
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
11
HHP2003 B040C01HP
Vergrendelen
B040B01A-AXT Portieren met behulp van sleutel afsluiten en openen.
o Het portier wordt vergrendeld en
ontgrendeld met behulp van een sleutel.
o Vergrendelen geschiedt door de sleutel naar de voorzijde van dewagen te draaien en ontgrendelendoor hem naar de achterzijde van de wagen te draaien. B040C02Y-AXT Van buitenaf vergrendelen De portieren kunnen zonder gebruik van een sleutel worden vergrendeld. Ga hierbij als volgt te werk: zet aan debinnenzijde de slotschakelaar in de stand "LOCK", zodat het rode merkteken op de schakelaar niet meerzichtbaar is, vervolgens kan het portier worden gesloten. Het portier kan niet worden vergrendeldals bij gesloten voorportieren de sleutel zich nog in het contactslot bevindt. Dit is normaal.
Ontgrendelen
N.B.:
o Als het portier op deze wijze wordt
vergrendeld, moet erop worden gelet dat de sleutel niet in de autoachterblijft.
o Om diefstal te voorkomen, moet
altijd de contactsleutel wordenverwijderd en moeten alle portieren worden vergrendeld als de auto onbewaakt achterblijft.

1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
12
Vergrendelen
B040G01HP
Ontgrendelen
B040G01HP-GXT Centrale deurvergrendeling De schakelaar van de centraledeurvergrendeling bevindt zich in de armsteun van de chauffeur. Hij wordt bediend door de schakelaar in tedrukken. Als de achterdeur open is wanneer de schakelaar ingedrukt is, zal de deur op slot zitten nadat hijgesloten is. Als de voordeur geopend is als de schakelaar wordt ingedrukt dan zal de deur op slot zitten na hetsluiten van het portier.HHP2008
B040E04A-AXT Kindersloten alleen achterportieren Uw wagen is voorzien van kindersloten op de achterportieren. Bij ingeschakeld kinderslot kan het portier niet vanbinnenuit worden geopend. Om de kinderslotfunctie in te schakelen, zodat het portier niet van binnenuit kan worden geopend, de hendel in de stand " " zetten en hetportier sluiten. Beweeg de hendel in de stand " " om terug te keren naar normaledeurbediening. Het portier kan van buitenaf met de handgreep aan de buitenzijde worden geopend.
Vergrendelen
HHP2004
Ontgrendelen
B040D01S-AXT Portieren van binnenuit afsluiten Voor het afsluiten van de wagen van binnenuit is het voldoende het portier te sluiten en de vergrendelingsknop in de "LOCK"-stand te drukken. Hierna ishet niet meer mogelijk het portier met de binnen- of buitenhandgreep te openen. N.B.: Als het portier is afgesloten is de rode markering op devergrendelingsknop niet zichtbaar.

1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
15
!
B070D01HP-AXT Uitschakelfase
LET OP:
De alarminstallatie kan alleen met de afstandsbediening worden uitgeschakeld. Kan de installatieniet met de afstandsbediening worden uitgeschakeld, ga dan als volgt te werk:
1. Ontgrendel het portier met de sleutel; hierdoor wordt het alarm geactiveerd.
2. Steek de sleutel in het contactslot
en draai de sleutel in de stand"ON".
3. Wacht 30 seconden. Nadat de bovenstaande handelingen zijn uitgevoerd, wordt de alarminstallatie uitgeschakeld.
B070D01HP-1
Het systeem wordt op de volgende wijze uitgeschakeld: Het bestuurders- of passagiersportier wordt ontgrendeld door het indrukken van de "UNLOCK" toets van de afstandsbediening. Na het uitvoeren van de bovengenoemde handelingenknipperen de richtingaanwijzers tweemaal om aan te geven dat het systeem is uitgeschakeld. N.B.: Als een van de portieren, de achterklep of de motorkap niet binnen 30 seconden wordtgeopend, wordt het systeem weer ingeschakeld.
B070F01A-GXT Afstandsbediening (Keyless Entry System)(Indien gemonteerd) Portieren vergrendelen
1. Sluit alle portieren.
2. Druk de toets "LOCK" op de
afstandsbediening in.
3. Nadat de portieren zijn vergrendeld, knipperen de richtingaanwijzers eenmaal, om aan te geven dat hetsysteem is ingeschakeld.
Portieren ontgrendelen
1. Druk de toets "UNLOCK" op de afstandsbediening in.
2. Nadat de portieren zijn ontgrendeld,
knipperen de richtingaanwijzers tweemaal, om aan te geven dat het systeem is uitgeschakeld.

