Page 9 of 324

7
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenredig over de
auto: plaats de zwaarste voor werpen in
de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever
een dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u daarbij aan
de bandenspanning die staat vermeld
op de sticker in de deuropening van het
bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oorafgaand aan een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet niet het reser vewiel en de banden van
een aanhanger of caravan. Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter, lucht- en interieurfilter
ver vangen enz.) en houd u daarbij aan het
in het onderhoudsschema van de fabrikant
voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof
uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000
km het gemiddelde brandstofverbruik
zich stabiliseert. Als bij een BlueHDi-dieselmotor het
SCR-systeem uitvalt, stoot uw auto meer
schadelijke stoffen uit dan toegestaan. Bezoek
in dat geval z.s.m. het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om er voor te
zorgen dat de uitstoot van stikstofoxiden van
uw auto weer aan de norm voldoet.
Voorkom langdurig gebruik van het Driver
Sport Pack (indien aanwezig) om het
brandstofverbruik te beperken.
.
Eco-rijden
Page 10 of 324

8
Instrumentenpaneel
Snelheidsmeter
Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
Koelvloeistoftemperatuur-
en brandstofniveaumeter
1.Brandstofniveaumeter.
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Display
Voor reizen in het buitenland kan
de eenheid van de afstand worden
aangepast: de snelheid moet namelijk
worden weergegeven in de officiële
eenheid van het land (km of mijl). U kunt
bij stilstaande auto de eenheid wijzigen
via het configuratiemenu van het scherm.
1. Motorolieniveaumeter.
2. Schakelindicator.
Stand van de selectiehendel.
3. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
4. Instellingen van de snelheidsregelaar of
snelheidsbegrenzer.
Met display 2:
Display instrumentenpaneel:
-
Schakelindicator.
-
S
tand van de selectiehendel.
-
S
tatus van de snelheidsbegrenzer of
-regelaar.
-
Snelheidslimietindicatie.
-
Kilometerteller.
-
Dagteller.
-
Onderhoudssleutel.
Afhankelijk van de pagina die met de knop op
het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar is
geselecteerd:
-
D
igitale snelheidsmeter.
-
Boordcomputer.
-
D
ynamische parameters van de auto (Driver
Sport Pack).
-
Eco-stand.
-
Rijhulpsystemen.
-
H
erhaling van de navigatieaanwijzingen.
Met display 1:
5.Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of mijl).
Deze functies worden na het aanzetten van
het contact achter elkaar weergegeven.
6. Dagteller (km of mijl).
Instrumentenpaneel
Page 11 of 324

9
Toetsen
A.Dimmer verlichting.
B. Resetten van de dagteller of de
onderhoudsindicator (afhankelijk van de
contex t).
Toerenteller
Toerenteller (x 1000 t /min of rpm).
Waarschuwings- en verklikkerlampjes
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met
een geluidssignaal en/of een melding op het
display.
Door het branden van het lampje te relateren
aan de werkingsfase van de auto kunt u
bepalen of de situatie normaal is of dat er
sprake is van een storing, zie de beschrijving
van ieder lampje voor meer informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Bepaalde rode of oranje
waarschuwingslampjes gaan enkele seconden
branden wanneer het contact is aangezet.
Deze waarschuwingslampjes gaan uit zodra de
motor wordt gestart.
Aanhoudend brandend
lampje
Bij een draaiende motor of tijdens het rijden,
wijst het branden van een rood of oranje
waarschuwingslampje op een storing die nader
onderzocht moet worden aan de hand van het
bijbehorende melding (indien weergegeven) en de
beschrijving van het lampje in de documentatie.
Wanneer een lampje blijft
branden
De aanduidingen (1) (2) en (3) in de
beschrijving van het lampje geven aan of
u naast de onmiddellijk aanbevolen acties
contact met een gekwalificeerde professional
moet opnemen.
(1) : zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
(2): neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
(3) : ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Tijdelijke weergave:
-
O
nderhoudsindicator (bij het aanzetten van
het contact).
-
O
lieniveaumeter (bij het aanzetten van het
contact, afhankelijk van de uitvoering).
-
A
ctieradius van de AdBlue voor het SCR-
systeem.
-
Waarschuwingsmeldingen.
Wanneer bij display
2 kort op toets B wordt
gedrukt, wordt een handmatige CHECK
uitgevoerd (herinnering onderhoudsdatum,
actieradius van de AdBlue voor het SCR-
systeem bij BlueHDi-uitvoeringen en actuele
waarschuwingen). De lampjes (weergegeven als symbolen)
informeren de bestuurder over een defect
(waarschuwingslampjes) of de werking van een
systeem (verklikkerlampjes in- of uitgeschakeld
systeem). Bepaalde lampjes branden op
twee manieren (vast of knipperend) en/of in
verschillende kleuren.
1
Instrumentenpaneel
Page 12 of 324

