Page 217 of 324

215
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege
accu.
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn. Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Voordat u werkzaamheden uitvoert
Zet de auto stil, trek de parkeerrem aan,
zet de versnellingsbak in de neutraalstand
en zet ver volgens het contact af.
Controleer of alle elektrische functies van
de auto zijn uitgeschakeld.
Toegang tot de accu
F Verwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de pluspool (+).
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
Op de motor is een afzonderlijk massapunt
aangebracht.
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Toegang:
F
O
pen de motorkap met de hendel in
het interieur en gebruik ver volgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F
Be
vestig de motorkapsteun.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu (externe
accu of een accu van een andere auto) en
startkabels of een startbooster. Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12 V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van
de motor (ventilator, aandrijfriemen enz.)
bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
8
In geval van pech
Page 218 of 324

216
F Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait.
F
N
eem ver volgens de kabels in
omgekeerde volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.De accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
A
ls u voornamelijk korte ritten maakt.
-
V
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's met een
nominale spanning van 12 V.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
Z
et het contact af.
F
S
chakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
e n z .) .
F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
In geval van pech
Page 219 of 324

217
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt
aan:
-
D
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A .
-
D
e zwarte minkabel (-) op het
massapunt C van de auto.
F
Z
et na afloop van het laden eerst
acculader B uit voordat u de kabels
losneemt van accu A . Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting
van het Stop & Start-systeem ernstig
beschadigd raken.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.
Accu loskoppelen
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, dak),
F
s
chakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
e n z .) u i t .
F
z
et het contact af en wacht vier minuten.
Koppel bij de accu alleen de pluspool (+) los.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog
om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen.
8
In geval van pech
Page 220 of 324

218
Na het weer aansluiten van de accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut alvorens
d e motor te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen (afhankelijk van de uitvoering):
-
d
e sleutel met afstandsbediening,
-
h
et elektrische zonnescherm/de elektrische
zonneschermen,
-
enz.Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.
Slepen
U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het verwijderbare sleepoog.
Toegang tot het gereedschap
Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat
van de bagageruimte.
Toegang tot het gereedschap:
F
o
pen de achterklep,
F
t
il de vloerplaat op,
F
n
eem het sleepoog uit de houder.
Weer aansluiten van de plusklem (+)
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) .
F
D
ruk de accupoolklem B volledig omlaag.
F
B
eweeg hendel A omlaag om accupoolklem
B te vergrendelen.
In geval van pech
Page 221 of 324

219
Slepen van uw auto
Zet de versnellingsbak in de
neutraalstand.
Als u dit niet doet, is het mogelijk
dat bepaalde onderdelen van het
remsysteem beschadigd raken en dat de
rembekrachtiger na het starten niet meer
werkt.
Slepen van een andere autoAlgemene aanwijzingen
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Controleer of het gewicht van de
trekkende auto hoger is dan van de auto
die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van
de gesleepte auto blijven zitten. Deze
persoon moet beschikken over een geldig
rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem-
en stuurbekrachtiging niet.
Schakel in de volgende gevallen een
professioneel bergingsbedrijf in:
-
a
ls de auto is gestrand op de
autosnelweg of autoweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de
versnellingsbak in de neutraalstand te
zetten, het stuurslot te ontgrendelen of
de parkeerrem vrij te zetten,
-
a
ls het niet mogelijk is de auto met een
automatische transmissie te slepen
met draaiende motor,
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op
de grond,
-
b
ij het ontbreken van een
goedgekeurde sleepstang.
F
D
ruk met uw vinger op het bovenste deel
van het klepje in de voorbumper (zoals
hierboven aangegeven) om het los te
maken.
F
D
raai het sleepoog volledig vast.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand
beperkt. F
D
raai het sleepoog volledig vast.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand
beperkt.
8
In geval van pech
Page 222 of 324

