesteld. Als de motor niet draait mag de contactsleutel niet in de "ON" stand blijven staan. Hierdoor wordt deaccu ontladen en kan schade aan het ontstekingssysteem ontstaan. N.B.: Zie voor meer informatie de rubriek "Starten van de motor". "ACC" Met de contactsleutel in de stand "ACC" kunnen de radio en andere elektrische verbruikers worden ingeschakeld.
C040A01E
LOCK
ACC
ON
START
!WAARSCHUWING: (Alleen Dieselmotor)
Om er bij koud weer voor te zorgen dat voldoende vacuüm in het remsysteem aanwezig is nadat demotor is gestart, moet de motor enige tijd stationair draaien zoals in de volgende tabel is aangegeven. Nadat de motor is gestart moet eerst de controlelamp voor het remvacuüm zijn gedoofd, voordat met de auto mag wordenweggereden. Wanneer de bovenstaande proce- dure niet wordt opgevolgd, kan voorhet verkrijgen van de noodzakelijke remwerking een grotere pedaalkracht nodig zijn.
Buitentemperatuur
Boven -15°C(5°F)
Beneden -15°C(5°F) Opwarmtijd
3 minuten of langer 6 minuten of langer
Page 132 of 245

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
5
"LOCK" In deze stand kan de contactsleutel worden verwijderd en aangebracht. Het stuurslot treedt in werking als desleutel wordt verwijderd. Voor het ontgrendelen moet de contactsleutel worden aangebracht en wordengedraaid, het kan hierbij nodig zijn het stuurwiel iets te bewegen. N.B.: Om het stuurwiel te ontgrendelen moet de contactsleutel worden aangebracht en moeten hetstuurwiel en de sleutel gelijktijdig worden gedraaid.
!
HET STARTEN VAN DE MO- TOR
ZC090D2-FX Het verwijderen van de contactsleutel
1. Plaats de contactsleutel in de stand
"ACC".
2. Druk de contactsleutel in en draai
deze tegelijkertijd tegen de klok in van stand "ACC" naar stand "LOCK".
3. De sleutel kan in de stand "LOCK"
verwijderd worden. C050A01A-AXT Geef geen gas. Bedien de startmotor tot de motor aanslaat.
WAARSCHUWING:
Laat de motor nooit in een gesloten of slecht geventileerde ruimte draaien. Koolmonoxide is reukloosen kan fataal zijn.
LOCK
C070C01E C050A01E
ACC
ON
START
Page 133 of 245

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
6
!
N.B.: Indien de motor niet binnen 2 seconden na het voorverwarmen is gestart, draai de contactsleutel dan nogmaals in de stand "LOCK",houdt hem gedurende 10 seconden in deze stand en draai hem vervolgens in de stand "ON", zodatopnieuw wordt voorverwarmd. WAARSCHUWING:
Verzeker u ervan dat de koppeling volledig is ingetrapt als de motor bij een handgeschakelde autogestart wordt. Anders bestaat de mogelijkheid dat er in of buiten de auto iemandschade oploopt ten gevolge van de voor-of achteruitbeweging van de auto als de koppeling niet geheel isingetrapt tijdens het starten.
5. Draai de contactsleutel in de stand "Start" en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
Gele lamp "ON"
C050B01HP
Gele lamp "OFF"
C050B01HP-GXT NORMALE STARTPROCEDURE
1. Breng de contactsleutel aan en gesp
de veiligheidsgordel om.
2. Trek de parkeerrem aan.
3. Zet bij een handgeschakelde
versnellingsbak het versnellingshandel in neutraal en druk het koppelingspedaal volledig in.Zet bij een automatische transmissie het keuzehandel in de stand "P" (parkeerstand).
4. Draai, bij voertuigen met een controlelamp voor het voorgloeien,de contactsleutel in de stand "ON"(Alleen Dieselmotor). Eerst zal de controlelamp oplichten en daarna doven, hetgeen betekent dat hetvoorgloeien heeft plaatsgevonden en de motor kan worden gestart.
Page 134 of 245

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
7
C055B02HP-GXT STARTEN EN AFZETTEN VAN EEN MOTOR METTURBOCOMPRESSOR EN IN-TERCOOLER (Dieselmotor)
(1) Laat de motor direct na het starten niet snel draaien en accelereer niet abrupt. Als de motor koud is moethij enkele seconden stationair draaien voordat wordt weggereden, zodat een voldoende smering vande turbocompressor gewaarborgd is.
(2) Nadat met hoge snelheid is gereden of wanneer de motor langdurigzwaar is belast, moet de motor even stationair draaien, zoalsaangegeven in de volgende tabel, alvorens de motor af te zetten. Door dit stationair draaien kan deturbocompressor afkoelen voordat de motor wordt afgezet.HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
!WAARSCHUWING:
Zet de motor niet direct af nadat hij zwaar belast is. Hierdoor kanernstige schade aan de motor of de turbocompressor ontstaan. Tijd voor
stationair draaien
Niet nodig Ca. 20 seconden Ca 1 minuut Ca 2 minuut
Rij-omstandigheden
Normaal Hoge snelheid Rijden in heuvelachtig terrein of langdurig snellerdan 100 km/h Tot 80 km/hTot 100 km/h
ZC090A3-AX
Uw Hyundai is voorzien van een versnellingsbak met conventioneel schakelpatroon. Dit schakelpatroon isop de knop van de versnellingshandel aangebracht. De versnellingsbak is geheel gesynchroniseerd voor allevooruitversnellingen hetgeen het schakelen naar een hogere of lagere versnelling vergemakkelijkt.
HHP3017
Page 135 of 245