10
Lijst met waarschuwings- en verklikkerlampjes
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Rode lampjes
STOPBrandt permanent,
in combinatie
met een ander
waarschuwingslampje,
de weergave van
een melding en een
geluidssignaal. Geeft een ernstige storing van
de motor, het remsysteem, de
stuurbekrachtiging, de automatische
transmissie of een ernstige
elektrische storing aan.
Voer (1) en ver volgens (2) uit.
Motoroliedruk Brandt permanent. Er is een storing in de motorsmering. Voer (1) en ver volgens (2) uit.
Remsysteem Brandt permanent. Het remvloeistofniveau is te laag. Voer (1) uit en vul het niveau van de remvloeistof bij
met een door de fabrikant aanbevolen remvloeistof.
Wanneer het probleem blijft optreden (2) uitvoeren.
+ Branden permanent.
De elektronische remdrukregelaar
(EBD) is defect. Voer (1) en ver volgens (2) uit.
Parkeerrem Brandt permanent. De parkeerrem is aangetrokken of
niet goed vrijgezet.
Elektrische
parkeerrem Knippert.
De elektrische parkeerrem wordt niet
automatisch aangetrokken.
Het aantrekken/vrijzetten werkt niet. Voer (1) uit op een vlakke ondergrond (horizontaal).
-
b
ij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
-
b
ij auto's met een automatische transmissie: zet de
selectiehendel in stand P .
Voer ver volgens (2) uit.
Instrumentenpaneel
Page 13 of 324

11
Laadtoestand
accu* Brandt permanent.
Er is een storing in het
laadstroomcircuit van de accu
(vervuilde accuklemmen, aandrijfriem
dynamo niet correct gespannen of
gebroken enz.).Voer (1) uit.
Als de elektrische parkeerrem niet werkt, beveilig de auto dan op
de volgende manier tegen wegrollen:
F
B
ij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak: schakel
een versnelling in.
F
B
ij auto's met een automatische transmissie EAT6: zet de
selectiehendel in stand P .
F
B
ij auto's met een automatische transmissie EAT8: plaats de
meegeleverde wielblokken voor en achter een van de wielen.
Reinig de accupolen en -klemmen en zet de accuklemmen weer
vast. Als het waarschuwingslampje niet uitgaat wanneer de
motor is gestart, voer dan (2) uit.
* Afhankelijk van het verkoopland. Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Portier(en)
geopend
Brandt permanent, in combinatie met
een melding die het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft.Als een van de portieren of de
achterklep niet goed is gesloten
(snelheid lager dan 10 km/h).
Brandt permanent, in combinatie
met een melding die het
desbetreffende carrosseriedeel
aangeeft en een geluidssignaal.Als een van de portieren of de
achterklep niet goed is gesloten
(snelheid hoger dan 10 km/h).
Veiligheidsgordels
losgemaakt of niet
vastgemaaktBrandt permanent of
knippert in combinatie
met een geluidssignaal.Een van de veiligheidsgordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt.
Laag
brandstofniveau Brandt permanent,
met de naald in het
rode gebied. Als het lampje gaat branden, zit er
minder dan 6
liter brandstof in de
tank. Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen.
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is
,
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd raken.
1
Instrumentenpaneel
Page 14 of 324