220
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de elektrische
parkeerrem, en met name over het
parkeren van de auto met vrijgezette
parkeerrem.
Brandstoftank leeg
(diesel)
Bij auto's met dieselmotor is het in het geval
van een lege brandstoftank noodzakelijk om
het brandstofsysteem te ontluchten.
Raadpleeg voor alle uitvoeringen, uitgezonderd
die met een BlueHDi-motor, de afbeelding van
de desbetreffende motorruimte.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de tankbeveiliging
(diesel).
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig
dan uw startpoging en herhaal de
procedure.
Met BlueHDi 100 S&S BVM5-,
BlueHDi 115 S&S-
en BlueHDi 120 S&S-motor
Met BlueHDi 100 S&S
BVM6-, BlueHDi 130 S&S-
en BlueHDi 180 S&S-motor
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 1 minuut en zet het
contact af.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten.
Als de motor niet wil starten, voer dan de
procedure nogmaals uit.
Overige motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
O
pen de motorkap.
F
M
aak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F
B
edien de handopvoerpomp totdat er
weerstand wordt gevoeld (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn).
F
B
edien de startmotor om de motor te starten
(als de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan
ongeveer 15
seconden en start de motor
opnieuw).
F
A
ls de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en ver volgens de startmotor opnieuw.
F
B
reng de sierkap van de motor aan en klem
deze vast.
F
S
luit de motorkap.
F
V
ul de brandstoftank met minimaal 5
liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 6
seconden en zet het
contact af.
F
H
erhaal de handelingen 10 keer.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten.
In geval van pech
Page 223 of 324

221
Technische gegevens
motoren en
aanhangergewichten
Motoren
De technische gegevens van de motor van uw
auto staan vermeld op het kentekenbewijs en in
de commerciële documentatie.Het maximumvermogen komt overeen
met de op de testbank gehomologeerde
waarde, onder de omstandigheden die zijn
vastgelegd in de Europese regelgeving
(richtlijn 1999/99/EG).
Raadpleeg voor meer informatie een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gewichten en
aanhangergewichten
De gewichten een aanhangergewichten van uw
auto staan vermeld op het kentekenbewijs van
uw auto en in de commerciële documentatie.
U vindt deze waarden ook op het
constructeursplaatje.
Raadpleeg voor meer informatie een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats. Het maximaal toelaatbare treingewicht
(GTW) en de aanhangergewichten gelden
tot een hoogte van maximaal 1000
meter.
Het opgegeven aanhangergewicht dient voor
elke extra 1000 meter met 10% te worden
verminderd.
De aanbevolen kogeldruk is het gewicht dat op
de trekhaakkogel mag rusten.
Bij hoge buitentemperaturen kunnen de
prestaties van de auto minder worden
om de motor te beschermen. Als de
buitentemperatuur meer dan 37°C
bedraagt, moet het treingewicht worden
verminderd.
Het trekken van een aanhanger met een
licht beladen auto heeft een negatieve
invloed op het rijgedrag.
Met een aangekoppelde aanhanger heeft
de auto een langere remweg.
Rijd bij het trekken van een aanhanger
nooit sneller dan 100 km/h (houd u aan de
ter plaatse geldende regels).
Als de buitentemperatuur hoog is, is het
raadzaam om na het stilzetten van de auto
de motor 1 tot 2
minuten stationair te laten
draaien zodat deze beter kan afkoelen.
9
Technische gegevens
Page 224 of 324
222
Motoren en aanhangergewichten – BENZINE
MotorPureTech 110 S&S BVM5 PureTech 110 S&S BVM6 PureTech 110 BVM5
Versnellingsbak Handgeschakeld,
5 versnellingen Handgeschakeld,
6 versnellingen Handgeschakeld,
5 versnellingen
Code EB2DT BE5EB2ADT STT MB6 EB2DTM BE5
Carrosserievariant BerlineSWBerline SWBerline SW
Modelcode LPHNZBLRHNZB LPHNPPLRHNPP LPH N VA LR H N VA
Cilinderinhoud (cm
3) 11 9 911 9 911 9 9
Max. vermogen: ECE-norm (kW) 818181
Brandstof LoodvrijLoodvrijLoodvrij
Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan
treingewicht) (kg) helling max. 10% of 12% 120 0
11 0 01315120 0 120 0 11 0 0
Aanhanger ongeremd (kg) 575630 575630 575630
Maximale kogeldruk (kg) 757175 7175 71
Technische gegevens