1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
80HANDREM
B530A01HP
ZB290A1-AX Trek voor het verlaten van de wagen altijd de handrem aan. Met de contactsleutel in de stand "ON" of"START" gaat de controlelamp branden zodra de handrem wordt aangetrokken. Vóór het wegrijden moetde handrem geheel vrij worden gezet. De controlelamp moet dan gedoofd zijn.
o De handrem wordt in werking gesteld
door de hefboom omhoog te trekken.
o Voor het vrijzetten moet de hefboom iets omhoog worden getrokken en de knop aan de voorzijde wordeningedrukt. De hefboom wordt dan met ingedrukte knop naar beneden gedrukt.
ACHTERKLEP
!
B540A01FC-GXT
WAARSCHUWING:
De achterklep moet tijdens het rijden altijd volledig gesloten zijn. Bij geheel of gedeeltelijk geopende achterklep kunnen giftigeuitlaatgassen in het interieur komen, hetgeen gevaarlijk voor de gezondheid van de inzittende is.Zie de extra waarschuwingen betreffende uitlaatgassen op bladzijde 2-2. B540A01HPBedienen van elektrische binnenspiegel (Type B) Druk op de toets ON/OFF ( ) om de elektrische dag-/nachtstand van debinnenspiegel in te schakelen. Zodra de motor draait, worden de lichtreflecties automatisch gedimd.Als de selectiehendel in de achteruitstand (R) wordt gezet, wordt de binnenspiegel in de helderste standgezet om het uitzicht naar achteren zo duidelijk mogelijk te maken. Druk nogmaals op de toets ON/OFF( ) om de elektrische dag- /nachtstand van de binnenspiegel uit te schakelen.
LET OP:
Gebruik voor het reinigen van de spiegel een papieren doekje ofvergelijkbaar materiaal dat vochtig is gemaakt met glasreiniger. Spuit niet direct glasreiniger op despiegel. Hierdoor kan er glasreiniger in de spiegel komen.!
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
17
specifieke constructiekenmerken ligt het zwaartepunt hoger dan bijgewone auto's. Een voordeel van de grotere bodemvrijheid is het betere zicht op de weg, zodatproblemen eerder worden voorzien. Een dergelijke auto is niet bestemd om met dezelfde snelheid als meteen conventionele 2-wiel aangedreven auto door een bocht te rijden, net zo min als een laaggebouwde sportauto geschikt is voor terreinrijden. Voorkom, indien mogelijk, scherpe bochten of abruptemanoeuvres. Evenals bij andere auto's van dit type, kan bij een onjuist gebruik de controle over de autoverloren gaan of kan de auto kantelen.
o Houd het stuurwiel bij het rijden in terrein niet aan de binnenzijde aande stuurwielspaken vast. Het stuurwiel kan plotseling verdraaienen de handen verwonden. Houd het stuurwiel bij het rijden in het terrein altijd stevig aan de buitenrand vast.
o Rijd bij sterke zijwind met lagere snelheid. Door het hoge zwaartepuntvan de auto wordt de stabiliteit door zijwind nadelig beïnvloed. Door eenlagere snelheid kan de auto beteronder controle worden gehouden.
o Controleer de werking van de
remmen nadat door modder of wa-ter is gereden. Druk het rempedaal bij langzaam rijden meerdere keren in, totdat de normale remwerking isteruggekeerd.
o Bij het rijden met vierwielaandrijving
op vlakke en normale wegen kunnenbij het verdraaien van het stuurwiel grote krachten optreden en kan schade ontstaan.
Rijden op droge verharde wegen en snelwegen Kies 2H (2WD) voor rijden op droge verharde wegen. Vooral op drogesnelwegen moet nooit 4H of 4L (4WD) worden gekozen. Rijden op besneeuwde of gladde wegen Kies 4H of 4L in overeenstemming met de wegomstandigheden en druk het gaspedaal gelijkmatig in zodat soepelwordt weggereden. Rijden op zandige of modderige wegen Kies 4H of 4L en druk vervolgens het gaspedaal gelijkmatig in zodat soepelwordt weggereden. Houd het gaspedaal iets ingedrukt en wijzig de stand zo weinig mogelijk. Rijd met eenlage snelheid. Een steile helling oprijden Kies 4L zodat het motorkoppel maximaal kan worden benut. Een steile helling afrijden Kies 4L zodat het remvermogen van de motor maximaal kan worden benut en rijd langzaam naar beneden.(bij permanente vierwielaandrijving)