12
Oranje lampjes
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Zelfdiagnosesysteem
motorKnippert.Er is een storing in het
motormanagementsysteem. De katalysator kan onherstelbaar beschadigd raken.
Voer verplicht (2) uit.
Brandt permanent. Er is een storing in de
emissieregeling. Het lampje moet na het starten van de motor uitgaan.
Voer snel (3) uit.
Service Brandt tijdelijk. Er zijn één of meer kleine storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
lampje gaat branden. Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van
de melding op het instrumentenpaneel.
Bepaalde storingen kunt u zelf verhelpen, zoals een
geopend portier of het begin van verzadiging van het
r o e t f i l t e r.
Voor andere problemen, zoals een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem, (3) uitvoeren.
Brandt permanent. Er zijn één of meer ernstige storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
lampje gaat branden. Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van
de melding op het instrumentenpaneel en voer dan
(3) uit.
+ Lampje Service
brandt permanent en
onderhoudssleutel
knippert en brandt
vervolgens permanent.Het inter val voor de onderhoudsbeurt
is overschreden.
Alleen bij BlueHDi-dieselmotoren.
Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel mogelijk
uitvoeren.
Brandt permanent,
in combinatie met
de melding "Storing
parkeerrem".
De functie automatisch vrijzetten
van de elektrische parkeerrem is niet
beschikbaar.
Voer (2) uit.
Instrumentenpaneel
Page 15 of 324

13
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Storing (in
elektrische
parkeerrem) Brandt permanent.
Storing in de elektrische parkeerrem. Voer snel (3) uit.
+ Branden permanent,
in combinatie met
de weergave van
de melding "Storing
parkeerrem".U kunt de auto niet meer met de
parkeerrem op zijn plaats houden
ter wijl de motor draait.
Als het handmatig aantrekken en vrijzetten niet
mogelijk is, is de hendel van de elektrische
parkeerrem defect.
De automatische functies moeten te allen tijde worden
gebruikt: ze worden automatisch geactiveerd bij een
storing in de hendel.
Voer (2) uit.
(1) : zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af. (3)
: ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
(2): neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
+
+ Knipperen als de auto
wegrijdt.
De parkeerrem is niet goed vrijgezet. Voer (1) uit en probeer de parkeerrem met de hendel
volledig vrij te zetten. Trap daarbij het rempedaal in.
Voer (2) uit als het probleem blijft bestaan.
1
Instrumentenpaneel
Page 16 of 324

14
Bandenspanning te
laagBrandt permanent, in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding. De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de
bandenspanning.
Reset na het aanpassen van de
spanning het controlesysteem.
+ Lampje Bandenspanning te laag
knippert en brandt vervolgens
permanent en lampje Service
brandt permanent. Storing in de functie: de
bandenspanning wordt niet meer
gecontroleerd.
Controleer zo snel mogelijk de
bandenspanning en voer (3) uit.
AdBlue
®
(toegang via de
bagageruimte) Brandt permanent zodra het
contact is aangezet, in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding van het aantal kilometers
dat u nog kunt rijden. De actieradius ligt tussen de 2400
en 600
km.Vul zo snel mogelijk AdBlue bij of
voer (3) uit.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
OorzaakActies/Opmerkingen
+
+
+ Storing (in elektrische
parkeerrem)
Branden permanent, in combinatie
met de weergave van de melding
"Storing parkeerrem". De parkeerrem werkt niet met
maximale efficiëntie en kan de auto
niet in alle omstandigheden veilig
op zijn plaats houden.
Om uw auto te beveiligen tegen
wegrollen:
F
P
arkeer de auto op een vlakke
ondergrond.
F
B
ij auto's met een
handgeschakelde versnellingsbak:
schakel een versnelling in.
F
B
ij auto's met een automatische
transmissie: selecteer P en plaats
de meegeleverde wielblokken voor
en achter een van de wielen.
Voer ver volgens (2) uit.
Instrumentenpaneel