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
8
!
LET OP:
Wanneer men terugschakelt van de vijfde naar de vierde versnelling,dient men er goed op te letten dat men niet abusievelijk de versnellingshendel zover opzij duwtdat men naar de tweede versnelling schakelt. Zo'n drastische terugschakeling kan ervoor zorgendat het motortoerental oploopt tot het punt dat de toerenteller de rode zone ingaat. Zo'n hoog toerental kan beschadiging aan de motor veroorzaken. ZC090B1-AX Het gebruik van de koppeling Bij het schakelen moet het koppelingpedaal geheel wordeningedrukt. Laat uw voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal rusten. Dit heeft onnodige slijtage totgevolg. Laat de koppeling niet slippen. Houd het koppelingspedaal niet gedeeltelijk ingedrukt om de wagen opeen helling stil te houden. Dit heeft onnodige slijtage tot gevolg. Gebruik de handrem om de wagen op eenhelling te blokkeren.
N.B:
o Voor het inschakelen van de
achteruitversnelling moet de versnellingshandel tenminste 3seconden in de neutraalstand staan nadat de wagen tot stilstand is gebracht. Schakel hierna deachteruitversnelling in.
o Bij lage temperaturen kan het
schakelen wat zwaarder gaan totde versnellingsbakolie is opgewarmd. Dit is normaal en niet schadelijk voor deversnellingsbak.
o Als de eerste of de
achteruitversnelling moeilijk kanworden ingeschakeld, zet de versnellingshendel dan in neutraal en laat hetkoppelingspedaal opkomen. Druk het pedaal vervolgens opnieuw in en schakel de eerste/achteruitversnelling in.
o Laat uw hand tijdens het rijden
niet op de versnellingshendelrusten, omdat dit voortijdige slijtage van de schakelvorken tot gevolg kan hebben.
Page 136 of 245

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
9
C070E02A-GXT AANBEVOLEN SCHAKELPUNTEN De hierboven aangegeven schakelpunten worden aanbevolen voor een optimaal brandstofverbruiken voor optimale prestaties. Versnelling
1-2 2-3 3-44-5
Aanbevolen snelheid (km/u)
20 40 55 75
!
C070D02O-AXT De juiste rijstijl
o Plaats de versnellingshandel nooit in neutraal bij het bergafwaarts rijden. Dit is bijzonder gevaarlijk. Laat altijd een versnelling ingeschakeld.
o Laat uw voet niet op het rempedaal rusten. Hierdoor kunnen de remmente heet worden waardoor zij nietmeer optimaal functioneren. Neem bij het bergafwaarts rijden uw voet van het gaspedaaal en schakel tijdigeen lagere versnelling in. Hierdoor remt de wagen op de motor af en vermindert de rijsnelheid.
o Neem gas terug alvorens een lagere versnelling wordt ingeschakeld.Hierdoor wordt voorkomen dat demotor met een te hoog motortoerental draait hetgeen schade tot gevolg kan hebben.
o Neem gas terug bij zijwind. Hierdoor heeft u meer controle over de wagen.
o Let er op dat de wagen geheel stil staat voordat de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, anders kan de versnellingsbak worden beschadigd. Druk voor het inschakelen van deachteruitversnelling hetkoppelingspedaal geheel in, zet de versnellingshandel in neutraal en schakel vervolgens de achteruit in.
o Wees bijzonder voorzichtig bij het rijden op een glad wegdek. Dit geldtvooral bij het remmen, optrekken ofhet schakelen. Op een glad wegdek en bij het abrupt wijzigen van het motortoerental kunnen deaangedreven wielen de grip verliezen waardoor de wagen in een slip raakt.
WAARSCHUWING:
o Voorkom hoge bochtsnelheden.
o Maak geen snelle stuurwielbewegingen, zoals plotseling van rijbaan veranderen of snelle scherpe bochten.
o Draag altijd veiligheidsgordels. Bij een ongeval heeft eeninzittende die geenveiligheidsgordel gebruikt duidelijk meer kans op ernstig letsel dan iemand die wel eenveiligheidsgordel gebruikt.