1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
17
Om de beweging van de ruit te stoppen, moet de schakelaar opnieuw licht worden ingedrukt en vervolgens worden losgelaten. Om de bediening van de achterportierruiten door de achterpassagiers te voorkomen, is inde armleuning van het bestuurdersportier een blokkeerschakelaar (2) aangebracht.Om de bediening van de achterportierruiten te voorkomen, moet deze blokkeerschakelaar wordeningedrukt. Om deze blokkering weer op te heffen, moet de blokkeerschakelaar (2) opnieuwworden ingedrukt.
HHP2013
(2)
B060A02HP
Sluiten
Openen
N.B.: Als de contactsleutel in de "ACC" of de "LOCK" stand is gedraaid, is het nog 30 sec mogelijk om deelektrisch bediende portierruiten te bedienen. Wanneer de voorportieren zijn geopend en decontactsleutel wordt in de stand "Lock" gezet en vervolgens verwijderd, kunnen de portierruitenniet worden geopend of gesloten.
!WAARSCHUWING:
(1) Let er bij het sluiten van een ruit op dat hoofd of handen niet bekneld raken.
(2) Probeer nooit de hoofdschakelaar en desubschakelaar tegelijkertijd integenovergestelde richting te bedienen, omdat de ruit dan stopt en het niet meer mogelijkis deze te openen of te sluiten.
(3) Laat kinderen nooit alleen in de
wagen achter. Verwijder voorhun veiligheid altijd de contactsleutel.

1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
40
De veiligheidsgordel met gordelspanner werkt op dezelfde wijzeals de veiligheidsgordel met oprolautomaat ELR (Emergency Lock- ing Retractor =noodblokkeringssysteem). Als de auto sterk wordt afgeremd of als de inzittende zich te snel naar vorenbeweegt, blokkeert de veiligheidsgordel. Bij een voldoende zware frontaleaanrijding wordt de gordelspanner geactiveerd, waardoor de veiligheidsgordel strakker tegen hetlichaam van de inzittende wordt getrokken.
B180B01HP
Airbageenheid voor bestuurderszijde1
2 3Airbageenheid voor passagierszijde
!WAARSCHUWING:
Om maximaal te profiteren van de veiligheidsgordel met gordelspanner:
1. Gesp de veiligheidsgordel altijd correct om.
2. Stel de veiligheidsgordel correct af.
Het systeem van veiligheidsgordels met gordelspanner bestaat uit devolgende belangrijke onderdelen. De montageplaatsen zijn in de afbeelding aangegeven.
1. SRS airbag controlelamp
2. Veiligheidsgordel met
gordelspanner
3. SRS regeleenheid N.B.:
o Zowel de gordelspanner voor de
bestuurder als de voorpassagier worden onder bepaaldeomstandigheden bij een frontale aanrijding geactiveerd. De gordelspanners kunnen alleenworden geactiveerd, of als de frontale aanrijding ernstig genoeg is, samen met de airbags.
o Bij het activeren van de gordelspanners is er een hardgeluid hoorbaar en komt er fijnestof (dat op rook kan lijken) vrij in de auto. Dit is normaal en niet gevaarlijk.
o Hoewel het ongevaarlijk is kan de huid door de fijne stofgeïrriteerd raken en moet het nietgedurende langere tijd worden ingeademd. Daarom moeten de handen en het gezicht zorgvuldigworden gewassen nadat bij een aanrijding de gordelspanners zijn geactiveerd.

1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
45
!
o Alvorens een zekering te
vervangen of een accukabel los te maken, moet de contactsleutel in de stand "LOCK" wordengedraaid of worden verwijderd. Vervang nooit zekering nummer 12 als de contactsleutel in destand "ON" staat. Als deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, gaat deonderhoudsindicatie branden. HPB110C1-FX Onderhoud van het airbagsysteem Het airbagsysteem is praktisch onderhoudsvrij; het is niet toegestaan zelf werkzaamheden eraan uit te voeren. Het gehele airbagsysteemmoet 10 jaar na de productiedatum van de auto door een officiële Hyundai dealer worden gecontroleerd. Alle werkzaamheden aan het airbagsysteem, zoals het verwijderen,aanbrengen, repareren of werkzaamheden aan het stuurwiel moeten worden uitgevoerd door eengekwalificeerde Hyundai monteur. Onvakkundig uitgevoerde werkzaamheden aan hetairbagsysteem kunnen ernstig persoonlijk letsel tot gevolg hebben.
B240C01HP
WAARSCHUWING:
o Als wijzigingen worden uitgevoerd aan de diverse componenten en de bedrading van het airbagsysteem, inclusiefhet aanbrengen van voorwerpen op het stootvlak van het stuurwiel of wijzigingen worden uitgevoerdaan het stuurwiel, kan de werking van het airbagsysteem worden beïnvloed en persoonlijk letseltot gevolg hebben.

1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
56
B260T02HP-GXTControlelamp ingeschakeld 4WD HIGH(Alleen part-time 4WD)
Als het contact in de stand "ON" wordt gezet, gaat de waarschuwingslamp ingeschakelde 4WD branden en dooftdeze na enkele seconden. Deze waarschuwingslamp gaat branden als de keuzeschakelaar in stand 4H wordtgezet.
LET OP:
Als de waarschuwingslampingeschakelde 4WD ( ) knippert of samen met de 4WD LOW waarschuwingslamp ( ) brandttijdens het rijden, geeft dit aan dat er een storing in het vierwielaandrijvingsysteem is. Laatuw auto dan zo spoedig mogelijk door een officiële Hyundai dealer controleren.
B260R01HP-GXT
Waarschuwingslamp 4WD LOW
Als het contact in de stand "ON" wordt gezet, gaat de waarschuwingslamp van de 4WD (vierwielaandrijving)branden en dooft na enkele seconden. Deze waarschuwingslamp gaat branden als de keuzeschakelaar in destand laag wordt gezet (part-time 4WD: 4L stand, full-time 4WD: Low stand).
LET OP:
Als de waarschuwingslamp nietdooft of gaat knipperen, geeft dit aan dat er een storing is in deautomatische transmissie of in de T.C.U. (Transmission Control Unit - transmissiemoduul). Laat uw autozo spoedig mogelijk door een officiële Hyundai dealer controleren.
B260U01TB-GXT Controlelamp immobi- lizer (Diefstalbeveiliging)(Dieselmotor)
Deze controlelamp gaat enkele seconden branden nadat de contactsleutel in stand "ON" isgedraaid. U kunt nu de motor starten. De controlelamp dooft zodra de motor loopt. Als de controlelamp dooft voordatde motor wordt gestart, moet u de contactsleutel in stand "LOCK" draaien en de motor opnieuw starten. Als decontrolelamp gedurende 5 seconden gaat knipperen wanneer de sleutel instand "ON" wordt gedraaid, betekentdit dat het imobilizersysteem niet werkt. Raadpleeg de uitleg van de "Limp home"-procedure (noodlooppro-cedure, zie pag. 1-9) of wend u tot uw Hyundai-dealer.
!
!

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
4SLEUTELSTANDEN
!
ZC050A1-AX
WAARSCHUWING:
Als de wagen nog rijdt mag de motor niet worden afgezet en mag decontactsleutel niet worden verwijderd.
"START" In deze stand wordt de motor gestart. De startmotor blijft draaien totdat de sleutel wordt losgelaten. N.B.: Bedien de startmotor niet langer dan 15 seconden achtereen. "ON" In deze stand is de ontsteking ingeschakeld en kunnen alle elektrische accessoires in werkingworden gesteld. Als de motor niet draait mag de contactsleutel niet in de "ON" stand blijven staan. Hierdoor wordt deaccu ontladen en kan schade aan het ontstekingssysteem ontstaan. N.B.: Zie voor meer informatie de rubriek "Starten van de motor". "ACC" Met de contactsleutel in de stand "ACC" kunnen de radio en andere elektrische verbruikers worden ingeschakeld.
C040A01E
LOCK
ACC
ON
START
!WAARSCHUWING: (Alleen Dieselmotor)
Om er bij koud weer voor te zorgen dat voldoende vacuüm in het remsysteem aanwezig is nadat demotor is gestart, moet de motor enige tijd stationair draaien zoals in de volgende tabel is aangegeven. Nadat de motor is gestart moet eerst de controlelamp voor het remvacuüm zijn gedoofd, voordat met de auto mag wordenweggereden. Wanneer de bovenstaande proce- dure niet wordt opgevolgd, kan voorhet verkrijgen van de noodzakelijke remwerking een grotere pedaalkracht nodig zijn.
Buitentemperatuur
Boven -15°C(5°F)
Beneden -15°C(5°F) Opwarmtijd
3 minuten of langer 6 minuten of langer